ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5087
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- O. Anjewierden
- L.A.D. Lindenbergh
- A.J. Rietveld
- Rechtspraak.nl
Vonnis van de Rechtbank Leeuwarden inzake economische strafzaken en overtredingen van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren
In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 29 februari 2000 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, vertegenwoordigd door een directeur en een gemachtigde, bijgestaan door advocaat mr. W. Sleijfer. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 15 februari 2000 en het arrest van het hof van 21 oktober 1999. De verdachte werd beschuldigd van meerdere overtredingen van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, waarbij het openbaar ministerie werd verzocht niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging. De verdediging voerde aan dat de verdachte in een overmachtsituatie verkeerde door calamiteuze omstandigheden, maar dit verweer werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en oordeelde dat de voorlopige maatregelen onterecht waren gericht aan de verdachte, omdat deze niet in staat was om aan de voorwaarden te voldoen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke overtredingen van de vergunningseisen, door afvalwater te lozen op het Prinses Margrietkanaal in strijd met de opgelegde voorschriften. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de telasteleggingen onder 1, 2, 3 en 4 uitgesproken, maar sprak de verdachte vrij van andere telasteleggingen. De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld, nu er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De officier van justitie had een geldboete van f. 250.000,-- geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van f. 100.000,--. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 februari 2000, waarbij de rechtbank de officier van justitie ontvankelijk heeft verklaard in de vervolging.