ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6547

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
549882/ CV EXPL 12-3429
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van uitlener voor schade door tekortkoming gedetacheerde werknemer

In deze zaak vordert Bowers B.V. betaling van een bedrag van € 2.586,33 van VOS/PSH B.V. wegens een tekortkoming in de betaling voor wervings- en selectiewerkzaamheden. Bowers had in opdracht van PSH een monteur gedetacheerd bij een aan PSH gelieerde vennootschap, Seatec. PSH heeft echter nagelaten het overeengekomen bedrag te betalen en voert aan dat de gedetacheerde monteur tekort is geschoten in zijn werkzaamheden, wat heeft geleid tot schade voor de eigenaar van een schip. PSH stelt dat de vordering van Bowers verrekend moet worden met de schade die zij heeft geleden door de tekortkoming van de monteur.

De kantonrechter heeft de vordering van Bowers toegewezen en het beroep van PSH op wanprestatie en aansprakelijkheid op grond van artikel 6:76 BW verworpen. De rechter oordeelt dat Bowers niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de fouten van de gedetacheerde werknemer, aangezien deze onder de leiding van Seatec werkte. De kantonrechter concludeert dat Bowers aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat de schade niet aan haar kan worden toegerekend. De reconventionele vordering van PSH tot schadevergoeding wordt afgewezen, en PSH wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de gevorderde rente.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van uitleners en inleners in het kader van detachering en de voorwaarden waaronder aansprakelijkheid kan worden vastgesteld. De rechter bevestigt dat de uitlener niet verantwoordelijk is voor de uitvoering van werkzaamheden door de gedetacheerde werknemer, zolang deze onder de leiding van de inlener werkt.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 549882/ CV EXPL 12-3429
datum uitspraak: 17 oktober 2012
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
BOWERS B.V.
te Dordrecht
eiseres
hierna te noemen Bowers
gemachtigde mr. J. Visser
tegen
VOS/PSH B.V.
te Uitgeest
gedaagde
hierna te noemen PSH
gemachtigde mr. A.L.A. de Graaf
De procedure
Bowers heeft PSH gedagvaard op 27 februari 2012. PSH heeft schriftelijk geantwoord en een eis in reconventie ingediend.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 30 mei 2012 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 21 september 2012. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Bowers heeft een conclusie van antwoord in reconventie ingediend en PSH heeft nog nadere producties overgelegd.
De feiten
a. Bowers verricht opdrachten tot werving en selectie van personeel en leent ook personeel op detacheringbasis uit.
b. Bowers heeft in 2011 in opdracht van PSH een werving en selectie uitgevoerd, die ertoe heeft geleid da[XXX] per 1 april 2011 bij PSH in dienst is getreden.
c. In verband hiermee zijn partijen overeengekomen dat PSH bij indiensttreding een bedrag van € 2.586,33 inclusief BTW aan Bowers zou voldoen, hetgeen ook is gebeurd.
d. Voorts is overeengekomen dat indien en zodra [XXX] na de proeftijd van twee maanden nog in dienst van PSH zou zijn, PSH nogmaals een bedrag van € 2.586,33 aan Bowers zou voldoen. PSH heeft de daarvoor verzonden factuur van 9 juni 2011 onbetaald gelaten.
e. Op 1 december 2010 heeft Bowers bij Vos/Seatec (hierna: Seatec), een aan PSH gelieerde vennootscha[YYY] gedetacheerd om te voorzien in een bij Seatec bestaande tijdelijke behoefte aan een monteur.
f. Bowers was verantwoordelijk voor de salarisbetaling aan [YYY]. Gedurende de periode dat [YYY] bij Seatec gedetacheerd is geweest, hebben salarisbetalingen plaatsgevonden op 21 december 2010, 11 januari, 9 februari, 25 februari en 8 maart 2011.
g. Eind januari of begin februari 2011 heeft [YYY] reparatiewerkzaamheden verricht aan een pomp op een schip dat eigendom is van Parlevliet & Van der Plas B.V.
h. Na de reparatie is op open zee gebleken dat de pomp niet naar behoren functioneerde.
i. Parlevliet heeft Seatec medio maart 2011 aansprakelijk gesteld voor de schade die zij als gevolg van de gebrekkige pomp had geleden en op 16 september 2011 een factuur voor een bedrag van € 14.206,35 ter zake van deze schade aan Seatec verzonden. Voormeld bedrag is door Parlevliet verrekend met nog bij Seatec openstaande facturen.
j. Bij e-mail van 15 maart 2011 heeft Seatec Bowers aansprakelijk gesteld voor de onder i genoemde schade.
k. De detachering van [YYY] is op verzoek van Bowers in februari 2011 beëindigd.
l. Bij akte van cessie heeft Seatec haar vordering op Bowers ten bedrage van
€ 14.206,35 ter zake van een schadeclaim met betrekking tot schade die ontstaan is ten gevolge van de ondeugdelijke reparatie van een pomp op een in eigendom van Parlevliet toekomend schip, aan PSH gecedeerd.
De vordering in conventie
Bowers vordert (samengevat) veroordeling van PSH tot betaling van € 2.586,33 te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:116a BW en de proceskosten inclusief nakosten. Bowers legt aan de vordering ten grondslag dat zij in opdracht en voor rekening van PSH op succesvolle wijze werving- en selectiewerkzaamheden heeft verricht en dat PSH de het daarvoor overeengekomen bedrag ondanks aanmaningen (deels) onbetaald heeft gelaten.
Het verweer
PSH betwist de vordering. Zij voert aan dat zij, althans de aan haar gelieerde vennootschap Seatec, schade heeft geleden door toedoen van een door Bowers bij Seatec gedetacheerde monteur, [YYY], welke schade voor rekening van Bowers dient te komen omdat Bowers bij de detachering van deze monteur nalatig is geweest. De vordering tot schadevergoeding, die aan PSH is gecedeerd, dient te worden verrekend met de vordering in conventie van Bowers.
De vordering in reconventie
PSH vordert (samengevat) veroordeling van Bowers tot betaling van € 14.206,35 aan schadevergoeding plus € 600,- aan buitengerechtelijke kosten, alsmede een verklaring voor recht dat PSH een beroep op verrekening toekomt, met veroordeling van Bowers in de proceskosten inclusief nakosten.
PSH legt aan deze vordering ten grondslag datgene wat zij als verweer heeft aangevoerd.
Het verweer in reconventie
Bowers betwist de vordering. Zij voert aan dat zij hoe dan ook niet aansprakelijk kan worden gehouden voor fouten van door haar gedetacheerde werknemers. Zij zijn immers onder de uitsluitende leiding en instructie van de inlener (hier PSH) werkzaam. Voorts betwist zij dat zij op enigerlei wijze jegens Seatec tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Ten slotte staat volgens Bowers niet vast dat de door PSH geleden schade door toedoen van [YYY] is ontstaan.
De beoordeling in conventie en reconventie
1. De vordering in conventie is op zich zelf niet betwist en ligt daarom voor toewijzing gereed. Ter beantwoording ligt alleen voor de vraag of het beroep op verrekening kan slagen. Daarvoor dient de vordering in reconventie te worden beoordeeld.
2. Ter onderbouwing van haar stelling dat Bowers te kort is geschoten in de detacheringopdracht, heeft PSH aangevoerd dat Bowers heeft nagelaten om voor (tijdige) betaling van het salaris van [YYY] zorg te dragen, waardoor deze zodanig geëmotioneerd is geraakt dat hij de door hem uit te voeren werkzaamheden aan een pomp ondeugdelijk heeft uitgevoerd en onafgemonteerd heeft achtergelaten. Daardoor is de pomp defect geraakt en is schade ontstaan. Verder voert PSH aan dat Bowers heeft nagelaten een ter zake kundig monteur ter beschikking te stellen omdat een kundig monteur de betreffende werkzaamheden nooit als gereed zou hebben afgemeld. Voor zover het voorgaande al niet als wanprestatie kan worden gekwalificeerd, is sprake van onrechtmatig handelen, aldus PSH. Voorts is Bowers aansprakelijk op grond van artikel 6:76 BW, de aansprakelijkheid voor hulppersonen. Ten slotte beroept PSH zich op de redelijkheid en billijkheid. Ter onderbouwing van het voorgaande heeft PSH een verklaring overgelegd v[ZZZ], werknemer van PSH en va[AAA], werknemer van Seatec en feitelijk leidinggevende van [YYY].
3. Geen van de aangevoerde grondslagen kan leiden tot toewijzing van de reconventionele vordering. Voor wat betreft het niet (tijdig) betalen van het salaris heeft Bowers immers onder overlegging van bankafschriften en onvoldoende door PSH weersproken, aangevoerd dat het aan [YYY] verschuldigde salaris steeds volledig en tijdig is voldaan. Op 25 februari 2011 heeft zij zelfs nog een voorschot op het salaris aan [YYY] betaald. Van enige tekortkoming ten aanzien van de salarisbetaling is dan ook geen sprake. Voor zover [YYY] op enig moment al geëmotioneerd zou zijn geweest wegens het niet verkrijgen van salaris, had het op de weg van Seatec en/of PSH, die blijkens de verklaringen van [ZZZ] en [AAA] daarvan op de hoogte waren, gelegen om daarvan tijdig melding te maken bij Bowers. Gesteld noch gebleken is dat dit is gebeurd vóórdat het incident met de pomp plaatsvond.
4. Ook de stelling dat Bowers heeft nagelaten een ter zake kundig monteur ter beschikking te stellen, faalt. Zoals Bowers onder overlegging van diploma’s en stukken betreffende de ervaring van [YYY], heeft aangevoerd, was [YYY] voldoende gekwalificeerd en voldeed hij aan de gestelde functie-eisen. Uit hetgeen PSH heeft aangevoerd, volgt ook dat zij dat niet betwist. Daarmee heeft Bowers voldaan aan de op haar rustende verplichting, te weten het beschikbaar stellen van een ter zake kundige monteur.
De diskwalificatie van [YYY] vloeit volgens PSH voort uit het niet afmonteren van de pomp. Met Bowers is de kantonrechter van oordeel dat die enkele fout niet kan leiden tot de conclusie dat Bowers een ongeschikte monteur ter beschikking heeft gesteld. Bowers was immers niet gehouden er voor zorg te dragen dat [YYY] zijn werk op deugdelijke wijze zou uitvoeren. Dit geldt te meer nu [YYY] zijn werkzaamheden onder de feitelijke leiding van Seatec uitvoerde en Bowers daarover geen enkele zeggenschap had. De door [YYY] tijdens die werkzaamheden gemaakte fout, zo daarvan al sprake is, kan niet aan Bowers worden toegerekend.
5. De conclusie is dan ook dat Bowers aan haar verplichtingen jegens Seatec heeft voldaan en zij niet op grond van wanprestatie aansprakelijk gehouden kan worden voor de door PSH gestelde schade. Van enig onrechtmatig handelen is evenmin sprake. In het licht van voormelde omstandigheden valt niet in te zien welk verwijt Bowers kan worden gemaakt. Zij had immers geen zeggenschap over of zicht op de uitvoering van de werkzaamheden door [YYY].
6. Aansprakelijkheid ingevolge artikel 6:76 BW is evenmin aan de orde: de op Bowers rustende verplichting was immers het detacheren van een monteur en niet het repareren van de pomp. Zoals gezegd is Bowers ten aanzien van het detacheren van een monteur niet te kort geschoten. Het ondeugdelijk repareren van de pomp was niet een door haar uit te voeren verbintenis, zodat ook niet kan worden gezegd dat [YYY] een door haar ingeschakelde hulppersoon was.
7. Ten slotte is er ook geen aanleiding om op grond van de redelijkheid en billijkheid de schade voor rekening van Bowers te brengen alleen al omdat Seatec zelf zicht had op de werkzaamheden van [YYY] en het op haar weg had gelegen om diens werkzaamheden te controleren, terwijl Bowers die mogelijkheden niet had.
8. Uit het vorenstaande volgt dat de reconventionele vordering zal worden afgewezen. Van verrekening kan geen dus geen sprake zijn en dat betekent dat de conventionele vordering zal worden toegewezen. De verschuldigdheid van wettelijke rente is weliswaar door PSH betwist, maar zij heeft die betwisting niet onderbouwd, zodat de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen. Toewijzing zal plaatsvinden met ingang van 8 juli 2011. Dit is dertig dagen na de factuurdatum en deze termijn sluit aan op de betaaltermijn die is gehanteerd in de factuur betreffende het eerste deel van de voor [XXX] te betalen vergoeding. De factuur van 9 juni 2011 is voor wat betreft de betaaltermijn niet eenduidig en daarom wordt daarvoor bij de eerste factuur aangesloten.
9. De proceskosten in conventie en in reconventie komen voor rekening van PSH omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. De nakosten zullen worden afgewezen omdat thans niet vast staat of deze zullen worden gemaakt en zo ja, tot welk bedrag.
De beslissing in conventie en in reconventie
De kantonrechter:
- veroordeelt PSH tot betaling aan Bowers van € 2.586,33 te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:116a BW over dat bedrag vanaf 8 juli 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt PSH tot betaling van de proceskosten in conventie en in reconventie, die aan de kant van Bowers tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 76,17
griffierecht € 437,00
salaris gemachtigde € 650,00,
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.