ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6157

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
182636 - HA ZA 11-759
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van rechtswege van advocaat van eiseres en verwijzing naar rol voor nieuwe advocaat

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem, is op 4 april 2012 een vonnis gewezen in een civiele procedure. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.R. Halfhide, was betrokken in een geschil met de gedaagde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de advocaat van eiseres, mr. Halfhide, geschorst was, wat leidde tot een schorsing van rechtswege van de rechtsgang. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen om eiseres de gelegenheid te geven een nieuwe advocaat te stellen. Indien eiseres hierin niet zou slagen, heeft de gedaagde de mogelijkheid om het geding te hervatten op basis van artikel 228 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), zoals bevestigd door een arrest van de Hoge Raad van 9 december 2011. De rechtbank heeft eiseres opgeroepen om op de rolzitting van 18 april 2012 te verschijnen en haar standpunt kenbaar te maken. De beslissing om de zaak aan te houden is genomen om de rechten van eiseres te waarborgen, gezien de schorsing van haar advocaat. De rechtbank heeft in het vonnis benadrukt dat het belangrijk is dat eiseres een nieuwe advocaat aanstelt om haar belangen te kunnen behartigen. De zaak is dusdanig gecompliceerd dat de rechtbank ervoor heeft gekozen om verdere beslissingen aan te houden totdat de situatie van eiseres is opgelost.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 182636 / HA ZA 11-759
Vonnis van 4 april 2012
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [wooonplaats],
eiseres,
advocaat: mr. J.R. Halfhide (geschorst),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. J. Kluivers.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 januari 2012
- de akte van niet dienen aan de zijde van [eiseres]
- verzoek vonniswijzing
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In voormeld tussenvonnis is [eiseres] opgedragen te bewijzen dat zij in februari 2008 € 5.000,- heeft geleend aan [gedaagde]. De zaak is naar de rol van 8 februari 2012 verwezen voor uitlating door [eiseres] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel. [Eiseres] heeft op genoemde roldatum niet gereageerd. Ter rolle van 22 februari 2012 heeft [eiseres] evenmin gereageerd. Vervolgens heeft [gedaagde] vonnis gevraagd.
2.2. De huidige advocaat van [eiseres], mr. J.R. Halfhide, heeft bij brief van 20 december 2011 middels een formulier B-2 aan de rechtbank doen weten dat hij zich tot advocaat stelt voor [eiseres], in plaats van mr. S. Reiziger (die zich oorspronkelijk tot advocaat had gesteld.) Ter gelegenheid van de comparitie van partijen van 9 december 2011 presenteerde mr. Halfhide zich nog als kantoorgenoot van mr. Reiziger.
Uit de landelijke advocatentabel blijkt sinds kort dat mr. Halfhide is geschorst. De Deken der Orde van Advocaten in het Arrondissement Zwolle - Lelystad heeft de rechtbank medegedeeld dat het gaat om een schorsing van rechtswege, die al voor de comparitie van partijen van 9 december 2011 was ingegaan. Deze schorsing is evenwel pas na het tussenvonnis van 25 januari 2012 in de landelijke advocatentabel vermeld.
2.3. Nu het hier gaat om een schorsing van rechtswege (die kennelijk niet slechts voor korte tijd is uitgesproken en daarom noopt tot aanhouding totdat de schorsing voorbij is) zal de rechtbank de zaak naar de rol verwijzen, teneinde [eiseres] in de gelegenheid te stellen opnieuw advocaat te stellen. Mocht zij daartoe niet overgaan, dan heeft [gedaagde] op grond van art. 228 Rv de mogelijkheid om op de voet van het (toevalligerwijs op de dag van de comparitie van partijen gewezen) arrest van de Hoge Raad van 9 december 2011 (LJN: BT2915; RvdW 2011,1545) het geding onmiddellijk weer te doen hervatten in de stand waarin dit zich bij de schorsing bevond, door een exploit uit te brengen aan [eiseres] zelf, waarin dit wordt aangezegd aan [eiseres], onder (i) oproeping op de voet van art. 227 lid 2 Rv tegen de zitting waarop de zaak zal worden voorgezet, (ii) mededeling van de schorsing van het geding en de reden daarvan, en (iii) aanzegging dat een andere advocaat gesteld moet worden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. verwijst de zaak naar de rol van 18 april 2012 voor uitlating als bedoeld in r.o. 2.3 door [eiseres];
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2012.?