RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/740773-11
Uitspraakdatum: 3 juli 2012
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 juni 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] (Tunesië),
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere te Almere.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2011 te Krommenie, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of andere goederen van zijn/hun gading (met een totale waarde van ongeveer 32.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (juwelier) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een of meermalen:
- voornoemde juwelierszaak is/zijn binnengelopen (terwijl een of meerdere verdachte(n) op dat moment (een) bivakmuts(en), althans (deels) gezichtsbedekkende kleding, droeg(en)) en/of
- op die [slachtoffer 2] is/zijn afgelopen en/of
- een of meerdere vitrine(s) heeft/hebben stukgeslagen en/of
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of beetgenomen en/of
- aan die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrokken en/of die [slachtoffer 2]
heeft/hebben geduwd (als gevolg waarvan die [slachtoffer 2] ten val is gekomen) en/of
- die [slachtoffer 2] (op/tegen het hoofd) heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] tegen het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of
- die [slachtoffer 2] een bijtend(e) middel/stof (pepperspray) in de ogen heeft/hebben gespoten.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die hij reeds heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de bij de overval gebruikte en in beslag genomen boksbeugel en de navulsprayflacon te onttrekken aan het verkeer en de overige in beslag genomen voorwerpen verbeurd te verklaren.
4.1. Partiële vrijspraak
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen geweld tegen personen heeft gepleegd bij de overval op de juwelier [slachtoffer 1], zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte zelf geen geweld tegen personen heeft gebruikt en niet aanwezig was bij het plegen van het geweld door medeverdachte [medeverdachte 1]. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] hebben beiden verklaard dat vooraf was afgesproken geen geweld te gebruiken bij de overval en in geval van weerstand direct te vluchten. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank deze verklaringen niet ongeloofwaardig, mede gelet op het feit dat het slachtoffer het busje pepperspray pas buiten zag, toen zij de politie probeerde te bellen, op welk moment zij ook daadwerkelijk door medeverdachte [medeverdachte 1] met de pepperspray bespoten werd en er verder ook geen sprake is geweest van tegen haar met wapens gebruikt geweld. Verdachte heeft voorts verklaard niet te hebben gezien dat een van zijn medeverdachten een busje pepperspray bij zich had en op grond van het dossier kan ook niet worden vastgesteld dat verdachte wist van de aanwezigheid en het gebruik van de pepperspray. Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het gebruik van geweld tegen personen, zodat hij van dat onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen. Nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem – op de bedreiging met geweld na waarop de rechtbank hieronder in een afzonderlijke bewijsoverweging nader zal ingaan – geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte door de politie d.d. 15 december 2011, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte (dossierparagraaf B 011, pagina 039 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 23 juni 2011 (dossierparagraaf AZ 1-1, pagina 002 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 27 oktober 2011 (dossierparagraaf AZ 1-2, pagina 008 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 21 juni 2011 (dossierparagraaf Y 13, pagina 049).
4.3. Bewijsoverweging ten aanzien van de bedreiging met geweld
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat slechts kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging een diefstal heeft gepleegd en niet dat daarbij is gedreigd met geweld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft bekend dat hij met twee medeverdachten de juwelierswinkel is binnengelopen. Uit het dossier blijkt dat verdachte daarbij zijn gezicht zelf gedeeltelijk had bedekt en medeverdachte [medeverdachte 2] een bivakmuts droeg. Medeverdachte [medeverdachte 1] is in de winkel direct op het slachtoffer afgelopen en op datzelfde moment zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] met hamers de vitrines gaan inslaan. Het slachtoffer is daarop direct de winkel uitgevlucht. In zeer korte tijd werden zo een hoop sieraden buit gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank waren deze handelingen van verdachte en zijn medeverdachten in onderling verband en samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op het mogelijk maken en vergemakkelijken van de diefstal van de sieraden en het voorkomen dat zij daarbij belemmerd zouden worden door personeel van de juwelierswinkel of eventuele andere aanwezigen. Mede in aanmerking genomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat overvallen op juweliers vaak gepaard gaan met fors geweld tegen personen, waarbij met enige regelmaat - ernstig - letsel aan slachtoffers wordt toegebracht of slachtoffers zelfs komen te overlijden, is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor beschreven handelingen van verdachte en zijn medeverdachten voor het slachtoffer bedreigend zijn geweest. Zij is niet voor niets direct de winkel uitgevlucht. Dat het bedreigend was, blijkt ook uit de verklaring van getuige [getuige 1]. Het kan niet anders dan dat verdachte en zijn medeverdachten zich ervan bewust zijn geweest dat zij door aldus te handelen bedreigend op het slachtoffer en eventuele omstanders zouden overkomen, zodat er sprake is van opzet op de bedreiging met geweld. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de door verdachte en zijn medeverdachten gepleegde diefstal is voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
4.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 21 juni 2011 te Krommenie, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en andere goederen van hun gading met een totale waarde van ongeveer 32.000 euro toebehorende aan juwelier [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of (één van) zijn mededaders:
- voornoemde juwelierszaak zijn binnengelopen terwijl meerdere verdachten op dat moment een bivakmuts, althans deels gezichtsbedekkende kleding droegen en
- op die [slachtoffer 2] is afgelopen en
- meerdere vitrines hebben stukgeslagen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sancties
7.1. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en het aldaar besproken reclasseringsadvies over verdachte d.d. 15 juni 2012, is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de ochtend van 21 juni 2011 samen met anderen schuldig gemaakt aan een overval op een juwelier waarbij vitrines met hamers zijn stukgeslagen en voor een bedrag van ongeveer € 32.000,- aan sieraden en de kassa met geld is buitgemaakt. Door aldus te handelen is het in de winkel aanwezige personeelslid bedreigd met geweld.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich louter heeft laten leiden door geldelijk gewin en zich geen enkele rekenschap heeft gegeven van de mogelijke gevolgen van deze voor het slachtoffer emotioneel zeer ingrijpende gebeurtenis. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten daarvan langdurig de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Daarnaast brengen brutale overvallen als deze gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg, te meer daar de overval op klaarlichte dag heeft plaatsgevonden en er meerdere getuigen van waren.
Tot slot neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie eerder, toen hij nog minderjarig was, met politie en justitie in aanraking is geweest terzake vermogensdelicten,
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur passend is. De rechtbank ziet - anders dan de raadsman - geen aanleiding een gedeelte van de straf in voorwaardelijke vorm met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht op te leggen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke straf thans passend en geboden is gelet op de ernst van het feit. Overigens kan een dergelijke voorwaarde desgewenst later in het kader van een mogelijke voorwaardelijke invrijheidsstelling worden opgelegd. De door de rechtbank op te leggen straf is enigszins lager dan de door de officier van justitie geëiste straf, omdat de rechtbank het medeplegen van geweld tegen personen niet bewezen acht.
7.2 Algemene opmerking ten aanzien van het beslag
De rechtbank heeft geconstateerd dat de op de tweede plaats delict (de plaats waar de vluchtauto gereed stond en verdachten hun spullen hebben weggegooid) aangetroffen voorwerpen abusievelijk zowel op de beslaglijst van verdachte als die van zijn medeverdachte [medeverdachte 1] zijn vermeld en daarop bovendien voorwerpen zijn vermeld die niet aan verdachte toebehoren. De rechtbank heeft op basis van de resultaten van het DNA-onderzoek en de verklaringen van verdachten de voorwerpen, indien mogelijk, aan de juiste verdachte gekoppeld. Voor zover de op de beslaglijst van verdachte vermelde voorwerpen niet aan hem toebehoren, maar aan medeverdachte [medeverdachte 1], zal de rechtbank daarover in dit vonnis dan ook geen beslissing nemen.
7.3. Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten de handschoen met nummer AAY1460NL, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerp aan verdachte toebehoort en het bewezen verklaarde feit met behulp van die aan verdachte handschoen is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst van verdachte vermelde en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de trainingsbroek en de Nike schoen, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de voorwerpen toebehoren aan medeverdachte [medeverdachte 2], het strafbare feit met behulp van deze voorwerpen is begaan en medeverdachte [medeverdachte 2] bekend was met het gebruik in verband met het strafbare feit.
7.4. Maatregel
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst van verdachte vermelde en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de twee hamers, de paarse navulsprayflacon en de boksbeugel, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van de eerstgenoemde twee voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet of het algemeen belang. De boksbeugel is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan verdachte werd verdacht. Dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Het ongecontroleerde bezit van dit inbeslaggenomen voorwerp is in strijd met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de aansteker revolver en het busje pepperspray, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Die voorwerpen behoren verdachte, dan wel zijn broer, toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten of tot de belemmering van de opsporing daarvan en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen in strijd met de wet of het algemeen belang.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven simkaarthouder dient te worden teruggegeven aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst van verdachte vermelde en niet teruggegeven aardappelschilmes dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien tot nu toe geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt. Niet gebleken is dat het bewezen verklaarde feit met behulp van dit mes is begaan.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikel 33, 33a, 36b, 36c, 36d en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 (drieëndertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
* 1.00 STK Broek Kl: zwart trainings AAAY1457NL
* 1.00 STK Schoeisel Kl: blauw NIKE AAAY1456NL
* 1.00 STK Handschoen Kl: zwart AAAY1460NL.
Onttrekt aan het verkeer:
* 2.00 STK Hamer Kl: zwart BENSON
* 1.00 STK Revolver Kl: zilverkl. AAAL3940NL
* 1.00 STK Pepperspray Ai101
* 1.00 FLA Gasfles Kl: paars AAAY1454NL, betreft een navelsprayflacon
* 1.00 STK Boksbeugel Kl: zwart AAAy1461NL.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
* 1.00 STK Diverse Lebara, betreft een simkaarthouder nr. 06-49906297.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1.00 STK Mes Kl: zwart AAAY1454NL, betreft een aardappelschilmes.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Burgers, voorzitter,
mr. I.H. Lips en mr. J.A.M. Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.C.C. Kaal,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juli 2012.