2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep bij de rechtbank is gedaan en hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
De in het onderhavige geval verkregen informatie is van dien aard dat nader onderzoek geen relevante nieuwe gegevens zal opleveren. Ook overigens bestaat geen beletsel om met toepassing van voormeld wettelijk voorschrift onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen.
2.2 De voorzieningenrechter neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. In september 2006 is aan eiseres een bruikleenauto verstrekt. De bruikleenauto is destijds, na bezwaar, verleend met toepassing van de hardheidsclausule. Dit had te maken met de beperkingen van eiseres (voortvloeiend uit onder meer een spina bifida en heupklachten) in combinatie met de gezinssamenstelling (de zorg voor drie jonge kinderen). In 2011 is een hercontrole uitgevoerd en daarop is besloten een medisch advies te vragen. Het medisch onderzoek heeft plaatsgevonden bij een op 2 augustus 2011 afgelegd huisbezoek. De medisch adviseur van SCIO Consult heeft vervolgens, vanwege vastgestelde discrepanties tussen de klachten en de te objectiveren beperkingen, informatie opgevraagd bij de behandelend artsen. De medisch adviseur heeft uit de verkregen informatie afgeleid dat er geen medische verklaring is voor de heupklachten. Voorts wordt geconstateerd dat er sprake is van een psychische stoornis (somatoforme stoornis). Eiseres wordt in staat geacht deel te nemen aan het collectief vervoer. Verweerder heeft dit medisch advies gevolgd en bij het primaire besluit het recht op de bruikleenauto ingetrokken. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard. Verweerder heeft in bezwaar de medisch adviseur nog om een aanvullende toelichting verzocht. Wat betreft de praktische bezwaren, in die zin dat eiseres in een halfliggende houding moet worden vervoerd, stelt verweerder dat uit informatie verkregen van de Meertaxi is gebleken dat die bijzondere houding geen problemen hoeft op te leveren bij het vervoer. Verweerder heeft er verder nog op gewezen dat de bruikleenauto destijds is verstrekt gelet op de gezinssituatie en dat die inmiddels is gewijzigd, in die zin dat de kinderen elders verblijven. Verweerder heeft het ingenomen standpunt dat eiseres gebruik kan maken van het collectief vervoer gehandhaafd en acht de intrekking van de bruikleenauto met het oog daarop terecht.
2.3 Eiseres betwist de juistheid van het medisch advies. Zij stelt dat haar klachten niet psychisch zijn, maar fysiek en een gevolg van de spina bifida. Volgens eiseres is dit haar door haar behandelend artsen bevestigd. Zij acht het onzorgvuldig dat verweerder niet bij de door haar genoemde artsen om een opinie heeft gevraagd. Eiseres heeft ter zitting nader toegelicht dat zij zich in een halfliggende houding moet vervoeren en dat zij om die reden geen gebruik kan maken van het collectief vervoer. Zij heeft erop gewezen dat het in de praktijk niet mogelijk is gebleken haar te vervoeren in de busjes van Heliomare. Zij vervoert zichzelf overal naar toe in de bruikleenauto.
2.4 De voorzieningenrechter heeft de behandeling ter zitting op 3 april 2012 geschorst. Daarbij is afgesproken dat verweerder een nadere inventarisatie zal maken van de totale vervoersbehoefte van eiseres, waarbij ook specifiek zal worden betrokken de bezoeken die zij moet afleggen bij het revalidatiecentrum de Hoogstraat in Utrecht, het UMC in Utrecht en Heliomare in Aalsmeer en de vraag of het vervoerssysteem Valys hiervoor een voldoende alternatief biedt. Ook zal verweerder bij deze inventarisatie het alternatief van de scootmobiel meenemen. Verweerder zal verder nader contact opnemen met de Meertaxi over de (praktische) vervoersmogelijkheden c.q. onmogelijkheden en bij de beoordeling van alle (praktische) vervoersmogelijkheden c.q onmogelijkheden via zijn medisch adviseur inlichtingen inwinnen bij en overleg voeren met Heliomare. Hierbij zullen in elk geval de bijzondere zithouding en de daarmee verband houdende belastbaarheid van eiseres worden bezien.
2.5 Verweerder heeft op 7 augustus 2012 en 14 augustus 2012 de rechtbank bericht over de uitkomst van de nadere inventarisatie. Verweerder stelt - kort gezegd – vast te houden aan het ingenomen standpunt dat eiseres gebruik kan maken van het collectief aanvullend vervoer. Verweerder heeft de keuringsarts om een nader advies gevraagd. De keuringsarts heeft tevergeefs getracht informatie te verkrijgen van de revalidatiearts van eiseres, de heer Van Asbeck. Op grond van alle dossierstukken en het eerder medische advies heeft de keuringsarts zijn advies, dat eiseres in staat in van het collectief vervoer gebruik te maken, gehandhaafd. Nadat de keuringsarts vervolgens alsnog informatie heeft verkregen van de revalidatiearts heeft deze een aanvullend advies uitgebracht. De keuringsarts heeft de informatie van de revalidatiearts beoordeeld en geconcludeerd te blijven bij het afgegeven advies dat eiseres gebruik kan maken van het collectief vervoer. Verweerder heeft dit overgenomen. Verweerder heeft daarnaast een inventarisatie gemaakt van de vervoersbehoefte van eiseres en geconcludeerd dat eiseres de contacten die zij heeft in Rijsenhout, Aalsmeer en Amsterdam, kan bereiken met de Meertaxi en dat zij met het landelijk vervoer Valys bezoeken kan afleggen in Velsen-Noord en Utrecht. Met behulp van een scootmobiel zou zij zich kunnen verplaatsen in Rijsenhout, maar uit een passing is gebleken dat eiseres uit veiligheidsoverwegingen niet voor een scootmobiel in aanmerking kan komen. Ook andere individuele vervoersmiddelen bieden geen soelaas. Uit een passing bij Meertaxi is verweerder gebleken dat eiseres vervoerd kan worden op de bijrijderstoel voorin de taxi en daarvoor geeft verweerder een indicatie af. Ook bij vervoer door Valys zal verweerder een indicatie stellen. Bij de huidige uitvoerder BIOS zijn er geen minimale afstanden, zodat eiseres ook voor de boodschappen in de buurt gebruik kan maken van de Meertaxi. Omdat de Meertaxi ook voor de hele korte afstand in de vervoersbehoefte van eiseres kan voorzien stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres in haar beperkingen wordt gecompenseerd en dat op grond hiervan er geen aanleiding is een vervoersvoorziening als een bruikleenauto voort te zetten.
2.6 Eiseres heeft in haar brief van 19 augustus 2012 gereageerd. Zij geeft gemotiveerd aan dat zij niet wordt gecompenseerd in haar beperkingen op de wijze als door verweerder wordt voorgestaan.
2.7 De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
2.8 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan niet gezegd worden dat de uitgebrachte medische adviezen niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en niet voor juist kunnen worden gehouden. Blijkens die adviezen - het laatste advies steunt ook op recente informatie verkregen van de behandelend revalidatiearts van eiseres - kan eiseres in staat worden geacht om al dan niet met behulp van de chauffeur op de bijrijderstoel voorin de Meertaxi te worden vervoerd. Eiseres heeft niet met (medische) stukken aangetoond dat deze conclusie niet juist zou zijn. Dit betekent dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat er geen medisch redenen zijn voor eiseres die aan het gebruik van het collectief vervoer binnen de gemeente door haar in de weg staan.
2.9 De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat verweerder er evenwel ten onrechte mee heeft volstaan te beoordelen of eiseres op medische gronden in staat is gebruik te maken van het collectief vervoer. Artikel 4 WMO verplicht verweerder tot het compenseren van aanwezige beperkingen en bij het invullen van die verplichting moet verweerder zich richten op de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van de doelgroep. Uit de inmiddels ontwikkelde rechtspraak volgt dat het zogenaamde primaat van het collectief vervoer, zoals dat ook in de gemeente Haarlemmermeer is ingevoerd, in principe is toegestaan, mits daarmee wel voldoende vaststaat dat in een individueel geval aan die compensatieplicht van artikel 4 WMO wordt voldaan. Dat vraagt een zeer accuraat onderzoek naar alle relevante feiten en omstandigheden, van niet alleen de beperkingen van, in dit geval eiseres, maar ook de persoonskenmerken en het behoeftepatroon. Hier heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn onderzoeksplicht verzaakt. Verweerder heeft weliswaar een inventarisatie gemaakt van de vervoersbehoefte, heeft een passing laten doen voor het gebruik van een scootmobiel (met als resultaat dat een scootmobiel voor eiseres niet tot de mogelijkheden behoort) en heeft in de brief van 7 augustus 2012 - overigens zonder nadere toelichting - aangegeven dat ook andere individuele vervoersmiddelen geen soelaas boden, maar verweerder heeft zich evenwel hiertoe beperkt. Verder heeft verweerder zich alleen gericht op de vraag of eiseres praktisch (op medische gronden) gebruik kan maken van het collectief vervoer. Ook is in de overwegingen nergens kenbaar betrokken het gegeven dat eiseres (al enkele jaren) in het bezit is van een bruikleenauto en op welke wijze en met welke frequentie zij daarvan gebruik maakt. Het onderzoek door verweerder is derhalve niet gericht geweest op het vast stellen van welke voorziening in het individuele geval van eiseres is aan te merken als een afdoende compenserende voorziening als bedoeld in artikel 4 WMO.
2.10 De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de door verweerder aangeboden voorziening van de Meertaxi voor de zeer korte afstand (bijvoorbeeld het doen van boodschappen bij een winkel in de buurt) geen voorziening is die de vervoersbehoefte voldoende compenseert. Alleen al het feit dat deze voorziening slechts na een telefonische afspraak en altijd pas na een (onbepaalde) aanrijdtijd - en dus niet terstond – bereikbaar is, maakt deze voorziening in het geval van eiseres voor de korte afstanden niet geschikt. Het levert voor eiseres geen bijdrage tot zelfredzaamheid en dat verdraagt zich niet met de doelstellingen in de WMO. Daarbij speelt dat voor eiseres zowel een scootmobiel als andere ‘individuele vervoersmiddelen’ niet passend zijn gebleken.
2.11 Gelet hierop kan het bestreden besluit geen stand houden. Wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, Awb komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Verweerder zal een nieuw besluit dienen te nemen. Voorafgaand aan dat besluit zal verweerder nader onderzoek moeten verrichten, waarin mede aandacht moet worden geschonken aan de hiervoor aangeduide aandachtspunten.
2.12 Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting op 3 april 2012. De reiskosten komen ingevolge het bepaalde in en bij het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking op basis van een kilometervergoeding van € 0,28 per kilometer. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 12,90 (zijnde 2 x 23 kilometer Rijsenhout-Haarlem v.v.).