ECLI:NL:RBHAA:2012:BY5381

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/1279
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding in verband met de uitbreiding van Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 12 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil over schadevergoeding in verband met de uitbreiding van de luchthaven Schiphol. Eiser, eigenaar van een woning sinds 30 september 1983, heeft verzocht om schadevergoeding voor de schade die hij stelt te hebben geleden door de uitbreiding van het luchtvaartterrein. In eerste instantie heeft de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol het verzoek afgewezen, maar in een later besluit van 7 februari 2012 is het bezwaar van eiser gegrond verklaard en is er alsnog een schadevergoeding van € 1.950,- toegekend, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van het verzoek.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij hij de berekening van de schade betwistte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besliscommissie zich terecht heeft gebaseerd op het Aanwijzingsbesluit 1996 en het Luchthavenverkeersbesluit 2003. Eiser voerde aan dat verweerster niet had aangetoond dat zijn woning buiten de 35 Ke zone valt en dat de schade een permanent karakter heeft. De rechtbank oordeelde echter dat eiser geen belang had bij deze beroepsgrond, omdat verweerster hem al een schadevergoeding had toegekend.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de besliscommissie zich terecht heeft gebaseerd op de wettelijke kaders en dat de schade niet als duurzaam kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/1279
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 november 2012 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. S. Essakkili),
en
de besliscommissie van Schadeschap luchthaven Schiphol, verweerster.
Procesverloop
Bij besluit van 16 januari 2007 (het primaire besluit) heeft verweerster het verzoek van eiser om vergoeding van schade die hij stelt te hebben geleden in verband met de uitbreiding van het luchtvaartterrein van de luchthaven Schiphol afgewezen.
Bij besluit van 7 februari 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar gegrond verklaard en alsnog een schadevergoeding toegekend van in totaal € 1.950,- te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datum van ontvangst van eisers verzoek.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2012. Eiser is zelf verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.P.M. van Ravels, voorzitter van de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol, en mr. G.M. van den Broek.
Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiser is sinds 30 september 1983 eigenaar van de woning aan de [adres]. Op 30 januari 2005 heeft hij verweerster verzocht om vergoeding van schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van de uitbreiding van het luchtvaartterrein van de luchthaven Schiphol.
2. Verweerster heeft het verzoek aanvankelijk afgewezen. In het bestreden besluit heeft verweerster eiser alsnog € 400,- schadevergoeding toegekend op grond van het Aanwijzingsbesluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 oktober 1996 (het Aanwijzingsbesluit 1996) in verband met het vierbanenstelsel. Daarnaast heeft verweerster € 1.550,- toegekend vanwege de inwerkingtreding van het Luchthavenverkeersbesluit 2003 (Lvb 2003), beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 3 februari 2005.
Het Luchthavenverkeersbesluit 2003
3. Eiser is het niet eens met de berekening van de schade in verband met de inwerkingtreding van Lvb 2003. Daartoe voert hij allereerst aan dat verweerster op geen enkele wijze heeft aangetoond dat zijn woning buiten de 35 Ke zone valt.
4. Onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 2 augustus 2012 (LJN: BY1156, www.rechtspraak.nl) is de rechtbank van oordeel dat eiser geen belang heeft bij bespreking van deze beroepsgrond, omdat verweerster ondanks dat naar haar oordeel geen sprake is van een overschrijding van een 35 Ke geluidsbelasting, eiser een vergoeding heeft toegekend in verband met de inwerkingtreding van Lvb 2003.
5. Voorts stelt eiser dat verweerster ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de feitelijke situatie.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerster zich terecht op het standpunt gesteld dat zij uitsluitend rekening kan houden met de hetgeen de besluiten mogelijk maken ten aanzien waarvan om schadevergoeding wordt verzocht. Verweerster kan aldus de feitelijke geluidsbelasting, voor zover die destijds afweek van hetgeen op grond van het Lvb 2003 was toegestaan, niet in haar besluitvorming betrekken.
7. Eiser heeft voorts bestreden dat de schade als gevolg van het Lvb 2003 een tijdelijk karakter heeft. Volgens eiser is sprake van schade met een permanent karakter en zal zolang de luchthaven Schiphol bestaat sprake zijn van geluidsoverlast.
8. De rechtbank verwerpt deze beroepsgrond. Zoals reeds eerder geoordeeld in uitspraken van deze rechtbank (zie onder meer de uitspraak van 17 februari 2010, LJN: BL5524 en eerdergenoemde uitspraak van 2 augustus 2012) heeft verweerster zich onder verwijzing naar het advies van de adviescommissie Van der Schans van 12 februari 2009 op het standpunt mogen stellen dat geen sprake is van schade met een duurzaam karakter als gevolg van het Lvb 2003, nu de waardedaling van woningen in [woonplaats] vanaf 31 augustus 2004 (zijnde de datum van inwerkingtreding van het Lvb 2004) weer ongedaan is gemaakt.
9. Eiser heeft verder aangevoerd dat de marktwaarde de enige juiste maatstaf is voor het berekenen van de economische schade.
10. Ook deze grond treft geen doel. Zoals overwogen in eerdergenoemde uitspraak van 2 augustus 2012, kan in geval van tijdelijke derving van woongenot de schade worden bepaald op basis van de huurwaardemethode. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 september 2009 (LJN: AY8507). Dat de huurwaarde wordt vastgesteld op basis van de waarde van de woning is eveneens aanvaard (zie de uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2005, LJN: AS2148). Overigens heeft eiser ter zitting aangegeven dat hij zich kan vinden in de vaststelling van de huurwaarde aan de hand van de waarde van de woning.
Het Aanwijzingsbesluit 1996
11. Voor zover eiser tevens heeft beoogd de berekening van de schade als gevolg van het Aanwijzingsbesluit 1996 te bestrijden, moet worden vastgesteld dat eiser zijn standpunt niet heeft onderbouwd. De rechtbank overweegt dat verweerder de schade heeft berekend overeenkomstig het algemeen advies van de commissie Van der Schans van 12 februari 2009 en met inachtneming van de uitspraken van de Afdeling van 10 november 2010 (LJN: BO3436) en 11 mei 2011 (LJN: BQ4066). Deze niet onderbouwde beroepsgrond biedt geen grond voor het oordeel dat de berekening van de schade ten gevolge van de ligging van eisers woning in de 26 Laeq-zone niet in stand kan blijven.
12. Gelet op de vorenstaande overwegingen is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter, en mr. drs. L. Beijen en mr. S.M. van Velsen, leden, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 november 2012.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.