ECLI:NL:RBLEE:2000:AA4839

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
19 januari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
H 98/0727
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.Tj. Terpstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van gerechtsdeurwaarder voor onterecht uitgesproken faillissement

In deze zaak, die voor de Rechtbank Leeuwarden werd behandeld, ging het om een vordering van WPT Nederland B.V. (WPT II) tegen Reinders Gerechtsdeurwaarder-Incasso B.V. naar aanleiding van een faillissement dat op 11 september 1997 was uitgesproken tegen de besloten vennootschap Wentzel Fototrading B.V. (WPT I). WPT II, vertegenwoordigd door curator mr. R. Verdonk, stelde dat Reinders onrechtmatig had gehandeld door het faillissement van WPT I aan te vragen zonder de eerder gemaakte afspraken na te komen. De rechtbank ontving processtukken van beide partijen, waaronder conclusies van eis, antwoord, repliek en dupliek, en beide partijen hebben producties overgelegd.

De rechtbank oordeelde dat Reinders een fout had gemaakt door de faillissementsaanvraag niet aan te houden, wat leidde tot onterecht uitgesproken faillissement van WPT I. Dit had schadelijke gevolgen voor WPT I, die haar onderneming moest verkopen en uiteindelijk ook failliet ging. De rechtbank stelde vast dat Reinders aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit deze onrechtmatige daad. De rechtbank oordeelde dat de directe kosten in verband met het verzet tegen het faillissement door Reinders vergoed moesten worden, maar dat WPT II niet voldoende had aangetoond dat er recht op buitengerechtelijke incassokosten bestond.

De rechtbank besliste dat Reinders tot betaling van fl. 4.467,52 moest worden veroordeeld, vermeerderd met wettelijke rente, en dat Reinders aansprakelijk was voor de schadelijke gevolgen van het faillissement van WPT I. De kosten van de procedure werden ook aan Reinders opgelegd. Dit vonnis werd uitgesproken op 19 januari 2000 door rechter mr. R.Tj. Terpstra.

Uitspraak

Uitspraak: 26 januari 2000
Rolnummer: H 98/0727
VONNIS
van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, enkelvoudige handelskamer, in de zaak van:
MR. R. VERDONK qq, curator in het faillissement van de besloten vennootschap
WPT NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Drachten,
eiser,
procureur: mr. R. Verdonk (eerst: mr. T.H. Pasma),
tegen
de besloten vennootschap
REINDERS GERECHTSDEURWAARDER-INCASSO B.V.,
gevestigd te Buitenpost,
gedaagde,
procureur: mr. V.M.J. Both.
PROCESGANG
De zaak is bij dagvaarding van 22 juni 1998 aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen. In de procedure zijn de volgende processtukken gewisseld:
- conclusie van eis van de zijde van eiser (in het vervolg: WPT II);
- conclusie van antwoord van de zijde van gedaagde (verder: Reinders);
- conclusie van repliek van de zijde van WPT II;
- conclusie van dupliek van de zijde van Reinders.
Beide partijen hebben producties overgelegd.
Ten slotte is door partijen vonnis gevraagd onder overlegging van de stukken, waarvan de inhoud als hier herhaald moet gelden.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. De vordering
1. De vordering van WPT II strekt er -na wijziging van eis- toe dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad :
Primair: Reinders veroordeelt tot betaling van fl. 12.819,47 en tot betaling van schadevergoeding, ex aequo et bono vast te stellen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juni 1998 tot aan de dag van de betaling;
Subsidiair: voor recht verklaart dat Reinders aansprakelijk is voor het op 11 september 1997 uitgesproken faillissement van de besloten vennootschap Wentzel Fototrading BV (WPT I) en gehouden is tot betaling van schadevergoeding aan WPT II nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juni 1998 tot aan de dag van de betaling;
Reinders veroordeelt in de kosten van de procedure.
2. Reinders heeft tegen de vordering verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van de
vordering en tot veroordeling van WPT II in de kosten van het geding.
1. De vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties onder meer het volgende vast:
1. Reinders heeft voor drie opdrachtgevers, crediteuren van WPT I, bij de arrondissementsrechtbank te Alkmaar een verzoek tot faillietverklaring van WPT I ingediend. Daarvoor heeft Reinders een advocaat ingeschakeld die op zijn beurt een procureur heeft benaderd.
2. LHB Management B.V. heeft als vertegenwoordigster voor WPT I onderhandeld met Reinders en met haar op 9 september 1997 de afspraak gemaakt Reinders de faillissementsaanvrage die op 11 september 1997 zou worden behandeld, gedurende drie weken zou laten aanhouden.
3. Op de faillissementszitting van de rechtbank Alkmaar van 11 september 1997 is geen verzoek om aanhouding gedaan en is het faillissement van WPT I uitgesproken. Na door WPT I gedaan verzet is het faillissement bij vonnis van 18 september 1997 vernietigd en zijn het salaris van de curator en de verschotten ten laste van WPT I gebracht.
4. WPT I heeft haar onderneming en haar beweerde vordering op Reinders, overgedragen aan WPT II waarvan is opgemaakt de overnameovereenkomst van 15 november 1997.
5. WPT I is op 2 april 1998 (opnieuw) failliet verklaard.
6. WPT II is bij vonnis van 22 januari 1999 van deze rechtbank in staat van faillissement verklaard en de curator heeft de procedure met machtiging van de rechter-commissaris overgenomen.
2. Het standpunt van WPT II
1. Reinders heeft een fout gemaakt en daardoor is WPT I ten onrechte in staat van faillissement verklaard. De daaruit voortgevloeide schade dient Reinders te vergoeden.
2. Door het ten onrechte uitgesproken faillissement heeft de onderneming een week stilgelegen. In die week is winst gederfd en zijn kosten gemaakt. Een opdrachtgever van WPT I heeft na te hebben gehoord van het faillissement zijn omvangrijke opdracht geannuleerd.
3. Ten gevolge van het ten onrechte uitgesproken faillissement en de schadelijke gevolgen daarvan heeft WPT I zich genoodzaakt gezien haar onderneming te verkopen en is zij op 2 april 1998 (alsnog) in staat van faillissement geraakt.
4. Voor zover J.Y. Wentzel op 12 december 1997 directeur is geworden van WPT II en de overeenkomst van 15 november 1997 daarom door een onbevoegde zou zijn aangegaan is deze vervolgens door WPT II bekrachtigd.
5. De overdracht van WPT I aan WPT II is een sterfhuisconstructie maar geen malafide.
3. Het standpunt van Reinders
1. Reinders heeft niet een overeenkomst tussen haar en WPT I geschonden omdat een dergelijke overeenkomst niet bestond. Ook heeft Reinders geen onrechtmatige daad gepleegd. Reinders heeft alles gedaan wat van haar verlangd kon worden. De ingeschakelde advocaat zowel als de procureur zijn geen ondergeschikten van Reinders.
2. De gestelde schade wordt betwist en die is in elk geval niet -uitsluitend- het gevolg van de faillietverklaring van 11 september 1997.
3. De beweerde vordering op Reinders heeft WPT I niet reeds op 15 november 1997 overgedragen aan WPT II. De overeenkomst van 15 november 1997 is voor zowel WPT I als WPT II ondertekend door de bestuurder/enig aandeelhouder J.Y. Wentzel die dat voor wat betreft WPT II op die datum (nog) niet was. Van een latere bekrachtiging door WPT II is niet gebleken.
4. De overdracht aan WPT II is een malafide sterfhuisconstructie.
Beoordeling van het geschil
5. Tegen de wijziging van eis is niet op de door de wet voorgeschreven wijze bezwaar gemaakt zodat de rechtbank op de gewijzigde eis zal recht doen.
6. Op 9 september 1997 is tussen de drie opdrachtgevers van Reinders, vertegenwoordigd door Reinders, en WPT I, vertegenwoordigd door LHB Management B.V., een overeenkomst gesloten. In strijd met die overeenkomst is de faillissementsaanvrage van WPT I, ingediend door de drie opdrachtgevers van Reinders, niet aangehouden en is het faillissement van WPT I uitgesproken. De oorzaak daarvan is dat een opdracht tot aanhouding van Reinders aan de door hem ingeschakelde advocaat niet tijdig bij de door deze aangezochte procureur is terecht gekomen. Dit bestempelt de rechtbank als een fout van Reinders die een onrechtmatige daad jegens WPT I oplevert. Reinders draagt het risico van een fout gemaakt door een door hem ingeschakelde niet-ondergeschikte. Voor die fout zouden (tevens) de opdrachtgevers en/of de opdrachtnemer(s) van Reinders kunnen worden aangesproken, maar het staat WPT II vrij, zoals zij in deze procedure doet, enkel Reinders verantwoordelijk te stellen.
7. Door de rechtbank Alkmaar zijn de faillissementskosten ten bedrage van fl. 7.634,88 ten laste van WPT I gebracht bij vonnis van 18 september 1997. Van dit vonnis waarbij het faillissement van WPT I is vernietigd, is geen hoger beroep mogelijk. Dat deze kosten ten laste van WPT I zijn gebracht heeft mogelijk te maken met het feit dat over deze kosten ter zitting geen debat is gevoerd, zoals blijkt uit het proces-verbaal van 18 september 1997. Voor wat betreft die kosten behoort dat naar het oordeel van de rechtbank voor risico van WPT I te komen.
1. Uit het vonnis kan echter niet zonder meer de conclusie worden getrokken hetgeen Reinders als verweer betoogt, dat de rechtbank Alkmaar de mening was toegedaan dat WPT I, ondanks de vernietiging van het faillissement, in de toestand verkeerde van te hebben opgehouden met betalen en die toestand bovendien aan zichzelf te wijten had.
2. Door het vonnis staat tussen WPT I en de aanvragers van het faillissement de verschuldigdheid van de kosten vast. Niet gebleken is dat WPT I met kracht van argumenten ter zitting heeft betoogd dat die kosten ten laste van de aanvragers behoorden te komen. Dit betekent dat dit bedrag niet een onderdeel kan vormen van de schade welke WPT II door Reinders vergoed wil zien; WPT I is immers haar schadebeperkingsplicht niet nagekomen.
8. Reinders verweert zich verder door te stellen dat de overeenkomst tussen WPT I en WPT II waarbij de vordering op Reinders wordt overgedragen, nietig of vernietigbaar is. De rechtbank is van oordeel dat WPT II op juiste wijze de vordering, welke zij op Reinders stelt te hebben, overgedragen heeft gekregen van WPT I. Er is een akte van overdracht -de overnameovereenkomst van 15 november 1997- en er is van de overdracht kennelijk mededeling gedaan aan Reinders die immers zelf een exemplaar van de akte in dit geding heeft gebracht. Dat er op 15 november 1997 mogelijk nog een gebrek kleefde aan de overdracht omdat J.Y. Wentzel nog niet bevoegd was voor WPT II op te treden, is opgelost doordat WPT II de overeenkomst heeft bekrachtigd, in ieder geval door in deze procedure uit hoofde van die overeenkomst te ageren.
9. De overdracht van de onderneming van WPT I aan WPT II wordt door beide partijen bestempeld als een sterfhuisconstructie. Het is de vraag of de slechte financiële situatie van WPT I, die volgens WPT II aanleiding vormde voor de overdracht, is ontstaan door het faillissement van 11 september 1997, een gevolg was van geheel andere oorzaken waaronder eigen schuld van WPT I, of beide.
1. De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval de directe kosten in verband met het verzet tegen het faillissement door Reinders vergoed dienen te worden. Het gaat om de nota van de advocaat die WPT I heeft bijgestaan bij het verzet ten bedrage van fl. 4.467,52, exclusief omzetbelasting.
2. Voor het overige zal de rechtbank de zaak verwijzen naar de schadestaatprocedure waarin de hierboven in rechtsoverweging 9 gestelde vraag aan de orde kan komen.
10. Voor wat betreft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van fl. 10.000,00 heeft WPT I niet aan zijn stelplicht voldaan, mede gelet op de betwisting door Reinders, door enkel te verwijzen naar diverse aansprakelijkheidsbrieven. Dit deel van de vordering van WPT I zal de rechtbank afwijzen.
11. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal Reinders worden verwezen in de kosten van deze procedure.
BESLISSING
De rechtbank
veroordeelt Reinders tot betaling van fl. 4.467,52 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juni 1998;
verklaart voor recht dat Reinders aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen van de faillietverklaring van WPT I op 11 september 1997 en veroordeelt Reinders tot de vergoeding van de schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
veroordeelt Reinders in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van WPT II begroot op fl. 4.084,45 aan verschotten en fl. 3.400,00 aan salaris procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. R.Tj. Terpstra en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 19 januari 2000.