ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5200
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- O. Anjewierden
- L.A.D. Lindenbergh
- I.M. Dölle
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de voortduring van voorlopige hechtenis in strafzaak
Op 20 maart 2000 heeft de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, waarbij de rechtbank het onderzoek hervatte na een schorsing op 19 januari 2000. De raadsman van de verdachte, mr. H. Anker, had op 17 maart 2000 verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die sinds 8 oktober 1999 in voorlopige hechtenis was genomen. De rechtbank heeft dit verzoek behandeld en gelet op artikel 69 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank overwoog dat de periode waarin de verdachte al van haar vrijheid was beroofd, evenals de aard en de ingewikkeldheid van de zaak, van belang zijn voor de beoordeling van de voortduring van de voorlopige hechtenis. De rechtbank constateerde dat er sinds de schorsing op 19 januari 2000 geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de voorlopige hechtenis konden rechtvaardigen.
Op basis van deze overwegingen kwam de rechtbank tot de conclusie dat er geen ernstige bezwaren meer aanwezig waren die het voortduren van de voorlopige hechtenis konden rechtvaardigen. De rechtbank besloot daarom de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen en haar onmiddellijk in vrijheid te stellen. De beslissing werd ter openbare terechtzitting uitgesproken.