ECLI:NL:RBHAA:2012:BZ3877

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 oktober 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
15/740420-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op Vomar Voordeelmarkt te Zaandam met medeplegen door verdachte als chauffeur

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 4 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op de Vomar Voordeelmarkt in Zaandam op 23 december 2011. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, heeft zijn medeverdachten met de auto naar de supermarkt vervoerd en hen na de overval weer opgehaald. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, hoewel hij niet de feitelijke handelingen heeft verricht die de caissière tot afgifte van geld hebben gedwongen, een cruciale rol heeft gespeeld in de overval door als chauffeur op te treden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medeverdachten tijdens de overval een imitatiewapen hebben gebruikt en dat de caissière onder bedreiging van geweld is gedwongen om geld af te geven. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat er sprake is van medeplegen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest, een lagere straf opgelegd van achttien maanden. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, de caissière, voor immateriële schade als gevolg van de overval.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740420-12
Uitspraakdatum: 4 oktober 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 en 20 september 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 23 december 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] (zijnde een winkelmedewerkster) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (te weten ongeveer zeshonderdvijfenzeventig Euro) , in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Vomar Voordeelmarkt (filiaal gelegen aan de [a-straat]) , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) , welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij en/of zijn mededader(s) :
- die winkel is/zijn ingelopen en/of (vervolgens)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in elk geval een wapen, op die [slachtoffer] en/of andere in die winkel aanwezige perso(o)n(en) heeft/hebben gericht, althans die [slachtoffer] en/of die andere(n) heeft/hebben bedreigd met dat vuurwapen/voorwerp en/of
- dat wapen in de hand heeft/hebben vastgehouden en/of
- haar en/of hen een of meermalen daarbij (dreigend) de woord(en) heeft/hebben toegevoegd: "dit is een overval" en/of "doe je kassa open" en/of : "snel snel" en/of "geef geld", althans woorden van gelijke aard en of strekking ;
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks
23 december 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] (zijnde een winkelmedewerkster) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (circa zeshonderdvijfenzeventig euro) , in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Vomar voordeelmarkt (filiaal gelegen aan de [a-straat]) , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die perso(o)n(en) en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die perso(o)n(en) en/of zijn mededader(s) :
- die winkel is/zijn ingelopen en/of (vervolgens)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in elk geval een
wapen, op die [slachtoffer] en/of andere in die winkel aanwezige perso(o)n(en)
heeft/hebben gericht, althans die [slachtoffer] en/of die andere(n) heeft/hebben bedreigd met dat vuurwapen/voorwerp en/of
- dat wapen in de hand heeft/hebben vastgehouden en/of
- haar en/of hen een of meermalen daarbij (dreigend) de woord(en) heeft/hebben toegevoegd: "dit is een overval" en/of " doe je kassa open" en/of : "snel snel" en/of "geef geld", althans woorden van gelijke aard en of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 december 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door genoemde perso(o)n(en) in een door hem, verdachte, bestuurd voertuig naar en/of van de Vomar (gelegen aan de [a-straat]) te vervoeren en/of aldus als chauffeur heeft opgetreden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van het ondergane voorarrest. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze in integraal en hoofdelijk dient te worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden[1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 23 december 2011 worden medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] allebei afzonderlijk door één van de andere verdachten gebeld met het verzoek om naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] in [adres] (Zaandam) te komen. Medeverdachte [medeverdachte 2] arriveert daar kort na medeverdachte [medeverdachte 1] en zij treffen daar medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3]. Wanneer alle betrokkenen aanwezig zijn, is er telefonisch contact met verdachte.[2] Medeverdachte [medeverdachte 4] en zijn broertje verlaten de flat eerder dan de anderen.[3] Even later gaan medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] naar een bij de flat geparkeerd staande auto waarin verdachte wacht. Ze rijden vervolgens gezamenlijk in de door verdachte bestuurde auto naar een straat vlakbij de Vomar supermarkt.[4] In de auto liggen op de hoedenplank twee bivakmutsen en een pistool.[5] Tijdens deze rit geeft medeverdachte [medeverdachte 3] aan medeverdachte [medeverdachte 2] een bivakmuts en zegt hem dat hij op medeverdachte [medeverdachte 4] moet mikken.[6] In de auto heeft medeverdachte [medeverdachte 3] zelf ook een bivakmuts en medeverdachte [medeverdachte 1] krijgt een sjaal gewikkeld om zijn hoofd.[7] [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] doen de bivakmuts in de auto half op als een mutsje.[8] Buiten de auto zegt [medeverdachte 3] dat [medeverdachte 2] een nepwapen moet aanpakken en duwt dat wapen tegen hem aan.[9]
Omstreeks 19.15 uur[10] lopen medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de Vomar Voordeelmarkt gelegen aan de [a-straat] in Zaandam, gemeente Zaanstad in.[11] Medeverdachte [medeverdachte 1] blijft bij de toegangsdeuren van de Vomar staan. Hij houdt de schuifdeuren tegen en houdt daar de wacht.[12] [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] lopen de winkel in naar de kassa. Het wapen, dat in handen is van medeverdachte [medeverdachte 2], wordt door hem gericht op de caissière [13], genaamd [slachtoffer], terwijl hij zegt dat het een overval is en hij blijft roepen om geld.[14] [medeverdachte 2] richt het wapen ook op een andere medewerkster van de winkel die in de buurt van de kassa staat[15], op medeverdachte [medeverdachte 4] die op dat moment als klant bij de kassa staat[16] en op een daarachter staande klant.[17] [medeverdachte 3] zegt vervolgens tegen de caissière in het Turks: ‘Doe je kassa open, snel, snel’. De caissière geeft vervolgens aan dat zij de kassa niet kan openen, zolang de klant die zij op dat moment helpt - naar later blijkt medeverdachte [medeverdachte 4] - nog niet heeft betaald. Nadat zij van medeverdachte [medeverdachte 4] geld heeft ontvangen, opent zij de kassa en stopt ze het briefgeld uit de kassa in de tas die een van de overvallers voor haar houdt[18] en die door [medeverdachte 3] is meegenomen naar de supermarkt.[19]
Na de overval rennen de drie overvallers die zich in de winkel bevonden - [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] - weg richting de plaats waar zij uit de auto zijn gestapt. Op deze plek zit verdachte nog te wachten in de auto, terwijl hij deze al heeft gestart. Nadat de medeverdachten zijn ingestapt, rijdt verdachte terug naar de woning van [medeverdachte 4]. Onderweg stappen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] uit en verdachte en [medeverdachte 3] rijden verder.[20]
De betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
Door de raadsvrouw van verdachte is bepleit dat de verklaringen die medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben afgelegd, onbetrouwbaar zijn en derhalve niet voor het bewijs gebruikt mogen worden. Hiertoe is met betrekking tot medeverdachte [medeverdachte 1] aangevoerd dat hij vele wisselende verklaringen heeft afgelegd, waarbij hij bovendien pas in het zevende en laatste verhoor bij de politie de naam van verdachte heeft genoemd. Door de verdediging is er verder op gewezen dat [medeverdachte 1] pas namen van medeverdachten heeft genoemd, na het moment dat hij voorafgaand aan het zesde verhoor alleen met zijn vader is geweest, terwijl zijn vader vervolgens ook bij het verhoor aanwezig is geweest en zich actief met dit verhoor heeft bemoeid. De vader van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft een zeer bepalende rol gespeeld in het sturen van het onderzoek; hij heeft niet alleen druk uitgeoefend op zijn zoon, maar ook op medeverdachte [medeverdachte 2]. Nadat hij de namen van andere medeverdachten van zijn zoon heeft gehoord, heeft de vader van [medeverdachte 1] immers zelf actief onderzoek gedaan en anderen, onder wie medeverdachte [medeverdachte 2], zover gekregen om dezelfde namen te noemen als zijn zoon heeft gedaan. Gevolg hiervan is geweest dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wellicht op hoofdlijnen een gelijkluidende verklaring hebben afgelegd maar dat deze verklaringen op details zo uiteenlopen dat zij om die reden niet geloofwaardig en onbruikbaar voor het bewijs zijn, zo heeft de raadsvrouw betoogd.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken of anderszins aannemelijk geworden dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd, in die zin dat zij de daarin genoemde namen van medeverdachten hebben verzonnen. Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken stelt de rechtbank vast dat de verklaringen die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben afgelegd over de gang van zaken tijdens de overval en de voorbereidingen daaraan voorafgaand - zowel als verdachte als later in de hoedanigheid van getuige bij de rechter-commissaris - op hoofdlijnen en belangrijke onderdelen eensluidend zijn, waarbij zij bovendien ook zich zelf belasten. Hun verklaringen vinden ook – voor zover mogelijk – bevestiging in de camerabeelden en worden voorts ondersteund door de bevindingen met betrekking tot de zendmastgegevens en het onderzoek naar de telefonische contacten tussen enkele verdachten rondom het tijdstip van de overval. Hoewel het op zich zelf juist is dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op een aantal punten uiteenlopen, stelt de rechtbank tegelijkertijd vast dat het daarbij ondergeschikte punten en details betreft. Over wie hun mededaders zijn en de rolverdeling hebben zij beiden (uiteindelijk) consistent en gelijkluidend verklaard.
Met betrekking tot de rol die de vader van [medeverdachte 1] na de aanhouding van zijn zoon en meer in het bijzonder voorafgaand aan en tijdens het zesde - tevens een na laatste - politieverhoor van zijn zoon heeft gespeeld, overweegt de rechtbank dat het minst genomen bijzonder is te noemen dat de vader van een meerderjarige verdachte aanwezig heeft mogen zijn bij een politieverhoor nadat hij kort daarvoor alleen met hem heeft kunnen spreken en hij vervolgens tijdens het verhoor de nodige opmerkingen heeft kunnen maken.
Deze gang van zaken leidt naar het oordeel van de rechtbank echter niet tot de conclusie dat de uitkomsten van dat verhoor en het daarna nog gevolgde laatste politieverhoor van [medeverdachte 1] om die reden zonder meer als onbetrouwbaar ter zijde zouden moeten worden geschoven.
In dit verband acht de rechtbank van belang dat die vermeende bemoeienis van vader [medeverdachte 1] tijdens het verhoor te controleren valt nu daarvan in het proces-verbaal van het betreffende verhoor door de verhorend verbalisant aantekening is gemaakt en uit de aard en inhoud van de opmerkingen naar het oordeel van de rechtbank niet kan volgen dat er op medeverdachte [medeverdachte 1] een ongeoorloofde druk is uitgeoefend om namen van mededaders te noemen dan wel namen van mededaders te verzinnen.
Evenmin is de conclusie gerechtvaardigd dat de verklaringen die [medeverdachte 2] heeft afgelegd onbetrouwbaar zouden zijn als gevolg van de rol die vader [medeverdachte 1] heeft gespeeld nadat hij zijn zoon, medeverdachte [medeverdachte 1], heeft gesproken. Op geen enkele manier is gebleken dan wel anderszins aannemelijk geworden dat vader [medeverdachte 1] druk op [medeverdachte 2] heeft gelegd om zich bij de politie te melden en aldaar een verklaring in strijd met de waarheid af te leggen. Niet alleen heeft [medeverdachte 2] zelf op geen enkel moment tijdens zijn verhoren bij de politie aangegeven of gesuggereerd dat hij onder druk stond om een bepaalde verklaring af te leggen, hij heeft dit in zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris zelfs expliciet weersproken. Vastgesteld kan bovendien worden dat [medeverdachte 2] van meet af aan openheid van zaken heeft gegeven door de namen van zijn mededaders, onder wie verdachte, te noemen, terwijl op het moment dat die verhoren plaatsvonden, [medeverdachte 1] de naam van verdachte nog niet had genoemd en – naar aangenomen mag worden – vader [medeverdachte 1] daarvan dus ook niet op de hoogte was. Niet valt in te zien waarom twee medeverdachten ([medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]), al dan niet ingegeven door de bemoeienis van de vader van één van hen, namen van de andere medeverdachten zouden noemen als deze niets met het ten laste gelegde feit te maken zouden hebben. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrouwbaar en bruikbaar zijn voor het bewijs.
Medeplegen
Door de raadsvrouw van verdachte is verder nog aangevoerd dat geen sprake is (geweest) van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, zodat van medeplegen geen sprake kan zijn. De raadsvrouw heeft er in dit verband op gewezen dat het dossier naast de verklaringen van twee medeverdachten geen enkel technisch bewijs bevat, waaruit de betrokkenheid van verdachte blijkt en er evenmin objectieve bewijsmiddelen zijn die de belastende verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ondersteunen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit hetgeen hiervoor onder de redengevende feiten en omstandigheden is opgenomen volgt dat verdachte ten behoeve van de overval op de Vomar is opgetreden als chauffeur van de feitelijke overvallers, waarbij hij hen in de auto naar de Vomar heeft gebracht en na afloop van die overval weer heeft teruggereden naar de woning van één van de medeverdachten.
Op het moment dat de medeverdachten zich in de flat van één van hen hadden verzameld, stond verdachte, nadat hij door één van de medeverdachten was gebeld, op enig moment voor de flat te wachten in een auto waar de medeverdachten zijn ingestapt en verdachte hen naar de Vomar heeft gebracht. Uit de hiervoor aangehaalde verklaringen blijkt dat in de auto bivakmutsen zijn uitgedeeld, dat over de overval is gesproken en dat het wapen en de bivakmutsen in de auto op de hoedenplank lagen. Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben de bivakmutsen in de auto half opgedaan en medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de sjaal in de auto al om zijn hoofd gewikkeld gekregen. Bovendien weet verdachte kennelijk waar hij naar toe moet rijden en heeft hij, nadat de medeverdachten waren uitgestapt, op hen gewacht tot zij terugkwamen.
In het licht van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte precies wist waar hij mee bezig was.
De rechtbank vindt hiervoor tevens bevestiging in de ontkennende houding van verdachte. Verdachte stelt zich immers niet op het standpunt dat hij niet wist wat zijn vrienden gingen doen, maar hij ontkent dat hij ter plaatse was, hetgeen door de overige bewijsmiddelen wordt ontkracht, zoals hierboven is overwogen. De rechtbank is van oordeel dat het om die reden niet anders kan dan dat verdachte deze ontkennende verklaring aflegt, teneinde de waarheid te verhullen, te weten dat hij wel degelijk wist dat zij een overval gingen plegen en dat hij daarbij zelf een rol heeft vervuld. De objectieve bewijsmiddelen die er zijn, met name de zendmastgegevens van de telefoon van verdachte weerspreken de betrokkenheid van verdachte bovendien niet. Bij een overval is het van groot belang dat de daders zich snel uit de voeten kunnen maken. Verdachte heeft bij het ten laste gelegde feit als bestuurder van de (vlucht)auto een cruciale rol vervuld, die veel verder voert dan een zuiver ondersteunende. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte nauw en bewust met zijn mededaders heeft samengewerkt, zodat sprake is van medeplegen.
4.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 23 december 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer], zijnde een winkelmedewerkster, heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag toebehorende aan Vomar Voordeelmarkt (filiaal gelegen aan de [a-straat]), welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zijn mededader(s):
- die winkel zijn ingelopen en vervolgens
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] en een ander in die winkel aanwezig persoon heeft gericht en
- dat wapen in de hand heeft vastgehouden en
- haar daarbij de woorden hebben toegevoegd: "dit is een overval” en ”doe je kassa open" en "snel snel" en "geef geld".
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
primair
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Bovendien heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 4 april 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met vier anderen een overval op een supermarkt gepleegd, waarbij verdachte zijn medeverdachten met de auto van en naar de supermarkt heeft vervoerd. Daarmee heeft verdachte niet alleen een soepele aankomst van zijn mededaders in de buurt van de supermarkt verzorgd, maar heeft hij ook hun vlucht na de overval mogelijk gemaakt of minst genomen vergemakkelijkt. Bij deze overval hebben de mededaders van verdachte de op dat moment aanwezige caissière met een imitatiewapen gedwongen om de inhoud van de kassa af te geven. Hoewel het niet verdachte is geweest die de feitelijke handelingen heeft gepleegd waardoor deze caissière tot afgifte van geld werd bewogen, heeft verdachte bij de overval op de supermarkt een voor zijn mededaders en voor het slagen van de overval, belangrijke positie bekleed. Dat het voor de caissière en de andere in de winkel aanwezige personen een bijzonder traumatische ervaring is geweest waarvan zij vaak nog maanden de gevolgen hebben ondervonden en misschien zelfs nog steeds ondervinden, blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Dat verdachte en zijn mededaders deze overval pleegden met een imitatievuurwapen doet aan de ernst van het feit niet af. Immers, slachtoffers van dergelijke overvallen zien in de regel het verschil tussen een echt en een nepwapen niet. Op het moment waarop verdachte samen met anderen de overval beging, heeft hij zich niet bekommerd om deze gevolgen. Daar komt bij dat verdachte gezien zijn ontkennende houding het laakbare van zijn handelingen niet lijkt in te zien, althans daarvoor geen verantwoordelijkheid neemt, hetgeen de rechtbank verdachte aanrekent.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt het handelen van verdachte geen andere straf dan een die vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt. De rechtbank waardeert het bewezen verklaarde feit echter anders dan de officier van justitie en ziet bovendien in de bijdrage die verdachte heeft geleverd aanleiding om een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist en die ook lager is dan de straf die enkele van zijn mededaders zal worden opgelegd. Tevens houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met zijn relatief jonge leeftijd en het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.700,- ingediend tegen verdachte en zijn medeverdachten wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4.2 bewezen verklaarde feit. De rechtbank komt een gedeeltelijke vergoeding van de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,- als voorschot billijk voor.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 1000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het ontstaan van de schade (23 december 2011) tot aan de dag der algehele voldoening. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting is voor het meer gevorderde een nadere onderbouwing vereist, welke niet is gegeven, zodat de benadeelde partij ten aanzien van dat gedeelte van de vordering niet in haar vordering kan worden ontvangen.
Aangezien verdachte de afpersing in vereniging met anderen heeft gepleegd, zal de rechtbank bepalen dat indien een van de medeverdachten dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet – gelet op het bewezen verklaarde feit en gezien het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht – tevens aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zodat het slachtoffer niet zelf voor de inning hoeft zorg te dragen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst als voorschot toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer] geleden immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Hoendervoogt, voorzitter,
mr. J.A.M. Jansen en mr. S.C.A. van Kuijeren, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2012.
Mr. Jansen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
[2] Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 12 maart 2012 (dossierpagina D 15) en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1], d.d. 19 maart 2012 (dossierpagina C62-63).
[3] Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 13 maart 2012 (dossierpagina D 20).
[4] Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 12 maart 2012 (dossierpagina D 15) en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 19 maart 2012 (dossierpagina C 63).
[5] Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris d.d. 16 augustus 2012.
[6] Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 13 maart 2012 (dossierpagina D 20- 22) en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 19 maart 2012 (dossierpagina C 63-64).
[7] Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 12 maart 2012 (dossierpagina D 15).
[8] Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris d.d. 16 augustus 2012.
[9] Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 12 maart 2012 (dossierpagina D 15).
[10] Proces-verbaal beelden overval Vomar, opgemaakt d.d. 3 februari 2012 (dossierpagina Z6 63-64).
[11] Proces-verbaal van aangifte gedaan namens Vomar Voordeelmarkt d.d. 24 december 2011 (dossierpagina Z6 10) en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 13 maart 2012 (dossierpagina D 21).
[12] Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 19 maart 2012 (dossierpagina C 63) en proces-verbaal beelden overval Vomar, opgemaakt d.d. 3 februari 2012 (dossierpagina Z6 64).
[13] Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] d.d. 13 maart 2012 (dossierpagina D 21) en proces-verbaal beelden overval Vomar, opgemaakt d.d. 3 februari 2012 (dossierpagina Z6 65).
[14] Proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer] d.d. 23 december 2011 (dossierpagina Z6 15-16).
[15] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 24 december 2011 (dossierpagina Z6 24).
[16] proces-verbaal van aangifte door [medeverdachte 4] d.d. 23 december 2011 (dossierpagina Z6 31) en het proces-verbaal beelden overval Vomar d.d. 3 februari 2012 (dossierpagina Z6 65).
[17] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 27 januari 2012 (dossierpagina Z6 40),
[18] Proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer] d.d. 23 december 2011 (dossierpagina Z6 15-16) en proces-verbaal van aangifte door [medeverdachte 4] d.d. 23 december 2011 (dossierpagina Z6 31) .
[19] Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 13 maart 2012 (dossierpagina D 21) en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 24 december 2011 (dossierpagina Z6 25).
[20] Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 13 maart 2012 (dossierpagina D 20- 22) en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 19 maart 2012 (dossierpagina C 64).