ECLI:NL:RBHAA:2012:BY4523

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
178044
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke omgangsregeling tussen vader en minderjarige na mediation

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 20 november 2012 een beschikking gegeven met betrekking tot de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.E.J. de Hart, en de belanghebbende, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.B. Warmerdam-Wolfs, hebben een procedure doorlopen waarin de omgang tussen de vader en het kind centraal stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een tijdelijke omgangsregeling moet komen, waarbij de vader en het kind eenmaal per veertien dagen op zaterdag van 10.00 uur tot 18.30 uur omgang hebben. Deze regeling is bedoeld om de band tussen vader en kind te versterken, terwijl ook rekening wordt gehouden met de emotionele behoeften van het kind.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het belangrijk is om rust en duidelijkheid te creëren voor het kind, en dat de omgangsregeling niet alleen in het belang van de vader is, maar ook in het belang van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader en de belanghebbende zich hebben ingespannen om de communicatie te verbeteren en dat zij samen met een mediator hebben gewerkt aan een oplossing. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de omgangsregeling kan worden aangepast indien het kind signalen afgeeft dat er behoefte is aan meer ruimte.

De rechtbank heeft de zaak aangehouden en bepaald dat de omgangsregeling voorlopig van kracht blijft tot er een definitieve beslissing wordt genomen. De rechtbank heeft partijen verzocht om uiterlijk op 15 januari 2013 schriftelijk te rapporteren over het verloop van de omgangsregeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de Raad voor de Kinderbescherming benadrukt, die ook aanwezig was tijdens de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
omgang
zaak-/rekestnr.: 178044 / FA RK 11-293
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 20 november 2012
in de zaak van:
[naam vader],
wonende te [plaats],
feitelijk verblijvende te [plaats], België,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.E.J. de Hart, kantoorhoudende te Kaatsheuvel,
als belanghebbende is aangemerkt:
[naam belanghebbende],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: [naam],
advocaat mr. E.B.Warmerdam-Wolfs, kantoorhoudende te Alkmaar.
1 Procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 10 april 2012;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vader van 1 oktober 2012;
- de brief, met bijlage, van de advocaat van de vader van 9 oktober 2012;
- de brief, met bijlage, van de advocaat van de moeder van 9 oktober 2012;
- de brief, met bijlage, van de advocaat van de vader van 10 oktober 2012;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van [naam belanghebbende] van 11 oktober 2012.
1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 oktober 2012 in aanwezigheid van partijen, de vader, bijgestaan door mr. De Hart en [naam belanghebbende] door mr. Warmerdam-Wolfs. Tevens was ter zitting aanwezig de Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordigd door mevrouw H. Ruder.
2 Verdere beoordeling
2.1 Bij beschikking van deze rechtbank van 10 april 2012 heeft de rechtbank de verzoeken van de vader ten aanzien van het gezag en de hoofdverblijfplaats afgewezen. De rechtbank heeft een tijdelijke omgangsregeling tussen de vader en [naam minderjarige] vastgesteld, gedurende een maand eenmaal per veertien dagen een zaterdag van 10.00 uur tot 18.30 uur en met ingang van medio mei 2012 eenmaal per veertien dagen, afwisselend de ene keer alleen de zaterdag en de volgende keer een weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de vader en [naam belanghebbende] bij de uitvoering van de vastgestelde omgangsregeling de noodzakelijke flexibiliteit in acht nemen ingeval een van beiden met vakantie gaat. Tevens overwoog de rechtbank dat zij ervan uitgaat dat beide partijen zich inzetten in het mediationtraject teneinde te komen tot een goed verloop van de thans geldende omgangsregeling.
2.2 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat partijen zich hebben gewend tot de opvoedpoli teneinde hun onderlinge communicatie te verbeteren en om de omgang tussen [naam minderjarige] en zijn vader goed te laten verlopen.
Voorts hebben partijen zich gewend tot mevrouw Van Ham, mediator.
Op 8 mei 2012 hebben partijen afspraken gemaakt omtrent de omgangsregeling, welke zijn vastgelegd in een document van de opvoedpoli. Uit dit document blijkt dat de gezinscoach van de opvoedpoli, [naam], op zaterdag 8 mei 2012 met [naam minderjarige] naar het huis van vader in België zal gaan, zodat [naam minderjarige] kan zien waar zijn kamer is in het huis van de vader. Voorts zal de vader op zaterdag 19 mei 2012 [naam minderjarige] om 10.00 uur ophalen en meenemen naar zijn huis in België. Daarna zal hij [naam minderjarige] om 21.00 uur thuisbrengen.
Op 5 juni 2012 hebben partijen bij de opvoedpoli een gesprek gehad over het verloop van de omgang. Uit een overgelegde mail van [naam], directrice van de opvoedpoli, van 15 juni 2012 blijkt dat er zorgen zijn omtrent [naam minderjarige], waarop besloten is om de omgang op zaterdag van 10.00 uur tot 16.30 uur, een maal per twee weken, in [plaats] en omgeving te laten plaatsvinden, totdat [naam minderjarige] signalen geeft dat er ruimte is voor uitbreiding.
De omgang heeft een aantal keren op zaterdag in [plaats] plaatsgevonden.
De opvoedpoli heeft in september 2012 aangegeven niet langer de omgangsregeling te willen begeleiden. Zij geven nu alleen ondersteuning aan het gezin van [naam minderjarige] door middel van de gezinscoach, die eerder betrokken was bij de omgangsregeling.
2.3 De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking van deze rechtbank van 10 april 2012. Het gerechtshof te Amsterdam heeft bij beschikking van 9 oktober 2012 bepaald een deskundigenonderzoek in de vorm van forensische mediation te gelasten en een forensisch mediator te benoemen.
2.4 De vader heeft aangegeven dat hij wil dat de regeling zoals de rechtbank deze heeft vastgesteld in voornoemde beschikking uitgevoerd wordt.
[naam belanghebbende] heeft aangegeven dat zij de uitbreiding van de omgangsregeling steunt, maar dat zij graag ondersteund wil worden als [naam minderjarige] terugkomt van de omgang met zijn vader. Haar ervaring is dat [naam minderjarige] overstuur is na terugkomst, aldus [naam belanghebbende].
Partijen hebben ter zitting aangegeven dat zolang de forensische mediation bij het gerechtshof niet is afgerond, er geen definitieve omgangsregeling dient te worden vastgesteld.
2.5 De rechtbank stelt voorop dat weliswaar rust in het belang van [naam minderjarige] is, maar dat ook duidelijkheid over de omgang met zijn vader in zijn belang is. Door [naam minderjarige] de omgangsregeling mede te laten bepalen, kan hij juist een grote druk en daarmee gepaarde onrust ervaren, omdat hij zich gedwongen zal voelen om een keuze te maken tussen [naam belanghebbende] en zijn halfbroertjes enerzijds en zijn vader anderzijds. Uitgangspunt dient dan ook naar het oordeel van de rechtbank te zijn dat uitvoering wordt gegeven aan de eerder vastgelegde omgangsregeling, waarbij [naam minderjarige] zich zoveel mogelijk gesteund voelt door [naam belanghebbende]. Dit uitgangspunt is met partijen ter zitting besproken en partijen hebben aangegeven dit uitgangspunt te dragen. Zij hebben daarom op zitting de volgende afspraken gemaakt:
[naam belanghebbende] zal [naam minderjarige] op zaterdag naar het huis van de vader in België brengen, waarbij zij met [naam minderjarige] naar binnen zal gaan. De vader zal [naam belanghebbende] daartoe uitnodigen, zodat [naam belanghebbende] nog even kan blijven. Op deze manier zal [naam minderjarige] zich gesteund voelen door [naam belanghebbende] om omgang met zijn vader te hebben. De vader zal [naam minderjarige] op zondag terugbrengen naar [plaats]. Daarbij zal [naam minderjarige] door zijn vader naar de duikles worden gebracht en vervolgens na de duikles door hem naar [naam belanghebbende] worden gebracht. [naam belanghebbende] zal de opvoedcoach van de opvoedpoli, die nog betrokken is bij haar gezin, benaderen voor haar vrees over de reactie van [naam minderjarige] bij terugkomst van het omgangsweekend, zodat zij hierin, zonodig, wordt ondersteund. [naam belanghebbende] heeft toegezegd dat zij de omgang ondersteunt, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat een eventuele negatieve reactie van [naam minderjarige] niet tot gevolg zal hebben dat de omgang wordt stopgezet. Partijen hebben afgesproken dat de omgang op zaterdag tussen [naam minderjarige] en de vader het weekend na de zitting, te weten op 13 oktober 2012, zal plaatsvinden en twee weken later de weekendregeling als bovengemeld, waarbij [naam minderjarige] een nacht bij de vader zal verblijven, zal ingaan.
De rechtbank zal in aanvulling hierop bepalen dat gedurende het voetbalseizoen de omgang op de enkele zaterdag eveneens om 10.00 uur zal aanvangen en [naam belanghebbende] [naam minderjarige], voor het geval de voetbalwedstrijd eerder begint, alvast naar het voetballen brengt en de vader hem daar zal ophalen. Bij de omgang op zaterdag en zondag, waarbij [naam belanghebbende] [naam minderjarige] naar de vader zal brengen, geldt dat, indien [naam minderjarige] een voetbalwedstrijd moet spelen, [naam belanghebbende] [naam minderjarige] direct na de voetbalwedstrijd naar de vader zal brengen.
De rechtbank zal de zaak aanhouden en deze tijdelijke regeling (opnieuw) vastleggen op hierna te noemen wijze.
3 Beslissing
De rechtbank:
3.1 Stelt, totdat nader wordt beslist, de volgende tijdelijke omgangsregeling als volgt vast:
De minderjarige [naam minderjarige] en zijn vader zijn gerechtigd omgang met elkaar te hebben eenmaal per veertien dagen, afwisselend de ene keer op zaterdag vanaf 10.00 uur tot 18.30 uur waarbij de vader [naam minderjarige] ophaalt en weer terugbrengt en de andere keer van zaterdag 10.00 uur tot zondag na de duikles, waarbij [naam belanghebbende] [naam minderjarige] naar de vader zal brengen op zaterdag en de vader [naam minderjarige] op zondag na de duikles terugbrengt bij [naam belanghebbende].
Gedurende het voetbalseizoen zal de omgang op de enkele zaterdag eveneens om 10.00 uur aanvangen en zal [naam belanghebbende] [naam minderjarige], voor het geval de voetbalwedstrijd eerder begint, alvast naar het voetballen brengen en zal de vader hem daar ophalen. Bij de omgang op zaterdag en zondag, waarbij [naam belanghebbende] [naam minderjarige] naar de vader zal brengen, geldt dat, indien [naam minderjarige] een voetbalwedstrijd moet spelen, [naam belanghebbende] [naam minderjarige] direct na de voetbalwedstrijd naar de vader zal brengen.
3.2 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
3.3 Houdt aan de beslissing over de omgangsregeling tot 22 januari 2013 PRO FORMA.
Verzoekt de advocaten van partijen de rechtbank schriftelijk te berichten omtrent het verloop van de omgangsregeling en de daaraan te verbinden gevolgen.
Bepaalt dat het schriftelijk bericht uiterlijk op 15 januari 2013 door de rechtbank ontvangen dient te zijn.
Wijst erop dat de rechtbank daarna zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs R.A. Otter en H.A. van den Berg, leden van deze kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Lee, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2012.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.