ECLI:NL:RBHAA:2012:BZ3885

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 oktober 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
15/700175-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op Vomar Voordeelmarkt in Zaandam met meerdere medeverdachten

Op 4 oktober 2012 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op de Vomar Voordeelmarkt in Zaandam op 23 december 2011. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, werd samen met medeverdachten beschuldigd van het onder bedreiging met een vuurwapen afpersen van een caissière. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van vier jaar, wat de rechtbank uiteindelijk matigde tot dertig maanden, rekening houdend met de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval, onder andere door verklaringen van medeverdachten en getuigen, alsook door telefonische contacten die de verdachte had met medeverdachten kort voor de overval. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een cruciale rol had gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van de overval, en dat hij samen met anderen had samengewerkt, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de caissière, toegewezen tot een bedrag van € 1.000,- als voorschot voor immateriële schade, en de verdachte werd veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht werd om een bedrag van € 1.000,- aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op 4 oktober 2012.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700175-12
Uitspraakdatum: 4 oktober 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 en 20 september 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag Hoorn, locatie Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 december 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (zijnde een winkelmedewerkster) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (te weten ongeveer zeshonderdvijfenzeventig Euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Vomar Voordeelmarkt (filiaal gelegen aan de [a-straat]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s) :
- die winkel is/zijn ingelopen en/of (vervolgens)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in elk geval een wapen, op die [slachtoffer] en/of andere in die winkel aanwezige perso(o)n(en) heeft/hebben gericht, althans die [slachtoffer] en/of die andere(n) heeft/hebben bedreigd met dat vuurwapen/ voorwerp en/of
- dat wapen in de hand heeft/hebben vastgehouden en/of
- haar en/of hen een of meermalen daarbij (dreigend) de woord(en) heeft/hebben toegevoegd: "dit is een overval" en/of "doe je kassa open" en/of : "snel snel" en/of "geef geld", althans woorden van gelijke aard en of strekking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van het ondergane voorarrest. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze integraal en hoofdelijk dient te worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden[1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 23 december 2011 worden medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] allebei afzonderlijk door één van de andere verdachten gebeld met het verzoek om naar de flat van medeverdachte [medeverdachte 3] in [adres] (Zaandam) te komen. Medeverdachte [medeverdachte 1] arriveert daar kort na medeverdachte [medeverdachte 2] en zij treffen daar medeverdachte [medeverdachte 3] en verdachte. Wanneer alle betrokkenen aanwezig zijn, is er telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte 4].[2] Medeverdachte [medeverdachte 3] en zijn broertje verlaten de flat eerder dan de anderen.[3] Even later gaat verdachte met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar een bij de flat geparkeerd staande auto, waarin medeverdachte [medeverdachte 4] wacht. Ze rijden vervolgens gezamenlijk in de door [medeverdachte 4] bestuurde auto naar een straat vlakbij de Vomar supermarkt.[4] In de auto liggen op de hoedenplank twee bivakmutsen en een pistool.[5] Tijdens deze rit geeft verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 1] een bivakmuts en zegt hem dat hij op medeverdachte [medeverdachte 3] moet mikken.[6] In de auto heeft verdachte zelf ook een bivakmuts en medeverdachte [medeverdachte 2] krijgt een sjaal gewikkeld om zijn hoofd.[7] Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] doen de bivakmuts in de auto half op als een mutsje.[8] Buiten de auto zegt verdachte dat medeverdachte [medeverdachte 1] een nepwapen moet aanpakken en duwt dat wapen tegen hem aan.[9]
Omstreeks 19.15 uur10 lopen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de Vomar Voordeelmarkt gelegen aan de [a-straat] in Zaandam, gemeente Zaanstad in.[11] Medeverdachte [medeverdachte 2] blijft bij de toegangsdeuren van de Vomar staan. Hij houdt de schuifdeuren tegen en houdt daar de wacht.[12] Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] lopen de winkel in naar de kassa. Het wapen, dat in handen is van medeverdachte [medeverdachte 1], wordt door hem gericht op de caissière[13], genaamd [slachtoffer], terwijl hij zegt dat het een overval is en hij blijft roepen om geld.[14] [medeverdachte 1] richt het wapen ook op een andere medewerkster van de winkel die in de buurt van de kassa staat[15], op medeverdachte [medeverdachte 3] die op dat moment als klant bij de kassa staat[16] en op een daarachter staande klant.[17] Verdachte zegt vervolgens tegen de caissière in het Turks: ‘Doe je kassa open, snel, snel’. De caissière geeft vervolgens aan dat zij de kassa niet kan openen, zolang de klant die zij op dat moment helpt - naar later blijkt medeverdachte [medeverdachte 3] - nog niet heeft betaald. Nadat zij van medeverdachte [medeverdachte 3] geld heeft ontvangen, opent zij de kassa en stopt ze het briefgeld uit de kassa in de tas die verdachte voor haar houdt[18] en die door hem is meegenomen naar de supermarkt.[19]
Na de overval rennen de drie overvallers die zich in de winkel bevinden - medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en verdachte - weg richting de plaats waar zij uit de auto zijn gestapt.
Op deze plek wacht medeverdachte [medeverdachte 4] nog in de auto, terwijl hij deze al heeft gestart. Nadat verdachte en zijn medeverdachten zijn ingestapt, rijdt medeverdachte [medeverdachte 4] terug naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 3]. Onderweg stappen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uit en verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] rijden verder.[20]
Signalement verdachte
Door de raadsvrouw van verdachte is betoogd - kort samengevat - dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde te komen. In dat verband heeft zij onder meer gewezen op de omstandigheid dat verdachte op 23 december 2011 niet als één van overvallers in de supermarkt aanwezig kan zijn geweest nu hij niet voldoet aan de signalementen die (onafhankelijke) getuigen in de supermarkt van de daders hebben gegeven. Anders immers dan de getuigen opgeven is verdachte niet kleiner dan medeverdachte [medeverdachte 1], is hij aanmerkelijk langer dan de door een van de getuigen genoemde lengte en heeft hij lichtbruine ogen terwijl meerdere getuigen spreken over donkere of donkerbruine ogen, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat het zo moge zijn dat enkele door de getuigen genoemde uiterlijke kenmerken van de daders niet goed passen bij verdachte, dit laat echter onverlet dat zij ook kenmerken hebben genoemd die wel degelijk betrekking kunnen hebben op zijn persoon. Zo verklaart getuige [getuige 1] dat één van de daders Turks spreekt, hetgeen zij verstaat omdat haar ouders Turks zijn. Ook heeft deze getuige het over twee personen tussen de 18 en 20 jaar van Turkse of Marokkaanse afkomst. Met betrekking tot het door haar opgegeven signalement is bovendien van belang dat [getuige 1], wanneer haar wordt gevraagd naar de lengte van de daders, het voorbehoud maakt dat ze niet goed heeft opgelet.[21] Een dergelijk voorbehoud maakt ook de caissière wanneer zij gevraagd wordt naar uiterlijke kenmerken van de daders. Zij geeft aan dat zij in paniek was, dat ze voornamelijk lette op het pistool en niet goed op de daders.[22] Dat twee getuigen spreken over een overvaller met donkere of donkerbruine ogen terwijl verdachte lichtbruine ogen heeft, kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet tot de conclusie leiden dat verdachte niet als overvaller in de winkel is geweest. In dat verband acht de rechtbank van belang dat de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] over de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit steun vinden in diverse andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de moeder van medeverdachte [medeverdachte 3] bij wie verdachte in de periode rond de overval verbleef. Zij verklaart immers dat verdachte op de dag van de overval de woning even heeft verlaten om eten te halen en dat zij denkt dat dit tegen de avond is geweest.[23] Daarnaast volgt uit onderzoek dat met het telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik is op de dag van de overval vijf keer wordt gebeld naar het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 2], waarbij er meermalen telefonisch contact plaatsvindt op tijdstippen kort voor de overval. Op 23 december 2011 is er ongeveer anderhalf uur voordat de overval plaatsvindt ook telefonisch contact tussen het telefoonnummer van verdachte en dat van medeverdachte [medeverdachte 1].[24]
De belastende verklaringen van twee medeverdachten vinden voorts nog steun in de omstandigheid dat de vader van verdachte zich op 8 maart 2012 op het politiebureau heeft gemeld met de mededeling dat zijn zoon hem heeft verteld dat hij een van de daders van de overval op de Vomar is en dat zijn zoon hem heeft gezegd dat medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn mededaders zijn.[25]
De betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
Met betrekking tot de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] is namens verdachte bepleit dat deze onbetrouwbaar en daarom onbruikbaar voor het bewijs zijn. In dit verband is er door de raadsvrouw op gewezen dat [medeverdachte 2] telkens wisselende verklaringen heeft afgelegd waarbij hij telkens verklaart dat hij de waarheid gaat spreken. Een kennis van medeverdachte [medeverdachte 2], die ook als getuige is gehoord, heeft bovendien aangegeven dat [medeverdachte 2] veel liegt. Daarbij komt dat de vader van [medeverdachte 2] bij een van de verhoren aanwezig is geweest en zich bovendien actief met dit verhoor heeft bemoeid. Vader [medeverdachte 2] heeft bovendien voor de aanhouding van verdachte tegen diens vader gelogen. Hij zou in strijd met de waarheid tegen de vader van verdachte hebben gezegd dat hij verdachte op camerabeelden heeft herkend en dat medeverdachte [medeverdachte 1] al is aangehouden, waardoor hij de vader van verdachte sterk heeft beïnvloed, aldus de raadsvrouw
Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte 1] innerlijk tegenstrijdige verklaringen afgelegd, terwijl zijn verklaringen ook niet overeenkomen met die van medeverdachte [medeverdachte 2].
Blijkens de verklaring die [medeverdachte 1] als getuige bij de rechter-commissaris heeft afgelegd is hij door de vader van [medeverdachte 2] onder druk gezet toen hij in het weekend voor zijn aanhouding bij de familie [medeverdachte 2] verbleef, zo heeft de raadsvrouw aangevoerd.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken stelt de rechtbank vast dat de verklaringen die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben afgelegd over de gang van zaken tijdens de overval en de voorbereidingen daaraan voorafgaand - zowel als verdachte als later in de hoedanigheid van getuige bij de rechter-commissaris - op hoofdlijnen en belangrijke onderdelen eensluidend zijn, waarbij zij bovendien ook uitgebreid hun eigen rol uit de doeken hebben gedaan.
Hoewel het op zich zelf juist is dat hun verklaringen op een aantal punten uiteenlopen, stelt de rechtbank tegelijkertijd vast dat het daarbij ondergeschikte punten en details betreft.
Over wie hun mededaders zijn en de rolverdeling, hebben zij beiden (uiteindelijk) consistent en gelijkluidend verklaard. De verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] worden bovendien - met name waar het om de betrokkenheid van verdachte gaat - ondersteund door objectieve gegevens zoals het onderzoek naar de telefonische contacten van verdachte rondom het tijdstip van de overval. Die verklaringen vinden tevens bevestiging in de mededelingen van de vader van verdachte tegenover de politie. De rechtbank acht het onaannemelijk dat de vader van verdachte de mededeling dat zijn zoon hem heeft gezegd een van de overvallers te zijn geweest, heeft gedaan onder invloed van onwaarheden die de vader van [medeverdachte 2] hem heeft verteld. Nog daargelaten dat van dergelijke onwaarheden verder niet is gebleken, verklaart dat allerminst waarom de vader van verdachte aangeeft dat hij van zijn zoon zelf heeft gehoord dat hij betrokken is bij de overval als dit in werkelijkheid niet het geval zou zijn.
Met betrekking tot de rol die de vader van [medeverdachte 2] na de aanhouding van zijn zoon en meer in het bijzonder voorafgaand aan en tijdens het zesde – tevens een na laatste – politieverhoor van zijn zoon heeft gespeeld, overweegt de rechtbank dat het minst genomen bijzonder is te noemen dat de vader van een meerderjarige verdachte aanwezig heeft mogen zijn bij een politieverhoor nadat hij kort daarvoor alleen met hem heeft kunnen spreken en hij vervolgens bij het verhoor zelf de nodige opmerkingen heeft kunnen maken.
Deze gang van zaken leidt naar het oordeel van de rechtbank echter niet tot de conclusie dat de uitkomsten van dat verhoor en ook andere politieverhoren van [medeverdachte 2] om die reden als onbetrouwbaar ter zijde geschoven zouden moeten worden. In dit verband acht de rechtbank van belang dat de vermeende bemoeienis van vader [medeverdachte 2] tijdens het verhoor te controleren valt nu daarvan in het proces-verbaal van verhoor door de verhorend verbalisant aantekening is gemaakt en uit de aard en inhoud van die opmerkingen naar het oordeel van de rechtbank niet kan volgen dat er op medeverdachte [medeverdachte 2] een ongeoorloofde druk is uitgeoefend om namen van mededaders te noemen dan wel namen van mededaders te verzinnen.
Evenmin is de conclusie gerechtvaardigd dat de verklaringen die [medeverdachte 1] heeft afgelegd onbetrouwbaar zouden zijn als gevolg van de rol die vader [medeverdachte 2] heeft gespeeld nadat hij zijn zoon, medeverdachte [medeverdachte 2], heeft gesproken. Op geen enkele manier is gebleken dan wel anderszins aannemelijk geworden dat vader [medeverdachte 2] druk op [medeverdachte 1] heeft uitgeoefend om zich bij de politie te melden en aldaar een verklaring in strijd met de waarheid af te leggen. Niet alleen heeft [medeverdachte 1] zelf tijdens zijn verhoren bij de politie op geen enkel moment aangegeven of gesuggereerd dat hij onder druk stond om een bepaalde verklaring af te leggen, hij heeft dit in zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris zelfs expliciet weersproken. Vastgesteld kan bovendien worden dat [medeverdachte 1] van meet af aan openheid van zaken heeft gegeven door onder meer de namen van zijn mededaders, onder wie verdachte, te noemen, zodat de rechtbank de raadsvrouw dan ook niet kan volgen in haar betoog dat [medeverdachte 1] sterk wisselende en of tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Niet valt in te zien waarom twee medeverdachten ([medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]), al dan niet ingegeven door de bemoeienis van de vader van één van hen, namen van volstrekt willekeurige andere personen zouden noemen als deze niets met het ten laste gelegde feit te maken zouden hebben. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] betrouwbaar en bruikbaar zijn voor het bewijs.
Medeplegen
Door de verdediging is betoogd dat geen sprake is (geweest) van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, zodat van medeplegen geen sprake kan zijn. In dit verband is er door de verdediging op gewezen dat er op grond van de stukken in het dossier geen duidelijkheid is ontstaan over de planning van de beroving, de wijze van uitvoering en het verdelen van de buit. Volgens de raadsvrouw dient ook daarom vrijspraak te volgen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit hetgeen hiervoor onder de redengevende feiten en omstandigheden is opgenomen volgt dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden gebeld en op verzoek naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 3] komen. Daar treffen zij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3]. Nadat medeverdachte [medeverdachte 3] zogenaamd als klant naar de winkel is gegaan, gaat verdachte met zijn medeverdachten in de auto naar de supermarkt. Tijdens deze autorit is het verdachte die een bivakmuts aan medeverdachte [medeverdachte 1] geeft, hem zegt op [medeverdachte 3] te mikken en hem buiten de auto vervolgens een nepwapen in de handen drukt. Hierna gaat verdachte als een van de overvallers de winkel binnen. Terwijl [medeverdachte 1] met een nepvuurwapen de caissière dwingt de inhoud van de kassa af te geven is het verdachte die een plastic tas voor de caissière houdt waar het geld in moet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte in de voorbereiding van de overval een cruciale rol vervuld en is hij bovendien een van de overvallers in de winkel. Uit de bewijsmiddelen volgt daarom dat verdachte nauw en bewust met zijn mededaders heeft samengewerkt zodat van medeplegen sprake is.
4.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 23 december 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer], zijnde een winkelmedewerkster, heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag toebehorende aan Vomar Voordeelmarkt (filiaal gelegen aan de [a-straat]), welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader(s):
- die winkel zijn ingelopen en vervolgens
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] en een ander in die winkel aanwezig persoon heeft gericht en
- dat wapen in de hand heeft vastgehouden en
- haar daarbij de woorden hebben toegevoegd: "dit is een overval” en ”doe je kassa open" en "snel snel" en "geef geld".
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Bovendien heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 15 maart 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met vier anderen een overval op een supermarkt gepleegd. Op het moment dat de caissière bezig was om de boodschappen van een medeverdachte (die zich voordeed als klant) af te rekenen, zijn verdachte en één van zijn mededaders met een bivakmuts over het hoofd de supermarkt binnengegaan. Verdachte heeft met deze mededader geroepen om geld terwijl zijn mededader een imitatievuurwapen op de diverse in de winkel aanwezige personen richtte waardoor de caissière tot de afgifte van het geld in de kassa is bewogen. Verdachte heeft de caissière een tas voorgehouden waarin zij het geld moest doen. Daarnaast heeft verdachte een belangrijke rol gehad bij het beramen van deze overval: het is verdachte geweest die in de auto onderweg naar de supermarkt zijn mededader een bivakmuts gaf en later ook het imitatievuurwapen. Dat het voor de caissière en de andere in de winkel aanwezige personen een bijzonder traumatische ervaring is dan wel moet zijn geweest waarvan zij vaak nog lange tijd last hebben, blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van de caissière. Dat verdachte en zijn mededaders deze overval pleegden met een imitatievuurwapen doet aan de ernst van het feit niet af. Immers, slachtoffers van dergelijke overvallen zien in de regel het verschil tussen een echt en nepwapen niet. Op het moment waarop verdachte samen met anderen deze overval beging, heeft hij zich blijkbaar niet bekommerd om deze gevolgen. Daarbij komt dat verdachte gezien zijn ontkennende houding het laakbare van zijn handelen niet lijkt in te zien, althans daarvoor geen verantwoordelijkheid neemt en zichzelf als slachtoffer van de leugens van anderen neerzet. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt het handelen van verdachte geen andere straf dan een die vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in de ernst van het feit welke zij kennelijk anders waardeert dan de officier van justitie, aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Tevens houdt de rechtbank rekening met de relatief jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.700,- ingediend tegen verdachte en zijn medeverdachten wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4.2 bewezen verklaarde feit. De rechtbank komt een gedeeltelijke vergoeding van de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,- als voorschot billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het ontstaan van de schade (23 december 2011) tot aan de dag der algehele voldoening. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting is voor het meer gevorderde een nadere onderbouwing vereist, welke niet is gegeven, zodat de benadeelde partij ten aanzien van dat gedeelte van de vordering niet in haar vordering kan worden ontvangen.
Aangezien verdachte de afpersing in vereniging met anderen heeft gepleegd, zal de rechtbank bepalen dat indien een van de medeverdachten dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet – gelet op het bewezen verklaarde feit en gezien het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht – tevens aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zodat het slachtoffer niet zelf voor de inning hoeft zorg te dragen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (maanden) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst als voorschot toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer] geleden immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemde bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Hoendervoogt, voorzitter,
mr. J.A.M. Jansen en mr. S.C.A. van Kuijeren, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2012.
Mr. Jansen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
[2] Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 12 maart 2012 (dossierpagina D 15) en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2], d.d. 19 maart 2012 (dossierpagina C62-63).
[3] Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 13 maart 2012 (dossierpagina D 20).
[4] Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 12 maart 2012 (dossierpagina D 15) en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 19 maart 2012 (dossierpagina C 63).
[5] Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris d.d. 16 augustus 2012.
[6] Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 13 maart 2012 (dossierpagina D 20- 22) en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 19 maart 2012 (dossierpagina C 63-64).
[7] Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 12 maart 2012 (dossierpagina D 15).
[8] Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris d.d. 16 augustus 2012.
[9] Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 12 maart 2012 (dossierpagina D 15).
[10] Proces-verbaal beelden overval Vomar, opgemaakt d.d. 3 februari 2012 (dossierpagina Z6 63-64).
[11] Proces-verbaal van aangifte gedaan namens Vomar Voordeelmarkt d.d. 24 december 2011 (dossierpagina Z6 10) en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 13 maart 2012 (dossierpagina D 21).
[12 ]Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 19 maart 2012 (dossierpagina C 63) en proces-verbaal beelden overval Vomar, opgemaakt d.d. 3 februari 2012 (dossierpagina Z6 64).
[13] Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 13 maart 2012 (dossierpagina D 21) en proces-verbaal beelden overval Vomar, opgemaakt d.d. 3 februari 2012 (dossierpagina Z6 65).
[14] Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 23 december 2011 (dossierpagina Z6 15-16).
[15] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 24 december 2011 (dossierpagina Z6 24).
[16] Proces-verbaal van aangifte door [medeverdachte 3] d.d. 23 december 2011 (dossierpagina Z6 31) en het proces-verbaal beelden overval Vomar opgemaakt d.d. 3 februari 2012 (dossierpagina Z6 65).
[17] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 27 januari 2012 (dossierpagina Z6 40).
[18] Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 23 december 2011 (dossierpagina Z6 15-16) en proces-verbaal van aangifte door [medeverdachte 3] d.d. 23 december 2011 (dossierpagina Z6 31).
[19] Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 13 maart 2012 (dossierpagina D 21) en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 24 december 2011 (dossierpagina Z6 25).
[20] Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 13 maart 2012 (dossierpagina D 20- 22) en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 19 maart 2012 (dossierpagina C 64).
[21] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 24 december 2011 (dossierpagina Z6 24-25).
[22] Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 23 december 2011 (dossierpagina Z6 16).
[23] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 4 april 2012 (dossierpagina A 107) en verklaring [getuige 3] als getuige ter terechtzitting (proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 4 september 2012, pagina 4).
[24] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 maart 2012 (dossierpagina A 171-173).
[25] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2012 (dossierpagina A 102-103).