ECLI:NL:RBLEE:2000:AA4595

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
21 januari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/1137
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake busroute door woonwijk De Ikkers

In deze zaak hebben verzoekers, [A], [B] en [C], wonende te Workum, op 16 juni 1999 een bezwaarschrift ingediend tegen de busroute door hun woonwijk 'De Ikkers'. Dit bezwaarschrift werd ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Nijefurd. Op 15 december 1999 hebben verzoekers de president van de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening waren dat de tijdelijke busroute voor verkeersonveilige situaties en overlast zorgde. De president heeft het verzoek behandeld op 19 januari 2000, waarbij verzoekers werden vertegenwoordigd door [B] en hun gemachtigde, mr. H.W. Knottenbelt. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A. Rispens.

De president heeft in zijn motivering aangegeven dat op basis van artikel 8:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De president heeft vastgesteld dat er geen beletselen zijn om aan te nemen dat hij bevoegd is om het verzoek te behandelen. Verzoekers hebben gesteld dat de busroute, die oorspronkelijk van 31 mei 1999 tot 23 juli 1999 zou duren, nog steeds door hun woonwijk loopt, wat leidt tot onveilige situaties en overlast.

Echter, de president heeft geoordeeld dat het bezwaarschrift van verzoekers niet gericht is tegen een besluit zoals bedoeld in artikel 1:3 lid 1 Awb. De president heeft geconcludeerd dat de publicatie van de busroute door de gemeente en het plaatsen van verkeersborden niet kunnen worden aangemerkt als een besluit dat onder de Awb valt. Daarom heeft de president het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en het bezwaarschrift van verzoekers niet-ontvankelijk verklaard. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Keur, fungerend president, op 21 januari 2000.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN
sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:84 Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 99/1137 BESLU
Inzake
[A], [B] en [C], wonende te Workum, verzoekers,
gemachtigde: mr. H.W. Knottenbelt, juridisch medewerker van het Buro voor Rechtshulp te Drachten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Nijefurd, verweerder,
gemachtigden: mr. A. Rispens, werkzaam als ambtenaar in dienst van de gemeente Nijefurd.
1. Procesverloop
Op 16 juni 1999 hebben verzoekers tezamen met circa vijftig andere buurtbewoners bij verweerder een bezwaarschrift ingediend tegen de busroute door de woonwijk "De Ikkers".
Op 15 december 1999 hebben verzoekers zich tot de president van de rechtbank gewend met het verzoek om ingevolge het bepaalde in art. 8:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 19 januari 2000. Namens verzoekers zijn verschenen [B] en de gemachtigde Knottenbelt. Tevens is verschenen [D], mede-ondertekenaar van het bezwaarschrift. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde Rispens.
2. Motivering
Art. 8:81 lid 1 Awb bepaalt dat de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Omdat door verzoekers een bezwaarschrift is ingediend zijn er geen beletselen om aan te nemen dat de president bevoegd is. Het is de president evenmin gebleken van beletselen om verzoekers ontvankelijk te achten in hun verzoek.
Verzoekers zijn van mening dat de tijdelijke busroute in hun woonomgeving voor een verkeersonveilige situatie en voor overlast zorgt. Volgens verzoekers zijn goede alternatieven voorhanden. Verder zijn verzoekers verbolgen over het feit dat de busroute, waarvan oorspronkelijk was aangegeven dat die van 31 mei 1999 tot 23 juli 1999 zou duren, nog steeds door hun woonwijk loopt. Het voortduren van de onveilige situatie, de onduidelijkheid over het beëindigen daarvan en de overschrijding door verweerder van de termijn voor het beslissen op het bezwaarschrift, heeft verzoekers ertoe doen besluiten een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen.
Naar het voorlopig oordeel van de president is het bezwaarschrift van verzoekers echter niet gericht tegen een besluit als bedoeld in art. 1:3 lid 1 Awb, waarin is bepaald dat onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Namens verzoekers is gesteld dat het besluitkarakter kan worden afgeleid uit de schriftelijke publicatie namens verweerder van de route in het plaatselijke huis-aan-huis blad alsmede uit het plaatsen van verkeersborden met het opschrift "bushalte", in welk verband is gewezen op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 4 juli 1996 (AB 1996, 345).
Het externe rechtsgevolg van een verkeersmaatregel als bedoeld in genoemde uitspraak is echter beperkt tot het verbod om ter plaatse met een voertuig stil te houden, behoudens voor het laten in- en uitstappen van passagiers. Over de route die een (steek)bus al dan niet moet volgen, zegt dat niets. De president ziet dan ook geen aanleiding om in het nemen van de verkeersbesluiten met betrekking tot de halteplaatsen een beslissing tot vaststelling van de busroute te lezen.
Het is de president voorts niet gebleken dat aan verweerder op grond van de bepalingen van de Wet personenvervoer de bevoegdheid toekomt tot het vaststellen van de route die de streekbus over het grondgebied van haar gemeente dient te volgen.
De president is het verder met verweerder eens dat aan de publicatie door de gemeente van de gewijzigde route niet die betekenis kan worden toegekend die verzoekers daaraan gehecht zouden willen zien.
Het is dan ook het voorlopig oordeel van de president dat het bezwaarschrift van verzoekers niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen. De president acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De president van de rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. D.J. Keur, fungerend president, in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2000 in tegenwoordigheid van F.P. Dillingh als griffier.
w.g. F.P. Dillingh
w.g. D.J. Keur
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op: 26 januari 2000