ECLI:NL:RBHAA:2012:BZ8974

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 december 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
15/840055-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen en uitkeringsfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 10 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen en uitkeringsfraude. De verdachte had op 31 maart 2012 een aanzienlijk geldbedrag van in totaal € 49.790 bij zich op Schiphol, waarvan € 42.800 afkomstig zou zijn uit zijn handelsactiviteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een verklaring heeft gegeven voor de herkomst van dit geld, die niet als hoogst onwaarschijnlijk werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan witwassen, omdat er onvoldoende bewijs was dat het geld afkomstig was uit een misdrijf.

De rechtbank heeft ook gekeken naar de beschuldiging van uitkeringsfraude. De verdachte had een WW-uitkering en had de verplichting om andere inkomsten op te geven. De rechtbank concludeerde echter dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zijn uitkering zou hebben gekort als hij zijn inkomsten had opgegeven. De rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie niet voldoende gegevens had verstrekt om aan te tonen dat de verdachte belasting had moeten betalen over het geld dat hij had verdiend.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en gelast de teruggave van de in beslag genomen goederen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak voor het openbaar ministerie om zijn stellingen te onderbouwen met concrete gegevens.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840055-12
Uitspraakdatum: 10 december 2012
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 november 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Liberia),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Ok en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.E. Pennings, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2012, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, (een of meer) voorwerp(en), te weten een hoeveelheid geld, te weten
- een (of meer) geldbedrag(en) van in totaal 42.200 euro en/of
- een (of meer) geldbedrag(en) van in totaal 7.590 euro,
althans (een of meer) geldbedrag(en), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat voornoemd(e) voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts vordert de officier van justitie de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld.
3.2. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken en dientengevolge moet het in beslag genomen geld aan verdachte worden teruggegeven.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat niet zelden via Schiphol grote bedragen in contanten, die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, worden in- of uitgevoerd.
Het bij verdachte aangetroffen geldbedrag van € 49.790 bestond voor een groot deel uit biljetten van € 500 en € 200. Het is hoogst ongebruikelijk om een dergelijk geldbedrag fysiek te vervoeren, gelet op de risico's waarmee dit gepaard gaat. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat dergelijke coupures van € 500, zeker in dergelijke hoeveelheden, nagenoeg uitsluitend in het criminele milieu plegen te worden gebruikt. Vorenstaande feiten en omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden van witwassen.
Gelet op dat vermoeden mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld, die concreet en verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte een dergelijke verklaring gegeven.
Een groot deel van het bedrag, te weten € 42.800,- zou afkomstig zijn uit de handel die verdachte al 12 jaar drijft. Verdachte heeft ter staving daarvan onder meer kopieën van bills of lading voor de terechtzitting overgelegd. Deze stukken tonen de handelsactiviteiten van verdachte aan, waaruit hij inkomsten heeft gegenereerd. Verdachte heeft voorts aannemelijk gemaakt dat hij de coupures van € 200 en € 500 door het wisselen van kleinere coupures heeft verkregen.
Gelet op de inhoud van bovengenoemde stukken en het verhandelde ter zitting heeft verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als hoogstonwaarschijnlijk aan te merken verklaring voor de herkomst van het geldbedrag van € 42.800 gegeven waarmee het vermoeden van de illegale herkomst van dit bedrag voldoende is ontzenuwd.
Echter, belastingontduiking kan eveneens een gronddelict zijn voor witwassen, indien het niet of onjuist doen van belastingaangifte tot gevolg heeft dat te weinig belasting wordt geheven. Verdachte heeft verklaard dat hij het geld dat hij bij zich had in de afgelopen twaalf jaar heeft verdiend. Hij heeft hiervan evenwel nooit aangifte bij de Belastingdienst gedaan. Er zou derhalve sprake kunnen zijn van belastingontduiking. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter op basis van de gegevens in het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte, indien hij in die twaalf jaar wel elk jaar aangifte van zijn inkomsten had gedaan, daadwerkelijk belasting over die inkomsten had moeten betalen. Immers, uit het dossier blijkt niet welke bron van inkomsten verdachte had moeten opgeven, welke vrijstellingen hij dan had genoten en welke aftrekposten van toepassing zouden zijn. Nu niet onaannemelijk is dat verdachte het bedrag van € 42.800 in een periode van twaalf jaar heeft verdiend, kan niet met zekerheid worden gesteld dat tenminste een deel van dat bedrag op aanslag had moeten worden betaald. Het had op de weg van het openbaar ministerie gelegen hieromtrent nadere gegevens te verstrekken. De stelling van de officier van justitie dat verdachte aanslagen zou hebben gekregen van tenminste ongeveer 33% over het vervoerde bedrag, is in zijn algemeenheid onjuist.
Voorts is het waarschijnlijk dat het bij verdachte aangetroffen bedrag de vermogensvrijstelling van verdachte en zijn partner niet overtreft. Er kan derhalve niet worden aangenomen dat verdachte voordeel heeft genoten door belastingontduiking. Witwassen met belastingontduiking als gronddelict kan derhalve niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Op grond van uitkeringsfraude kan er evenzeer sprake zijn van witwassen. Verdachte had tot zeer recentelijk een WW-uitkering voor 10,10 uur per week. Een verplichting bij een dergelijke uitkering is onder andere dat andere inkomsten worden opgegeven, omdat dit van invloed kan zijn op de hoogte van de uitkering. Verdachte is deze verplichting niet nagekomen. Echter, het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gegevens om uit op te maken dat verdachte op zijn uitkering zou zijn gekort indien hij zijn inkomsten uit de handel had opgegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij al handel dreef voordat hij recht kreeg op de uitkering. Aldus kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verdachte tenminste voor een gedeelte op zijn WW-uitkering zou zijn gekort. Witwassen met uitkeringsfraude als gronddelict kan derhalve evenmin wettig en overtuigend worden bewezen.
Voorts had verdachte nog een bedrag van € 7.590 bij zich. Verdachte heeft verklaard dat dit bedrag is opgebouwd uit € 4.650 van zijn vrouw, € 1.200 van een vriend genaamd [naam] en € 1.000 van een vriend, genaamd [naam 2]. Verdachte zou dit geld naar Nigeria meenemen om dat aan de respectievelijke vrouwen van [naam] en [naam 2] te geven. Gezien de hoogte van de bedragen en het feit dat die drie personen allen werk hebben waaruit zij inkomsten genieten had verdachte geen reden om te twijfelen aan de herkomst van het geld. Indien de officier van justitie wel deze twijfels had, had het op haar weg gelegen om nader onderzoek naar de herkomst van het geld te verrichten. Dat is niet gebeurd. Het witwassen van het bedrag van € 7.590 kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin wettig en overtuigend worden bewezen.
4. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen goederen, te weten:
1) 2 biljetten van 20 euro;
2) 49 biljetten van 50 euro;
3) 105 biljetten van 100 euro;
4) 154 biljetten van 200 euro en
5) 12 biljetten van 500 euro,
aan verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Koole, voorzitter,
mr. H.A.M. Röell-Mulder en mr. C.M. Cichowski-van der Kleijn, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 december 2012.