ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN
sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Inzake het geding tussen:
L, wonende te Hindeloopen, verzoeker,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijefurd, verweerder,
gemachtigde: B.C. Star, werkzaam bij de sector wonen en werken van verweerders gemeente.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 november 1999 heeft verweerder met toepassing van art. 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) vrijstelling verleend voor het gebruik van gemeenschapscentrum "De Foeke" aan de Nieuwstad 47-49 te Hindeloopen als "Gemeenschapscentrum met bijbehorende horecafaciliteiten".
Door verzoeker is tegen dat besluit een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Tevens is de president van de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) verzocht het bestreden besluit te schorsen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 7 februari 2000. Verzoeker is in persoon verschenen, terwijl verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de derde-belanghebbende, de stichting "De Foeke", zijn verschenen: J.D.A. Langbroek, voorzitter, mevr. T. Nieuwland, penningmeester, en mevr. G. Dijkstra, bestuurslid. Gedeputeerde Staten van Fryslân (GS) zijn -met kennisgeving hiervan- niet verschenen.
2. Motivering
Artikel 8:81 van de Awb bepaalt dat de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Nu, voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, een bezwaarschrift is ingediend bij verweerder, acht de president verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek.
Naar het oordeel van de president is voorts genoegzaam aangetoond dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij schorsing van het bestreden besluit.
Voorzover de uit artikel 8:81 Awb voortvloeiende toetsing meebrengt dat het geschil in de -nog aanhangig te maken- bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de president daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel in de hoofdzaak is dat het bezwaar of beroep tegen het aangevallen besluit gegrond moet worden verklaard.
Ten aanzien van de hoofdzaak heeft de president van de rechtbank, komend tot een voorlopig oordeel, het volgende overwogen.
Ingevolge artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) - voor zover hier van belang - kunnen burgemeester en wethouders voor het gebied waarvoor een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een herziening van een bestemmingsplan ter inzage is gelegd - behoudens het bepaalde in het derde lid - vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits vooraf van GS de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben.
Op 7 januari 1999 heeft het stichtingsbestuur "De Foeke" om medewerking verzocht voor wijziging van de bestemming van gemeenschapscentrum "De Foeke", gelegen aan Nieuwstad 49 te Hindeloopen, in een horecabestemming. Met de wijziging wordt beoogd dat aanvullende horeca-activiteiten het mogelijk moeten maken "De Foeke" als gemeenschapscentrum te behouden.
Deze wijziging is in strijd met de bestemming "Bijzondere doeleinden-Openbare gebouwen" welke op grond van het vigerende bestemmingsplan "Hindeloopen-Beschermd Stadsgezicht" op het onderhavige perceel rust (art. 11).
In zijn vergadering van 23 maart 1999 heeft de raad van de gemeente Nijefurd ingevolge het bepaalde in artikel 21 WRO verklaard dat voor het onderhavige gebied een wijziging van het bestemmingsplan wordt voorbereid, waarbij de bestemming "Gemeenschapscentrum met bijbehorende horecafaciliteiten" zal worden. Tegen verweerders voornemen om onder toepassing van artikel 19 WRO deze vrijstelling te verlenen heeft onder meer verzoeker, die woonachtig is aan de Nieuwstad 45 te Hindeloopen, bedenkingen ingebracht. Verweerder heeft deze bedenkingen in de aanvraag om afgifte van de verklaring van geen bezwaar weerlegd, waarna GS op 28 oktober 1999 de verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven. Verweerder heeft vervolgens bij besluit van 9 november 1999 de gevraagde vrijstelling verleend, onder de voorwaarde dat er paar jaar op maximaal 24 dagen disco-activiteiten mogen plaatsvinden.
Verzoeker heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
Het standpunt van verzoeker:
In het pand met huisnummer 47 zijn geen horeca-activiteiten toegestaan, omdat de aanvraag van het stichtingsbestuur en de verklaring van geen bezwaar slechts betrekking hebben op het adres Nieuwstad 49. Privatisering is niet noodzakelijk, omdat het behoud van "De Foeke" met de jaarlijkse subsidiegelden voldoende is gewaarborgd. Voorts mag privatisering niet alleen berusten op de wens van de pachter om hogere inkomsten uit horeca-activiteiten te verkrijgen. Een horecabestemming doet afbreuk aan de rustige woonomgeving ter plekke en is daardoor in strijd is met één van de door verweerder zelf in de "horeca-regeling kernen" opgenomen criteria. Meer horeca-activiteiten zullen parkeeroverlast met zich meebrengen. Verzoekers woning is niet betrokken geweest bij het gehouden akoestisch onderzoek. Bij eventuele sluiting van "De Foeke" is niet gewaarborgd dat aan een opvolgend eigenaar ook nog beperkingen ten aanzien van het horecagebruik kunnen worden gesteld. Planologisch gezien is er nog niet eerder een café geweest, zodat de huidige wijziging een grote inbreuk op het geldende planologische regime is. Verzoeker vreest door de bestemmingswijziging waardevermindering van zijn woning.
Het standpunt van verweerder:
Het is al vele jaren bekend dat "De Foeke" zonder pachter geen toekomst heeft. Voor de pachter waren de huidige opbrengsten te gering om rendabel te kunnen zijn. Onderzoek heeft ook bevestigd dat om rendabel te draaien meer inkomsten uit horeca-activiteiten noodzakelijk zijn. Om het stichtingsbestuur na de privatisering van "De Foeke" meer armslag te geven voor de exploitatie van het gemeenschapscentrum, is vrijstelling verleend voor het gebruik als "gemeenschapscentrum met horeca-faciliteiten". Planologisch gezien bestaat er tegen de uitoefening van horeca-activiteiten geen bezwaar, omdat horeca-activiteiten verbonden aan een gemeenschapscentrum op zich als een normaal onderdeel daarvan kunnen worden beschouwd. De wijziging van de bestemming is feitelijk ten opzichte van het huidige planologische regime vrij klein. "De Foeke" blijft ook na overdracht van het pand aan het stichtingsbestuur primair een gemeenschapscentrum.
Het aantal disco-avonden is vastgesteld op maximaal 24 per jaar, een aantal dat minder is dan voorheen. Het pand voldoet inmiddels aan de geluidsvoorschriften van het Besluit Horeca-, Sport- en Recreatieinrichtingen Milieubeheer. Voor parkeeroverlast hoeft niet te worden gevreesd met een parkeerterrein in de nabijheid van "De Foeke", waarvan verzoeker geen gebruik hoeft te maken, aangezien hij over een parkeervergunning beschikt. Uit de aanvraag, het voorbereidingsbesluit en de verklaring van geen bezwaar blijkt dat de vrijstelling voor het gehele pand geldt, terwijl in het gemeentelijk GBA-systeem het gehele pand is aangegeven met het nummer 49.
Het standpunt van de derde-belanghebbende:
Horeca-activiteiten zijn noodzakelijk om het gemeenschapscentrum in stand te kunnen houden. Van toenemende geluidsoverlast zal geen sprake zijn. Het bruine café in het voormalige woongedeelte bestaat slechts uit 20 zitplaatsen, zodat daarvan evenmin overlast valt te vrezen.
In rechte:
De president overweegt het volgende.
Niet in geschil is dat het betrokken plan gedeeltelijk in strijd is met het ter plaatse van kracht zijnde bestemmingsplan. Aangezien tevens op het tijdstip van het verlenen van die vrijstelling een voorbereidingsbesluit van kracht was, als bedoeld in artikel 21 WRO en GS een verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven, was verweerder bevoegd vrijstelling te verlenen als bedoeld in artikel 19 WRO.
De president overweegt verder dat de verleende vrijstelling op het gehele pand Nieuwstad, nr. 47 en nr. 49, betrekking heeft, aangezien op de plankaart ten behoeve van het voorbereidingsbesluit het gehele pand is omkaderd. Voorts heeft verweerder ter zitting verklaard dat nr. 47 sinds 1975 niet meer in de bevolkingsadministratie GBA als zelfstandige woonruimte is opgenomen.
Vervolgens dient de president na te gaan of verweerder bij het gebruik maken van zijn bevoegdheid na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen en of verweerder niet in strijd heeft gehandeld met enig beginsel van behoorlijk bestuur of enig algemeen rechtsbeginsel.
De president overweegt dat volgens vaste jurisprudentie toepassing van de anticipatie-procedure, gezien de waarborgen waarmee de wetgever de totstandkoming van een bestemmingsplan heeft omkleed, slechts dan gerechtvaardigd kan worden geacht, indien met de uitvoering van de plannen waarvoor vrijstelling is verleend spoedeisende belangen zijn gediend en op voorhand reeds kan worden vastgesteld dat de belangen die worden geschaad door deze uitvoering ondergeschikt zijn te achten aan de belangen die daarmee worden gediend. Bij de toetsing aan deze maatstaf speelt voorts een rol de vraag naar de omvang van de inbreuk op het geldende planologische regime alsmede van de planologische uitstraling die het project op de omgeving heeft.
Verweerder heeft als dringende reden om de bestemmingswijziging op korte termijn te kunnen realiseren en niet te wachten tot het van kracht worden van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan aangevoerd, dat het bestaansrecht van "De Foeke" als gemeenschapscentrum op het spel staat. Voor de onderbouwing van dit standpunt heeft verweerder verwezen naar het voorstel aan de gemeenteraad van 23 maart 1999. Uit dit voorstel blijkt dat verweerder een onderzoek heeft gedaan naar de vraag op welke wijze "De Foeke" geprivatiseerd kon worden, waarbij de gemeenschapsactiviteiten nog plaats zouden kunnen vinden in "De Foeke", maar overigens ook voldaan kon worden aan de voorschriften die gelden voor een horecabestemming op het pand van "De Foeke". Verweerder heeft vervolgens op basis van besprekingen met onder andere het stichtingsbestuur gekozen voor de optie, waarbij het pand aan het stichtingsbestuur zal worden overgedragen en de bestemming van "De Foeke" zal worden gewijzigd in "Gemeenschapscentrum met bijbehorende horecafaciliteiten". Naar het oordeel van de president kan uit dit raadsvoorstel of uit andere stukken niet worden afgeleid dat de financiële situatie dusdanig nijpend was dat op korte termijn het gemeenschapscentrum met sluiting werd bedreigd of anderszins in moeilijkheden zou komen als niet gekozen zou worden voor uitbreiding van de horeca-activiteiten. Nu verweerder hiervan geen financile onderbouwing heeft verstrekt, is het voor de president niet mogelijk om te kunnen toetsen of er voldoende dringende redenen aanwezig zijn voor de wijziging van de huidige bestemming door middel van de anticipatieprocedure.
Het vorenstaande heeft tot gevolg dat de president niet kan vaststellen dat de belangen die worden geschaad door deze wijziging ondergeschikt zijn te achten aan de belangen die daarmee worden gediend.
Zoals hierboven reeds is overwogen dient bij de toetsing aan deze maatstaf mede een rol te spelen de vraag naar de omvang van de inbreuk op het geldende planologische regime alsmede van de planologische uitstraling die het project op de omgeving heeft. Met betrekking tot dit laatste heeft verweerder aangevoerd dat planologisch gezien er tegen de uitoefening van horeca-activiteiten geen bezwaar bestaat, omdat horeca-activiteiten verbonden aan een gemeenschapscentrum op zich als een normaal onderdeel daarvan kunnen worden beschouwd, zodat er geen sprake is van een omvangrijke inbreuk op het geldende planologische regime.
Naar het oordeel van de president zal van een ingrijpende inbreuk inderdaad geen sprake zijn voor zover het gaat om horeca-activiteiten die voortvloeien uit de sociaal-culturele activiteiten, die thuishoren in een gemeenschapscentrum, bijvoorbeeld verenigingsavonden. Voor in het gemeenschapscentrum georganiseerde disco-avonden ligt dit anders. Dergelijke disco-avonden zijn vooral gericht op het vermaak van toeristen en kunnen niet als normaal onderdeel van een gemeenschapscentrum worden beschouwd. Naar het voorlopig oordeel van de president kan dit ook niet worden gezegd van het café dat in het voormalige woongedeelte van het pand wordt gevestigd. De opening van het café betekent een wezenlijke uitbreiding van de huidige activiteiten.
Naar het voorlopig oordeel van de president volgt uit het vorenstaande dat de inbreuk op het huidige planologische regime groter is dan door verweerder wordt verondersteld.
Voorts overweegt de president dat getwijfeld kan worden aan verweerders stelling dat van de vrijstelling geen planologische uitstraling op de omgeving zal uitgaan.
Weliswaar zijn in verband met de disco-avonden inmiddels geluidsisolerende maatregelen getroffen ter voorkoming van geluidsoverlast vanuit het pand, maar ook speelt een rol de overlast die disco- en cafébezoekers bij het komen en gaan kunnen veroorzaken. Volgens verweerder kan een acceptabele beperking van de overlast voor de woonomgeving worden bereikt door het aantal disco-avonden te beperken tot 24 per jaar, terwijl eventueel dan nog veroorzaakte overlast een kwestie van openbare orde is waartegen op grond van de APV kan worden opgetreden. Met dit laatste miskent verweerder naar het voorlopig oordeel van de president dat met eventuele overlast in het kader van de belangenafweging van de vrijstelling wel degelijk rekening moet worden gehouden. Dit klemt te meer, nu uit de brief van 18 augustus 1998 van de omwonenden van "De Foeke" aan verweerder blijkt dat de kans op overlast zeker niet is uit te sluiten. Het belang van verzoeker op ongestoord woongenot is dus wel degelijk in geding.
De president wijst in dit verband ten slotte nog op de Horeca-regeling-kernen, behorende bij de Partiële herziening kernen bestemmingsplannen Nijefurd, goedgekeurd door de gemeenteraad op 24 november 1998, waarin recentelijk beleid is vastgelegd met als doel horeca-activiteiten niet ongebreideld over de kernen te laten uitwaaieren. Uit de betreffende plankaart blijkt dat de Nieuwstad waaraan "De Foeke" is gelegen geen onderdeel van dit kerngebied uitmaakt. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat vaststelling van die gebieden niet wil zeggen dat vestiging van nieuwe bedrijven buiten die zones uitgesloten c.q. onmogelijk is, maar dat hieraan dan wel zwaarwegende motieven ten grondslag moeten liggen.
Op verweerder rust dus in dit geval een extra motiveringsplicht om vestiging van een horecagelegenheid wel toe te staan, maar de president is gelet op het voorgaande van oordeel dat de door verweerder gegeven motivering van het bestreden besluit onvoldoende is, zodat niet kan worden vastgesteld of verweerder in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid.
De president ziet daarom aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening in die zin toe te wijzen dat het primaire besluit wordt geschorst tot twee weken nadat door verweerder opnieuw op het bezwaarschrift is beslist.
Verweerder wordt zodoende tijdens de bezwaarschriftprocedure in de gelegenheid gesteld het bestreden besluit nader te motiveren.
Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in artikel 8:74 Awb dient verweerder het door verzoeker gestorte griffierecht ad fl 225,= te vergoeden. De president wijst verweerders gemeente aan als de rechtspersoon die deze kosten aan verzoeker moet vergoeden.
De president acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Daarom wordt als volgt beslist.
De president van de rechtbank:
-wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het primaire besluit wordt geschorst tot twee weken nadat de beslissing op het bezwaarschrift bekend is gemaakt;
-bepaalt dat verweerders gemeente het betaalde griffierecht ten bedrage van fl 225,= aan verzoeker vergoedt.
Aldus gegeven door mr. D.J. Keur, fungerend president, en door hem in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2000 in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong als griffier.
w.g. J. de Jong
w.g. D.J. Keur
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.