ECLI:NL:RBHAA:2012:BY4920

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/4748
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van rapport Inspectie voor de Gezondheidszorg en belangenafweging

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 30 november 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de openbaarmaking van een rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Het rapport, gedateerd 4 oktober 2012, zou openbaar worden gemaakt door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Verzoekster, een zorginstelling, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde onevenredig nadeel te lijden door de openbaarmaking van het rapport. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat bij de afweging van belangen het algemene belang van openbaarmaking moet worden afgewogen tegen het belang van verzoekster om geen onevenredig nadeel te lijden. Hierbij is het van belang dat de rapportage in neutrale bewoordingen is opgesteld en dat de zienswijze van betrokkenen in het rapport wordt opgenomen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verweerder niet bereid was om de zienswijze van verzoekster in het rapport op te nemen, wat volgens de voorzieningenrechter de belangen van verzoekster miskent. De voorzieningenrechter heeft daarom het besluit tot openbaarmaking geschorst tot drie weken na de beslissing op bezwaar en verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij de openbaarmaking van rapporten door toezichthouders.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12 - 4748 WOB
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 november 2012
in de zaak van:
[eiser],
gevestigd te Haarlem,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat te Haarlem,
tegen:
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 oktober 2012 heeft verweerder verzoekster meegedeeld dat het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg van 4 oktober 2012 openbaar zal worden gemaakt.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 17 oktober 2012 bezwaar gemaakt. Bij brief van 17 oktober 2012 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 16 november 2012, alwaar verzoekster zich heeft doen vertegenwoordigen door [naam 1], [naam 2], [naam 3], en [naam 4] en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. J.W.Th. Berg en drs. T.G.M. van Maasacker (senior inspecteur).
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Verzoekster heeft – kort samengevat – aangevoerd dat zij onevenredig in haar belangen wordt getroffen door openbaarmaking van het rapport van 4 oktober 2012. Verzoekster heeft daarbij gewezen op volgens haar onjuiste en onvolledige weergave van feiten en omstandigheden en onjuiste en soms ongefundeerde conclusies. Verzoekster heeft er voorts op gewezen dat haar zienswijze onvoldoende in het rapport naar voren komt en onvoldoende sprake is van neutrale bewoordingen.
2.3 Verweerder heeft erop gewezen dat de inspectie een actief openbaarmakingsbeleid hanteert ten aanzien van haar rapportages. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het belang van verzoekster geen nadeel te lijden als gevolg van publicatie afgewogen tegen het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering niet onevenredig wordt geacht. Dat er reeds maatregelen zijn genomen, is onvoldoende om openbaarmaking van het rapport achterwege te laten, aldus verweerder.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.4 Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het besluit tot openbaarmaking ziet op het inspectierapport van 4 oktober 2012 en het bijbehorend nieuwsbericht. Anders dan in het voornemen was aangegeven, ziet de openbaarmaking niet langer op de begeleidende brief bij het rapport.
2.5 De voorzieningenrechter stelt voorop dat - ook in geval van een voorgenomen actieve openbaarmaking ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Wob - het algemene belang van openbaarmaking afgewogen dient te worden tegen het belang van verzoekster geen onevenredig nadeel te lijden als gevolg van de openbaarmaking, waarbij volgens vaste jurisprudentie aan het algemeen belang een groot gewicht moet worden toegekend (Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: Afdeling), 10 november 2010, LJN BO3468).
2.6 In de uitspraak van 7 september 2011, LJN BR6938, heeft de Afdeling voor deze belangenafweging relevant geacht dat de rapportage in neutrale bewoordingen was opgesteld. Ook achtte de Afdeling van belang dat het rapport de feitelijke bevindingen van het onderzoek bevatte. Daarnaast hechtte de Afdeling eraan dat de zienswijze van betrokkenen, indien zij inhoud en/of conclusie betwistten, in of bij het rapport werden opgenomen.
2.7 Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat een rapportage van de inspectie gezondheidszorg naar zijn aard niet neutraal is. Hij verwijst daartoe naar de Kwaliteitswet zorginstellingen (KWZ) die zorginstellingen verplicht hun eigen kwaliteit te bewaken, te beheersen en te verbeteren. Deze wet noemt vier kwaliteitseisen waaraan een instelling moet voldoen: verantwoorde zorg, op kwaliteit gericht beleid, het opzetten van een kwaliteitssysteem en het maken van een jaarverslag. Bij een onderzoek door de inspectie worden deze criteria getoetst. De conclusies die daaruit voortvloeien zullen – met name wanneer kritische kanttekeningen worden geplaatst – niet alleen in neutrale bewoordingen kunnen worden gesteld. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter brengt dit gegeven echter met zich dat er op verweerder een verantwoordelijkheid rust ten aanzien van de vraag of degenen op wier handelen de rapportage betrekking heeft, door publicatie van deze rapportage onevenredig kunnen worden benadeeld. In dat verband is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter van belang dat de zienswijze van betrokkenen in of bij het rapport wordt opgenomen.
2.8 Ter zitting is naar voren gekomen dat verweerder niet bereid is de zienswijze van verzoekster op het rapport (op de daarin vermelde feiten en conclusies) in of bij het rapport mede openbaar te maken. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat daartoe geen noodzaak bestaat en dat verzoekster haar zienswijze op haar eigen website kan bekend maken.
2.9 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter miskent verweerder daarmee de belangen van verzoekster hetgeen ertoe leidt dat verzoekster onevenredig nadeel kan lijden door publicatie van het rapport, nu de zienswijze van verzoekster over de bevindingen en de conclusies onvoldoende duidelijk naar voren komt.
2.10 Uit het voorgaande volgt dat, gelet op de betrokken belangen, onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Het verzoek daartoe zal derhalve op de hierna vermelde wijze worden toegewezen.
2.11 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek toe;
3.2 schorst het besluit van 5 oktober 2012 tot drie weken na de beslissing op bezwaar;
3.3 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310,-- aan verzoekster te vergoeden;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,-- te betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Mateman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Maarleveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2012.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.