ECLI:NL:RBLEE:1999:AA3924

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juli 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/080350-98
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden op 27 juli 1999 uitspraak gedaan in een vordering van de officier van justitie. De vordering betrof de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in een eerdere strafzaak was veroordeeld. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het bedrag zou vaststellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat, en dat de betrokkene verplicht zou worden tot betaling aan de staat van een bedrag van fl. 23.000,--. Tijdens de zitting op 13 juli 1999 was de betrokkene aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. W. Boers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene voordeel heeft verkregen uit de baten van het strafbare feit waarvoor hij was veroordeeld. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op fl. 25.000,--. Na aftrek van gemaakte kosten, is de verplichting tot betaling aan de staat vastgesteld op fl. 23.000,--. Tevens is bepaald dat bij niet-betaling vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 46 dagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. B. Klaassens niet in staat was om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN
Uitspraak d.d. 27 juli 1999.
Parketnummer 17/080350-98.
UITSPRAAK van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in de arrondisse-mentsrechtbank te Leeuwarden op een vordering van de officier van justitie in dit arrondissement d.d. 17 juni 1999 in de strafzaak tegen:
[betrokkene]
geboren [1952] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
nader te noemen: betrokkene.
DE VORDERING:
De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat aan betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de staat van een bedrag van fl. 23.000,-- ter ontneming van het door betrokkene uit het in de zaak met parketnummer 17/080350-98 telastegelegde, wederrechtelijk verkregen voordeel.
DE PROCESGANG:
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 13 juli 1999 waarbij betrokkene is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr W. Boers, advocaat te Overveen.
DE BEOORDELING:
De rechtbank heeft betrokkene bij vonnis van 27 juli 1999 in de zaak met parketnummer 17/080350-98 veroordeeld terzake het door hem gepleegde strafbare feit. Op grond van de inhoud van bovenstaande wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat betrokkene voordeel heeft verkregen uit de baten van dit door hem gepleegde strafbare feit, zodat de verplichting kan worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van het wederrechte-lijk verkregen voordeel.
De rechtbank stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van het voormelde strafbare feit wordt geschat, vast aan de hand van de door betrokkene afgelegde verkla-ring(en), waarin hij heeft verklaard -zakelijk weergegeven- dat hij voor zijn inspanningen
fl. 25.000,-- heeft gekregen.
De rechtbank schat het wederrechtelijk verkregen voordeel daarmee op een bedrag van
fl. 25.000,--.
Bij de bepaling van het te betalen bedrag aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waartoe aan betrokkene de verplichting zal worden opgelegd, houdt de rechtbank voorts rekening, in navolging van de vordering van de officier van justitie, met de door betrokkene gemaakte kosten zoals deze zijn berekend blijkens het rapport ter berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze kosten, te weten geleverde en gebruikte gasolie tot een bedrag van fl. 1.871,--, zullen in mindering worden gebracht op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, hetgeen resulteert in de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag, afgerond, van:
fl. 23.000,--.
TOEPASSING VAN DE WETSARTIKELEN:
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24d en 36e van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op fl. 25.000,--.
Legt betrokkene voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van fl. 23.000,-- (zegge: drieëntwintigduizend gulden) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Beveelt dat, voor het geval noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 46 dagen, met dien verstande dat de duur van de vervangende hechtenis niet wordt verminderd door het voldoen van slechts een gedeelte van het verschuldigde bedrag.
Deze uitspraak is gegeven door mr C.E.M. Daan-van Brink, voorzitter, mrs B. Klaassens en A.J. Rietveld, rechters, bijgestaan door mr N.D.P. van der Hoek, griffier, en uitgespro-ken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 juli 1999.
Mr B. Klaassens is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.