RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/740989-11 en 15/741386-11 (gev. ttz. d.d. 14 februari 2012)
Uitspraakdatum: 3 juli 2012
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 juni 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] (Tunesië),
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. (parketnummer 15/740989-11)
hij op of omstreeks 02 augustus 2011 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sealbag met daarin een geldbedrag van ongeveer 7400,- euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Videoland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte en/of zijn mededader op die [slachtoffer 1] is/zijn afgerend en/of
- verdachte of zijn mededader die [slachtoffer 1] een mes, althans een puntig voorwerp, heeft getoond en/of met dat mes, althans puntig voorwerp, heeft gestoken en/of gesneden in de borst, althans in het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of tegen de benen geschopt en/of getrapt waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of
- verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 1] terwijl hij op de grond lag heeft/hebben geslagen;
2. (parketnummer 15/741386-11)
hij op of omstreeks 21 juni 2011 te Krommenie, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of andere goederen van zijn/hun gading (met een totale waarde van ongeveer 32.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (juwelier) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een of meermalen:
- voornoemde juwelierszaak is/zijn binnengelopen (terwijl een of meerdere verdachte(n) op dat moment (een) bivakmuts(en), althans (deels) gezichtsbedekkende kleding, droeg(en)) en/of
- op die [slachtoffer 3] is/zijn afgelopen en/of
- een of meerdere vitrine(s) heeft/hebben stukgeslagen en/of
- die [slachtoffer 3] heeft/hebben vastgepakt en/of beetgenomen en/of
- aan die [slachtoffer 3] heeft/hebben getrokken en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben geduwd (als gevolg waarvan die [slachtoffer 3] ten val is gekomen) en/of
- die [slachtoffer 3] (op/tegen het hoofd) heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer 3] een bijtende stof (pepperspray) in de ogen heeft/hebben gespoten.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die hij reeds heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie ten aanzien van feit 1 gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en deze vordering, evenals bij de reeds bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 29 november 2011 veroordeelde medeverdachte [medeverdachte 1] (15/740988-11), hoofdelijk toe te wijzen. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder slachtoffer [slachtoffer 1] in beslag genomen roze t-shirt, wordt teruggegeven aan [slachtoffer 1] en dat het mes wordt onttrokken aan het verkeer.
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden feit 1[1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 2 augustus 2011 rond 14.03 uur houden zich twee jongens op aan de overkant van de [a-straat] te Haarlem, tegenover de Rabobank.[2] Ze staan ongeveer een half uur bij een hek, lopen een stukje heen en weer en kijken richting de Rabobank.[3]
Omstreeks 14:45 uur stopt het latere slachtoffer [slachtoffer 1] met zijn personenauto voor de ingang van de Rabobank te Haarlem. Wanneer hij uitstapt, ziet hij twee mannen aan de overkant van de straat staan, de één wat langer dan de ander. [slachtoffer 1] is met een sealbag met € 7.410,-[4] van zijn twee videotheken genaamd “Videoland”, op weg naar de bank. De twee mannen rennen op [slachtoffer 1] af, grijpen hem vast en de kleinste man grijpt direct naar de sealbag. [slachtoffer 1] rukt zich los, begint te rennen en roept: “overval, overval!”.[5] [slachtoffer 1] krijgt een trap, waardoor hij ten val komt. Terwijl hij op zijn rug ligt, wordt hij door de twee mannen geslagen.[6] De langste van de twee mannen maakt eerst een slaande beweging met zijn vuist naar [slachtoffer 1] en daarna maakt hij een stekende beweging van boven naar benden met een mes in zijn hand. Even later wordt gezien dat de langere man het mes en de sealbag in zijn hand heeft.[7]
Vader [getuige 1] en zoon [getuige 2] zijn in een tuin aan het werk tegenover de Rabobank en zijn getuigen van de overval. Zij zien twee jongens met het slachtoffer vechten en herkennen de jongens als de jongens die zich daar eerder bij het hek hebben opgehouden.[8] [getuige 2] ziet de jongens wegrennen, stapt samen met zijn vader in hun Volvo en rijdt achter de twee daders aan. Bij het Florapark ziet hij nog slechts een van de jongens rennen. De andere jongen heeft hij voor het laatst gezien bij de school bij het Florapark en hij vermoedt dat deze het terrein van die school is opgegaan.[9] Nadat ze de jongen die ze nog wel zagen rennen, hebben geprobeerd klem te rijden, rent deze naar de hoek van de Wagenweg met de Koninginneweg, vlakbij café “[naam café]”. [getuige 1] stapt uit de Volvo en op de Koninginneweg kan hij diezelfde jongen overmeesteren. De andere verdachte was opmerkelijk langer.[10] Verbalisanten komen ter plaatse en een van hen herkent de jongen die is overmeesterd als de hem ambtshalve bekende [verdachte]. Diverse omstanders roepen naar de verbalisanten dat zij deze man moeten hebben.[11] Getuige [getuige 2] herkent de man die is overmeesterd voor 100% als de jongen die betrokken was bij de overval.[12]
Even later wordt de medeverdachte op aanwijzen van een getuige door een hondengeleider achter een muurtje van de school aangetroffen, liggend op zijn rug met zijn armen voor zijn borst.[13] Het blijkt te gaan om [medeverdachte 1].[14] Deze verdachte wordt door getuige [getuige 4] herkend als een van de twee jongens die zij rond 14:30 uur bij het hek voor de Rabobank heeft gezien.[15] Op de plaats waar verdachte [medeverdachte 1] is aangetroffen, wordt een grote hoeveelheid geld gevonden, alsmede de opengemaakte sealbag.[16] Het gaat om een bedrag van € 7.300,-.[17] Door een getuige is voor de ingang van de school een biljet van € 100,- gevonden. In totaal is een bedrag van € 7.400,- in beslag genomen.[18]
Getuige [getuige 2] hoort iemand zeggen dat een van de daders een mes heeft weggegooid vlakbij café “[naam café]”.[19] Verbalisanten zien op de aangegeven plek een zilver ingeklapt mes liggen.[20]
Het slachtoffer [slachtoffer 1] blijkt later een steekwond in zijn borst en linkerarm te hebben. Ook heeft hij diverse blauwe plekken en schaafwonden op zijn borstkas en schouderblad.[21]
4.2. Bewijsoverweging feit 1
Verdachte heeft gedurende het vooronderzoek en ter terechtzitting verklaard dat hij op 2 augustus 2011 samen met twee jongens aan het wandelen was. In de buurt van de Rabobank zeiden de jongens tegen hem dat er zo wat zou gaan gebeuren en dat hij dan moest gaan rennen. Wat er ging gebeuren, wist verdachte niet. Opeens pakte een van de jongens geld af van een man bij de Rabobank en ontstond een worsteling. De man pakte verdachte vast, waardoor verdachte zich probeerde los te rukken, maar verdachte heeft niet met de man gevochten. Vervolgens is verdachte in shock weggerend.
De raadsman heeft op basis van voornoemde verklaring van verdachte ter terechtzitting betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de overval, althans dat hij het opzet daarop niet heeft gehad en dat ook geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking met medeverdachten, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig ter zijde moet worden gesteld. De verklaring van verdachte is op geen enkele wijze onderbouwd en ook overigens niet te rijmen met enerzijds de waarnemingen van getuigen zoals hiervoor weergegeven en anderzijds de uitgelezen camerabeelden van de Rabobank. De in het kader van het onderzoek gehoorde getuigen van de overval en ook de aangever hebben het over twee jongens. In geen enkele verklaring wordt over een derde persoon gesproken. Verschillende getuigen herkennen verdachte bovendien als een van de daders.
Alle feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte 1] aangever [slachtoffer 1] met geweld heeft beroofd waarbij met een mes is gestoken.
4.3. Partiële vrijspraak feit 2
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen geweld tegen personen heeft gepleegd bij de overval op de juwelier [slachtoffer 2], zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte zelf geen geweld tegen personen heeft gebruikt en niet aanwezig was bij het plegen van het geweld door medeverdachte [medeverdachte 3]. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] hebben beiden verklaard dat vooraf was afgesproken geen geweld te gebruiken bij de overval en in geval van weerstand direct te vluchten. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank deze verklaringen niet ongeloofwaardig, mede gelet op het feit dat het slachtoffer het busje pepperspray pas buiten zag, toen zij de politie probeerde te bellen, op welk moment zij ook daadwerkelijk door medeverdachte [medeverdachte 3] met de pepperspray bespoten werd en er verder ook geen sprake is geweest van tegen haar met wapens gebruikt geweld. Verdachte heeft voorts verklaard niet te hebben gezien dat een van zijn medeverdachten een busje pepperspray bij zich had en op grond van het dossier kan ook niet worden vastgesteld dat verdachte wist van de aanwezigheid en het gebruik van de pepperspray. Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het gebruik van geweld tegen personen, zodat hij van dat onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
4.4. Redengevende feiten en omstandigheden feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen. Nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem – op de bedreiging met geweld na, waarop de rechtbank hieronder in een afzonderlijke bewijsoverweging nader zal ingaan – geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte door de politie d.d. 15 november 2011, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte (dossierparagraaf D, pagina 29 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 23 juni 2011 (dossierparagraaf AZ 1-1, pagina 002 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3] d.d. 27 oktober 2011 (dossierparagraaf AZ 1-2, pagina 008 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] d.d. 21 juni 2011 (dossierparagraaf Y 13, pagina 049).
4.5. Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat slechts kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging een diefstal heeft gepleegd en niet dat daarbij is gedreigd met geweld.
Oordeel van de rechtbank wijzigingen
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft bekend dat hij met twee medeverdachten de juwelierswinkel is binnengelopen. Uit het dossier blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 2] zijn gezicht gedeeltelijk had bedekt en verdachte zelf een bivakmuts droeg. Medeverdachte [medeverdachte 3] is in de winkel direct op het slachtoffer afgelopen en op datzelfde moment zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] met hamers de vitrines gaan inslaan. Het slachtoffer is daarop direct de winkel uitgevlucht. In zeer korte tijd werden zo een hoop sieraden buit gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank waren deze handelingen van verdachte en zijn medeverdachten in onderling verband en samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op het mogelijk maken en vergemakkelijken van de diefstal van de sieraden en het voorkomen dat zij daarbij belemmerd zouden worden door personeel van de juwelierswinkel of eventuele andere aanwezigen. Mede in aanmerking genomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat overvallen op juweliers vaak gepaard gaan met fors geweld tegen personen, waarbij met enige regelmaat - ernstig - letsel aan slachtoffers wordt toegebracht of slachtoffers zelfs komen te overlijden, is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor beschreven handelingen van verdachte en zijn medeverdachten voor het slachtoffer bedreigend zijn geweest. Zij is niet voor niets direct de winkel uitgevlucht. Dat het bedreigend was, blijkt ook uit de verklaring van getuige [getuige 5]. Het kan niet anders dan dat verdachte en zijn medeverdachten zich ervan bewust zijn geweest dat zij door aldus te handelen bedreigend op het slachtoffer en eventuele omstanders zouden overkomen, zodat er sprake is van opzet op de bedreiging met geweld.
Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de door verdachte en zijn medeverdachten gepleegde diefstal is voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
4.6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat
1.
hij op 2 augustus 2011 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sealbag met daarin een geldbedrag van ongeveer 7400,- euro, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd vooraf gegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat
- verdachte en zijn mededader op die [slachtoffer 1] zijn afgerend en
- de mededader met een mes heeft gestoken in de borst van die [slachtoffer 1] en
- verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of tegen de benen geschopt waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en
- verdachte en zijn mededader die [slachtoffer 1], terwijl hij op de grond lag, hebben geslagen;
2.
hij op 21 juni 2011 te Krommenie, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en andere goederen van hun gading met een totale waarde van ongeveer 32.000 euro toebehorende aan juwelier [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of (één van) zijn mededaders:
- voornoemde juwelierszaak zijn binnengelopen terwijl meerdere verdachten op dat moment een bivakmuts, althans deels gezichtsbedekkende kleding droegen en
- op die [slachtoffer 3] is afgelopen en
- meerdere vitrines hebben stukgeslagen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
1.
diefstal, vooraf gegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sancties
7.1. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en de aldaar besproken reclasseringsadviezen over verdachte d.d. 31 oktober 2011 en 1 mei 2012, is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de ochtend van 21 juni 2011 samen met anderen schuldig gemaakt aan een brutale overval op een juwelier waarbij vitrines met hamers zijn stukgeslagen en voor een bedrag van ongeveer € 32.000,- aan sieraden en een kassalade met geld is buitgemaakt. Door aldus te handelen is tegen het in de winkel aanwezige personeelslid bedreigd met geweld.
Minder dan twee maanden later heeft verdachte zich opnieuw op klaarlichte dag samen met een ander aan een overval schuldig gemaakt. Hierbij is het slachtoffer met een mes in zijn borst gestoken en beroofd van een sealbag met geld. Deze overval heeft op straat plaatsgevonden en diverse mensen zijn hiervan getuige geweest.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan hij op jeugdige leeftijd in korte tijd twee - gewelddadige - overvallen heeft gepleegd, waarbij hij zich louter heeft laten leiden door geldelijk gewin. Waar verdachte tijdens de overval op de juwelier zelf geen geweld tegen personen heeft gebruikt en het bij een forse bedreiging is gebleven, heeft hij dat geweld enkele weken later niet geschuwd. Verdachte heeft zich bij het plegen van de overvallen geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen van deze voor de slachtoffers emotioneel zeer ingrijpende gebeurtenissen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten daarvan langdurig de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Dat dit in het onderhavige geval niet anders is, is de rechtbank gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1]. Daarnaast brengen brutale overvallen als deze gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg, te meer daar de beide overvallen op klaarlichte dag hebben plaatsgevonden en er meerdere getuigen van waren.
Verdachte neemt blijkens zijn ontkennende opstelling geen verantwoordelijkheid voor de door hem gepleegde overval op het slachtoffer [slachtoffer 1] en ter terechtzitting, waar verdachte voornamelijk heeft gezwegen, heeft hij evenmin blijk gegeven van inzicht in de ingrijpende gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer [slachtoffer 3].
Tot slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie niet eerder voor geweldsmisdrijven is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen - aanzienlijke - duur moet worden opgelegd. Deze straf is lager dan die door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank ten aanzien van het tweede feit het medeplegen van geweld tegen personen niet bewezen acht en kennelijk meer dan de officier van justitie rekening houdt met de toepassing van artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.
7.2. Maatregel
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in het onderzoek Delta (feit 1) in beslag genomen en niet teruggegeven mes dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 bewezen verklaarde feit met behulp van dat mes is begaan en het ongecontroleerde bezit van dat mes is in strijd met de wet of het algemeen belang.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Het op de beslaglijst van verdachte vermelde en onder het slachtoffer [slachtoffer 1] in beslag genomen t-shirt dient te worden teruggegeven aan het slachtoffer.
9. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 3.092,28 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade van € 992,28 bestaat uit reparatiekosten van een bril, kledingschade, de wettelijke eigen bijdrage zorgverzekering, een ziekenhuisdaggeldvergoeding en reiskosten. De gestelde immateriële schade bedraagt € 2.100,-.
De rechtbank is van oordeel dat zowel de materiële als de immateriële schade rechtstreeks voortvloeit uit het 1 onder bewezen verklaarde feit.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is het niet noodzakelijk dat de gevorderde schade in de aangifte of de tenlastelegging expliciet dan wel gespecificeerd wordt vermeld. Uit de verklaring van het slachtoffer is immers voldoende duidelijk geworden dat, als gevolg van het op hem toegepaste geweld, zijn bril beschadigd is geraakt en ook zijn t-shirt en spijkerbroek kapot zijn gegaan (dossier Delta, pagina 65). De rechtbank acht het op grond hiervan, anders dan de raadsman, aannemelijk dat de schade aan de bril daadwerkelijk is geleden en acht het geclaimde bedrag aan reparatiekosten ook alleszins redelijk. De vordering met betrekking tot de materiële schade zal dan ook geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de wettelijke rente overweegt de rechtbank als volgt. Uit bijlage 2 blijkt dat de schade aan de bril is ontstaan op (de dag van betaling, zijnde) 9 augustus 2011. Uit bijlage 3 leidt de rechtbank af dat de schade wegens de wettelijke eigen bijdrage zorgverzekering is ontstaan op (de datum van de specificatie, zijnde) 9 oktober 2011 en uit bijlage 5, 6 en 7 dat de schade wegens reiskosten is ontstaan op 29 september 2011. Ten aanzien van de ziekenhuisdaggeldvergoeding stelt de rechtbank vast dat deze schade op de 3e augustus 2011 is ontstaan. Ten aanzien van de kleding kan niet worden vastgesteld wanneer de schade (steeds) daadwerkelijk is ontstaan. De rechtbank zal de wettelijke rente over deze post derhalve toewijzen vanaf de datum van indiening van de vordering, zijnde blijkens de ondertekening 12 september 2011.
De vordering met betrekking tot de - thans bekende - immateriële schade komt de rechtbank alleszins billijk voor. De rechtbank ziet geen aanleiding de hoogte van de gevorderde immateriële schadevergoeding ad € 2.100,- te matigen. Deze vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de schadedatum, zijnde 2 augustus 2011, tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 3.092,28. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien de mededader dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikel 36b, 36c, 36f, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart deze feiten strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
1.00 STK Mes Kl: grijs, vouw.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 3.092,28, bestaande uit € 992,28 aan materiële en
€ 2.100,- aan immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over € 679,- vanaf 9 augustus 2011, over € 170,- vanaf 9 oktober 2011, over € 17,28 vanaf 29 september 2011, over € 26,- vanaf 3 augustus 2011, over € 100,- vanaf 12 september 2011 en over € 2.100,- vanaf 2 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte - hoofdelijk - in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.092,28, vermeerderd met de wettelijke rente over € 679,- vanaf 9 augustus 2011, over € 170,- vanaf 9 oktober 2011, over € 17,28 vanaf 29 september 2011, over € 26,- vanaf 3 augustus 2011, over € 100,- vanaf 12 september 2011 en over € 2.100,- vanaf 2 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende [slachtoffer 1] van:
1.00 STK T-Shirt Kl: roze.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Burgers, voorzitter,
mr. I.H. Lips en mr. J.A.M. Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.C.C. Kaal,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juli 2012.
Mr. I.H.Lips en mr. J.A.M. Jansen zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Voetnoten:
[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
[2] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2011 (dossierpagina 106 midden).
[3] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 3 augustus 2011 (dossierpagina 131) en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 3 augustus 2011 (dossierpagina 139-140 boven).
[4] Formulier melding storting Rabobank op de Rekening Courant-Videoland d.d. 1 augustus 2011 (dossierpagina 69).
[5] Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 2 augustus 2011 (dossierpagina 57-58).
[6] Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] d.d. 4 augustus 2011 (dossierpagina 65 boven).
[7] Proces-verbaal van bevindingen (getuige [getuige 3]) d.d. 4 augustus 2011 (dossierpagina 184 boven).
[8] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 3 augustus 2011 (dossierpagina 131-132 ) en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 3 augustus 2011 (dossierpagina 139-140).
[9] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 3 augustus 2011 (dossierpagina 140-141).
[10] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 3 augustus 2011 (dossierpagina 132).
[11] Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] d.d. 2 augustus 2011 (dossierpagina 222 midden).
[12] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 3 augustus 2011 (dossierpagina 141 onder).
[13] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2011 (dossierpagina 86-87).
[14] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2011 (dossierpagina 283).
[15] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 8 augustus 2011 (dossierpagina 166 boven).
[16] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2011 (dossierpagina 87 onder).
[17] Proces-verbaal Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 4 augustus 2011 (dossierpagina 45 midden).
[18] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2011 (dossierpagina 86 midden), proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 augustus 2011 (dossierpagina 89).
[19] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 3 augustus 2011 (dossierpagina 141 midden).
[20] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2011 (dossierpagina 82 boven).
[21] Medische verklaring chirurg drs. [chirurg] d.d. 9 augustus 2011 (dossierpagina 72).