ECLI:NL:RBHAA:2012:BY2303

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 548174 \ CV EXPL 12-2700
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag van een werknemer die in Nederland werkzaam was voor een Belgische werkgever

In deze zaak gaat het om een werknemer, [A.], die in België woont maar zijn werkzaamheden altijd in Nederland heeft verricht. De werknemer vordert een schadevergoeding van € 173.000,00 wegens kennelijk onredelijk ontslag door zijn werkgever, de besloten vennootschap [X.]. De kantonrechter heeft op 8 augustus 2012 uitspraak gedaan en oordeelt dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is. De kantonrechter wijst op verschillende omstandigheden die meespelen, zoals de lange diensttijd van [A.] van meer dan 21 jaar, zijn goede prestaties en het feit dat er geen pogingen zijn ondernomen door [X.] om [A.] binnen de organisatie te behouden. De kantonrechter concludeert dat de gevolgen van het ontslag voor [A.] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van [X.] bij de opzegging. De kantonrechter kent een schadevergoeding toe van € 75.000,00, terwijl de werknemer een veel hoger bedrag had gevorderd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagen en de gevolgen daarvan voor werknemers.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 548174 \ CV EXPL 12-2700
datum uitspraak: 8 augustus 2012
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[A.]
te [woonplaats] (België)
eisende partij
hierna te noemen [A.]
gemachtigde mr. M. Kortekaas
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. [X.]
te Bloemendaal
gedaagde partij
hierna te noemen [X.]
gemachtigde mr. J.J.W. van Mens
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 februari 2012, met producties
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het door de kantonrechter tussen partijen gewe¬zen en op 23 mei 2012 uitgesproken tussenvonnis,
- de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 11 juli 2012 gehouden comparitie van partijen en de met het oog op die zitting door de gemachtigde van [A.] aan de kantonrechter en de wederpartij gezonden akte wijziging eis.
Rechtsmacht van de Nederlandse rechter
Gelet op de woonplaats van [A.] moet eerst worden vastgesteld of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
De kantontrechter beantwoordt die vraag bevestigend, omdat [X.] in Nederland is gevestigd.
Toepasselijk recht
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord welk rechtsstelsel op de vordering moet worden toegepast.
Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst bestaan. [A.] verrichtte zijn arbeid in Nederland. Nu voorts [X.] als werkgever in Nederland is gevestigd, is naar het oordeel van de kantonrechter het Nederlandse rechtsstelsel van toepassing op de arbeidsrelatie tussen partijen.
De feiten
a. [A.], geboren op [geboortedatum], is op 1 september 1990 bij [X.] in dienst getreden in de functie van Hoofd Automatisering.
b. Het laatstelijk door [A.] genoten salaris bedroeg € 6.567,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, 13e maand uitkering, gratificatie en overige emolumenten.
c. [X.] is een vennootschap die ondersteunende diensten (o.a. IT en administratie) verleent aan [Y.] B.V. (hierna: [Y.]) en de tot die holding behorende vennootschappen.
d. [A.] is als IT-functionaris ingezet om de IT bij [Y.] en de daartoe behorende vennootschappen te verzorgen.
e. Bij e-mail bericht van 8 april 2009 heeft [S.], Managing Director van [Y.], het volgende vastgelegd:
“Afgelopen Maandag is met Arthur en mij tijdens een gesprek met Ronny het volgende besproken.
Voor het jaar 2008 wordt een tantieme betaald a € 15.000
Als vaste afspraak geldt in de toekomst dat indien het resultaat van [Y.] < 1 miljoen het bij deze € 15.000 blijft en indien resultaat beter is dan 1 miljoen hij de “oude”afspraak betaald krijgt a € 30.000.”
f. [Y.] en de daaraan gelieerde vennootschappen hebben ervoor gekozen aanzienlijk minder IT-werkzaamheden te willen laten uitvoeren en de rest door een extern bureau te laten uitvoeren.
g. [X.] heeft op 28 juli 2011 een verzoek tot het verkrijgen van een ontslagvergunning ingediend bij het UWV.
h. Bij beslissing van 27 september 2011 heeft het UWV de gevraagde toestemming verleend.
i. [X.] heeft de arbeidsovereenkomst met [A.] bij brief van 30 september 2011 opgezegd met ingang van 1 januari 2012.
De vordering
[A.] vordert, na wijziging van zijn eis, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. [X.] zal veroordelen aan [A.] te betalen een schadevergoeding in verband met de geleden en nog te lijden schade ad € 173.347,40 bruto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag.
Subsidiair:
1. [X.] zal veroordelen aan [A.] te betalen een schadevergoeding in verband met de geleden, althans nog te lijden inkomensschade ter hoogte van € 70.613,43 te vermeerderen met het netto equivalent van het pro rata vakantiegeld, de pro rata 13e maand uitkering en pro rata gratificatie over een periode van 25 maanden, althans een in goede justitie te bepalen bedrag.
2. [X.] zal veroordelen om aan [X.] te betalen een schadevergoeding in verband met de geleden, althans nog te lijden pensioenschade ter hoogte van een in goede justitie te bepalen bedrag.
Zowel primair als subsidiair:
1. [X.] zal veroordelen om aan [A.] te betalen het achterstallige salaris over de maand januari 2012, zijnde een bedrag ad € 6.567,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ad € 3.283,50 bruto, althans in goede justitie te bepalen bedragen.
2. [X.] zal veroordelen om aan [A.] te betalen het achterstallige vakantiegeld over de maand januari 2012, zijnde een bedrag ad € 525,36 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ad € 262,68 bruto, althans in goede justitie te bepalen bedragen.
3. [X.] zal veroordelen om aan [A.] de opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen over de maand januari 2012 uit te keren, zijnde een bedrag ad € 781,79 bruto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag.
4. [X.] zal veroordelen om aan [A.] te betalen het pro rata deel van de 13e maand over januari 2012, zijnde een bedrag ad € 547,25 bruto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag.
5. [X.] zal veroordelen om aan [A.] te betalen de gratificatie over 2011, zijnde een bedrag ad € 15.000,00 bruto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag.
6. [X.] zal veroordelen om aan [A.] te betalen de (pro rata) gratificatie over januari 2012, zijnde een bedrag ad € 1.250,00 bruto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag.
7. [X.] zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, begroot op een bedrag ad € 2.842,00.
8. [X.] zal veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de toe te wijzen bedragen, te rekenen vanaf 1 januari 2012 tot de aan de dag der algehele voldoening.
9. [X.] zal veroordelen in de kosten van de procedure.
[A.] heeft het volgende aan de vordering ten grond¬slag gelegd:
Opzegging arbeidsovereenkomst
[A.] bestrijdt dat hij de brief van 30 september 2011 op die datum heeft ontvangen. [A.] was op 30 september 2011 gewoon thuis en heeft niemand de brief zien bezorgen, laat staan dat door de door [X.] ingeschakelde bezorger werd aangebeld om de brief te overhandigen.
[A.] heeft de brief van 30 september 2011 op 3 oktober 2011 in zijn brievenbus aange-troffen.
[X.] heeft derhalve bij het opzeggen van de arbeidsovereenkomst geen, althans onvol-doende rekening gehouden met de geldende (fictieve) opzegtermijn. Als eerste dag van de op-zegtermijn heeft immers 1 november 2011 te gelden. Rekening houdend met de opzegtermijn van drie maanden is er dus pas op 1 februari 2012 een einde gekomen aan de arbeidsovereen-komst.
Bovendien is de brief niet juist omdat daarin het dienstverband met “[U.] B.V.” wordt opgezegd. Er bestaat geen dienstverband tussen [A.] en [U.] B.V.
Gezien het vorenstaande maakt [A.] aanspraak op zijn salaris over de maand januari 2012, het vakantiegeld over de maand januari 2012, op vergoeding van de opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen in de maand januari 2012, zijnde 2,5 dag en op een pro rata deel van de 13e maand uitkering.
Tevens maakt hij aanspraak op de wettelijke verhoging over het achterstallige salaris en vakan-tiegeld.
Over 2011 heeft [A.] geen gratificatie uitbetaald gekregen. Deze dient alsnog te worden uitbetaald en bedraagt € 15.000,00 bruto.
Overigens gebruikt [X.] het woord gratificatie ten onrechte, aangezien het niet gaat om inkomen dat resultaatsafhankelijk zou zijn. Mogelijk om fiscale redenen werd het bruto maand-salaris van [A.] jaarlijks aangevuld met deze gratificatie van € 15.000,00. Hierover zijn duidelijke afspraken gemaakt. [A.] verwijst daarvoor naar het onder de vaststaande feiten onder opgenomen e-mail bericht van 8 april 2009. Het is derhalve een vaste looncomponent geworden.
Daarnaast maakt [A.] aanspraak op een pro rata deel van de gratificatie over 2012, zijnde 1/12 deel van € 15.000,00 = € 1.250,00
Kennelijk onredelijk ontslag
De opzegging van de arbeidsovereenkomst is kennelijk onredelijk omdat -mede in aanmerking genomen de voor [A.] getroffen voorzieningen en de voor [A.] bestaande mogelijk-heden om ander passend werk te vinden- de gevolgen van de opzegging voor [A.] te ern-stig zijn in vergelijking met het belang van [X.] bij de opzegging van de arbeidsovereen-komst.
De van belang zijnde omstandigheden zijn de volgende:
a. [A.] heeft meer dan 21 jaar voor [X.] gewerkt.
b. [A.] heeft altijd met goede resultaten gewerkt voor [X.].
c. [A.] heeft zich altijd voor meer dan 100% ingezet en [X.] heeft gebruik gemaakt van de vele jaren ervaring van [A.].
d. Er is door [X.] geen enkele poging ondernomen om [A.] binnen de organi-satie van [X.] te behouden.
e. [A.] heeft nooit de mogelijkheid gekregen zich dienstbaar te maken voor de im-plementatie van het nieuwe besturingssysteem.
f. [A.] werd verzocht direct zijn spullen in te leveren en kreeg niet de gelegenheid afscheid te nemen van zijn collega’s.
g. [A.] ontvangt vanaf 1 januari 2012 gedurende een periode van zes maanden een werkloosheidsuitkering van € 1.266,24 per maand. Na zes maanden wordt deze uitke-ring verlaagd naar € 1.179,94 netto per maand. Ten slotte ontvangt [A.] daarna uitsluitend een netto vergoeding van € 1.102,73 per maand.
h. Het netto equivalent van het bruto salaris van [A.] bij [X.] bedroeg € 3.985,04 per maand, te vermeerderen met 13e maand en gratificatie.
i. De eerste zes maanden bedraagt de inkomensschade € 16.312,80, te vermeerderen met het netto equivalent van telkens het pro rata deel van vakantiegeld, 13e maand en grati-ficatie. De daaropvolgende zes maanden bedraagt het totale verlies aan inkomen € 16.830,60, ook weer te vermeerderen met het netto equivalent van telkens het pro ra-ta deel van vakantiegeld, 13e maand en gratificatie. Over de daaropvolgende periode valt de totale inkomensschade te begroten op € 2.882,31 netto per maand, wederom te vermeerderen met het netto equivalent van telkens het pro rata deel van vakantiegeld, 13e maand en gratificatie.
j. Voorts lijdt [A.] schade doordat hij geen deel meer kan nemen aan de door [X.] betaalde pensioenregeling.
k. Ondanks zijn verwoede pogingen daartoe, kan [A.] op korte termijn geen baan vinden die naar functie-inhoud, vereiste kennis, vaardigheden en competenties verge-lijkbaar zijn en naar niveau en beloning gelijkwaardig zijn.
l. Uit arbeidsmarkt onderzoek blijkt dat de situatie van [A.] leidt tot een verwachte werkloosheidsduur van 760 kalenderdagen en een kans op uitstroom naar een baan van 95%.
Schadevergoeding
[X.] heeft geen enkele beëindigingsvergoeding voorgesteld, laat staan uitgekeerd.
Dat [A.] in dezelfde branche een vergelijkbare functie zal weten te vinden is klein. Dit rechtvaardigt een substantiële afwijking van de neutrale kantonrechtersformule.
Daarnaast heeft te gelden dat er voor de bestuurder een aanvullende bescherming moet worden gecreëerd vanwege de minder vergaande ontslagbescherming. Immers, als statutair directeur ontbeert [A.] publiekrechtelijke ontslagbescherming en dient hij het vennootschapsrech-telijke ontslag noodgedwongen te aanvaarden, hoe onredelijk en ongegrond ook. Bovendien is het niet mogelijk voor de statutair directeur om herstel van de dienstbetrekking te vorderen.
[A.] maakt daarom aanspraak op € 173.347,40 bruto.
Indien de kantonrechter het primair gevorderde bedrag geen billijke vergoeding acht, maakt [A.] aanspraak op een vergoeding die is gebaseerd op de door [A.] daadwerkelijk geleden en nog te lijden schade.
De schade die [A.] lijdt is evident en kan, daarbij rekening houden met de duur van zijn werkloosheidsuitkering, daarbij rekeninghoudend met de verwachte periode van 760 dagen, ofwel 25 maanden, worden begroot op een nettobedrag van € 70.613,43, te vermeerderen met het netto equivalent van telkens het pro rata deel van vakantiegeld, 13e maand en gratificatie.
Het verweer
[X.] betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan:
De opzegging van de arbeidsovereenkomst
De heer [G.] die de opzeggingsbrief persoonlijk heeft bezorgd, heeft verkaard dat hij de brief op 30 september 2011 om ongeveer 15.45 uur op het huisadres van [A.] heeft bezorgd. [A.] erkent dat hij op dat moment thuis was.
[X.] is derhalve van mening dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig en tijdig is opgezegd per 1 januari 2012.
Dat in de opzeggingsbrief abusievelijk een verkeerde vennootschap is genoemd is niet fataal. In de eerste alinea wordt immers expliciet aangegeven dat het dienstverband met [X.] wordt opgezegd.
Verder moet het uit de UWV-procedure voor [A.] duidelijk zijn geweest dat het dienstverband met [X.] werd opgezegd.
[X.] betwist de betalingsplicht met betrekking tot de gratificatie. In 2008 is afgesproken dat een tantième van € 15.000,00 betaald zou worden. De bedoeling was dat als in de daarop volgende jaren een winst gerealiseerd zou worden, die tantième herhaald zou worden en zelfs verdubbeld zou worden indien de winst uit zou komen op meer dan 1 miljoen euro.
Omdat echter geen winst maar alleen aanzienlijke verliezen werden geleden is de tantièmeregeling omgezet in een regeling voor vergoeding voor overuren. In 2011 zijn geen overuren gemaakt. Daarom is over 2011 geen vergoeding verschuldigd.
Kennelijk onredelijk ontslag
Dat [X.] aan [A.] geen vergoeding heeft toegekend maakt het ontslag niet kennelijk onredelijk.
De door [A.] in het geding gebrachte producties 16 en 17 kan hij slechts hebben verkregen door op oneigenlijke wijze in het systeem van [X.] in te breken.
Hierin ziet [X.] een extra reden om in het geheel geen vergoeding aan [A.] toe te wijzen.
[A.] was geen onmisbare schakel binnen [Y.]. Binnen de organisatie werd [A.] ervaren als:
- verouderd,
- traag,
- contraproductief,
- niet in staat iets uit handen te geven,
- niet bereid tot samenwerken.
Reeds geruime tijd werd er intern/extern geklaagd over de kwaliteiten van [A.].
Omdat [A.] de enige in de organisatie was die iets van de automatisering wist, was de organisatie erg afhankelijk van hem geworden. Het was om die reden dat de accountant adviseerde om de organisatie mindere afhankelijk te maken van [A.] en om externe hulp te zoeken.
Een ander leidde er uiteindelijk toe dat medio 2011, gedwongen door slechte financiële resultaten, door [Y.] besloten werd om de IT-omgeving te gaan moderniseren en voor wat er nog overbleef aan te verrichten werkzaamheden, die werkzaamheden te gaan uitbesteden bij een externe partij.
Een andere functie was voor [A.] niet voorhanden aangezien er sprake was van een kleine organisatie en een unieke functie.
Schadevergoeding
[X.] is niet in staat een vergoeding te betalen. De onderneming van [X.] maakt (vrijwel) geen winst. Als [X.] enige vergoeding moet betalen komt haar onderneming in financiële problemen waardoor ook andere werknemers van [X.] ontslagen moeten worden.
De door [A.] gepresenteerde schade is niet reëel en voor zover die schade wel reëel is, had zij grotendeels kunnen worden voorkomen.
Dat [A.] geen WW-uitkering krijgt en is aangewezen op een Belgische uitkering kan [X.] niet worden aangerekend.
[A.] is 49 jaar oud en in de kracht van zijn leven c.q. carrière. Hij is een ervaren IT-er en moet in staat worden geacht om op de korte termijn een nieuwe arbeidsovereenkomst te krijgen.
[A.] dient al het mogelijke en al het nodige te ondernemen om zijn schade te beperken.
[A.] heeft al geruime tijd een eigen bedrijf. In juli 2011 is hij een eigen webshop gestart, een internetbedrijf gespecialiseerd in tuinmeubelen en met name tuinhuisjes.
[X.] betwist dat [A.] pensioenschade zou lijden.
[X.] begrijpt niet wat [A.] bedoelt met zijn beroep op de positie van statutair bestuurderschap. [A.] was geen bestuurder, hij was gewoon werknemer met in principe recht op een werkloosheidsuitkering indien hij in Nederland was blijven wonen.
[A.] genoot veel ontslagbescherming, heeft geen afbreukrisico en heeft juist gezien zijn lange dienstverband, zijn ervaring en de veelheid aan vacatures en de goede ontwikkelingen in de branche goede vooruitzichten op een andere baan.
Derhalve redenen temeer om geen vergoeding toe te kennen.
De beoordeling
Opzegging van de arbeidsovereenkomst
1. Het feit dat in de opzeggingsbrief ook een verkeerde vennootschap is genoemd, maakt die opzegging rechtens niet ongeldig. In de eerste alinea van de brief van 30 september 2011 wordt immers vermeld dat [X.] de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2011 opzegt. Het was [A.] dus voldoende duidelijk dat de arbeidsovereenkomst door [X.] werd opgezegd. Hij is daarom niet in zijn verdediging geschaad.
2. De opzeggingsbrief van 30 september 2011 moet worden beschouwd als een tot [A.] gerichte verklaring in de zin van de artikelen 3:33 e.v. BW.
3. Artikel 3:37 lid 3 BW bepaalt dat die verklaring, om haar werking te hebben, [A.] moet hebben bereikt, terwijl het niet of niet tijdig bereiken niet het gevolg mag zijn van handelingen die de persoon van [A.] betreffen en die rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt.
4. [A.] heeft gemotiveerd bestreden dat de brief van 30 september 2011 hem op die dag heeft bereikt.
5. [X.] beroept zich op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten. Nu uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid of billijkheid geen andere verdeling van de bewijslast voortvloeit, draagt [X.] daarom op grond van het bepaalde bij artikel 150 Rv de bewijslast van die feiten.
6. [X.] heeft zich voor dat bewijs beroepen op de schriftelijke verklaring van de persoon die de brief van 30 september 2011 in de brievenbus van [A.] zou hebben achtergelaten, alsmede op een foto van het huis van [A.].
7. Mede gelet op het feit dat onduidelijk is gebleven of de bezorger van de brief op 30 september 2011 heeft aangebeld en indien dat niet het geval mocht zijn, waarom hij dat niet heeft gedaan, levert diens schriftelijke verklaring en de door hem gemaakte foto onvoldoende bewijs op van het feit dat de onderhavige brief [A.] op 30 september 2011 heeft bereikt.
8. [X.] zal daarom overeenkomstig het door haar gedane bewijsaanbod tot bewijslevering worden toegelaten.
9. Indien komt vast te staan dat de brief inderdaad op 30 september 211 in de brievenbus van [A.] is achtergelaten, dan komt het feit dat [A.] eerst na 30 september 2011 de brief in zijn brievenbus heeft aangetroffen voor zijn rekening.
10. Nu niet is gesteld dat [X.] in strijd heeft gehandeld met goed werkgeverschap door eerst op 30 september 2011 de opzeggingsbrief te doen bezorgen met de bedoeling de opzeggingstermijn al op 1 oktober 2011 te doen ingaan, kan één en ander bij de bovenstaande beoordeling geen rol spelen.
11. Indien [X.] slaagt in het haar opgedragen bewijs zal de vordering, voor zover deze betrekking heeft op over de maand januari 2012 gevorderde bedragen moeten worden afgewezen.
12. Indien [X.] niet slaagt in haar bewijslevering, zijn de gevorderde bedragen, met uitzondering van de gevorderde gratificatie, waarover hieronder meer, niet weersproken en zullen deze bedragen worden toegewezen.
Gratificatie
13. Uit het door [A.] overgelegde e-mailbericht van 8 april 2009 volgt dat de tantième afhankelijk was van het resultaat van [Y.]. De stelling van [A.] dat deze tantième niet van het resultaat afhankelijk is maar een vast looncomponent is geworden, is daardoor zonder verdere onderbouwing of toelichting, die ontbreekt, niet begrijpelijk. In het licht van de tekst van het genoemde e-mail bericht en het door [X.] gevoerde verweer, had [A.] zijn vordering nader concreet moeten onderbouwen. Hij heeft dat onvoldoende gedaan. Dit onderdeel van de vordering zal daarom moeten worden afgewezen.
Kennelijk onredelijk ontslag
14. Als uitgangspunt heeft te gelden dat bij de beantwoording van de vraag of het ontslag ingevolge het ‘gevolgencriterium’ van art. 7:681 lid 2, aanhef en onder b BW, kennelijk onredelijk is, alle omstandigheden ten tijde van het ontslag in aanmerking moeten worden genomen. De enkele omstandigheid dat de werknemer zonder toekenning van een vergoeding is ontslagen, levert in het algemeen geen grond op voor een vordering als bedoeld in art. 7:681 lid 1 BW. In een dergelijk geval moet voor het aannemen van kennelijke onredelijkheid sprake zijn van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de nadelige gevolgen van de beëindiging geheel of ten dele voor rekening van de werkgever dienen te komen.
15. Bij de beantwoording van de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk moet worden geacht, zijn de volgende omstandigheden van doorslaggevend belang:
a. [A.] heeft meer dan 21 jaar voor [X.] gewerkt.
b. [A.] heeft met goede resultaten gewerkt voor [X.].
c. [A.] heeft zich voor meer dan 100% ingezet en [X.] heeft gebruik ge-maakt van de vele jaren ervaring van [A.].
d. [X.] heeft niet onderzocht of binnen het gehele [Y.] concern andere werk-zaamheden voor [A.] beschikbaar waren.
e. [A.] heeft nooit de mogelijkheid gekregen zich dienstbaar te maken voor de implementatie van het nieuwe besturingssysteem.
f. [A.] lijdt schade doordat hij geen deel meer kan nemen aan de door [X.] betaalde pensioenregeling.
g. Het valt niet te verwachten dat [A.], gelet op zijn eenzijdige werkervaring, op korte termijn een baan vinden die naar functie-inhoud, vereiste kennis, vaardighe-den en competenties vergelijkbaar zijn en naar niveau en beloning gelijkwaardig zijn.
16. Met betrekking tot de onder 15. onder a. tot en met c. genoemde omstandigheden heeft te gelden dat volgens de eigen stelling van [X.] het functioneren van [A.] niet de insteek van het ontslag is, maar de bedrijfseconomische omstandigheden. Dat brengt met zich dat wat onder a. tot en met c. is opgenomen, niet is weersproken en bij gevolg vaststaat. De kantonrechter gaat daar dan van uit.
17. Ten aanzien van wat onder 15. onder d. is vermeld, is van belang dat van het [Y.] concern meer ondernemingen deel uitmaken en dat [A.], zoals tussen partijen vaststaat, zijn diensten verleende aan meerdere van die ondernemingen. [X.] had daarom (meer) pogingen moeten ondernemen om binnen het concern ander werk voor [A.] te vinden. Niet gebleken is dat zij dit heeft gedaan.
18. Met betrekking tot de onder 15. onder e. vermelde implementatie had van [X.] mogen worden verwacht dat zij [A.] in staat zou stellen constructief mee te werken aan de nieuwe ICT-omgeving. Dat is niet gebeurd. Sterker nog: [X.] heeft [A.] onmiddellijk op non-actief gesteld. Dat getuigt niet van goed werkgeverschap.
19. Dat [A.] pensioenschade lijdt (onder 15. onder f.) is naar het oordeel van de kantonrechter evident en is ook door [X.] niet bestreden.
20. Met betrekking tot de onder 15. onder g. bedoelde toekomstverwachtingen is de kantonrechter het volgende van oordeel. [X.] hinkt op twee gedachten: enerzijds zegt zij dat [A.] niet (meer) voldeed, terwijl zij anderzijds de verwachting uitspreekt dat [A.] met zijn ervaring op de meest korte termijn een nieuwe arbeidsovereenkomst moet kunnen krijgen. Dat rijmt niet met elkaar. [A.] heeft te maken met een eenzijdige en bovendien kennelijk verouderde werkervaring, terwijl hij niet in staat is gesteld door middel van scholing nieuwere systemen te leren gebruiken. Het had op de weg van [X.] als werkgever gelegen om concreet aan te tonen dat zij [A.] in gelegenheid heeft gesteld op zijn vakgebied de nodige scholingen en/of trainingen te volgen die hem in staat zouden stellen op het terrein van ICT voldoende bij te blijven. [X.] heeft wel gesteld dat zij dat heeft gedaan, maar zij heeft daar geen enkel bewijs van bijgebracht. [X.] kan zich er niet achter verschuilen dat [A.] nimmer om opleidingen zou hebben gevraagd.
21. Deze onder 15. vermelde omstandigheden zijn te beschouwen als bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de nadelige gevolgen van de beëindiging geheel of ten dele voor rekening van [X.] dienen te komen. Dat brengt met zich dat de kantonrechter van oordeel is dat het ontslag kennelijk onredelijk is.
Schadevergoeding
22. De in art. 7:681 lid 1 BW bedoelde schadevergoeding heeft in zoverre een bijzonder karakter dat deze vooral ertoe dient aan de benadeelde een zekere mate van genoegdoening te verschaffen die in overeenstemming is met de aard en de ernst van de tekortkoming van de wederpartij. Daarmee strookt dat de rechter een grote mate van vrijheid heeft op grond van alle omstandigheden de hoogte van de vergoeding te bepalen. De vergoeding moet gerelateerd zijn aan de aard en de ernst van het tekortschieten van de werkgever in zijn verplichting als goed werkgever te handelen en aan de daaruit voor de werknemer voortvloeiende (materiële en immateriële) nadelen. Dit laat overigens onverlet dat art. 6:97 BW de rechter vrij laat de hoogte van de vergoeding uiteindelijk naar billijkheid op een bedrag te begroten.
23. Naast de hierboven onder 15. reeds genoemde omstandigheden houdt de kantonrechter bij het begroten van de vergoeding er rekening mee dat van [A.] mag worden verwacht dat hij alles op alles zet om een andere werkkring te vinden. Dat houdt in dat hij zowel in Nederland als in België moet oriënteren Onvoldoende gebleken is dat hij dit ook daadwerkelijk doet. Het ligt op zijn weg om zijn schade te beperken door op zo groot mogelijke schaal te solliciteren.
24. Ook houdt de kantonrechter er rekening mee dat [A.] een eigen bedrijf in tuinhuisjes heeft, waaruit mogelijk ook inkomsten zijn te behalen. [A.] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij uit die onderneming geen enkel inkomen geniet.
25. De kantonrechter houdt geen rekening met de positie van een statutair bestuurder, waar [A.] op heeft gewezen. Tussen partijen staat vast dat [A.] geen statutair bestuurder was, terwijl geen aanleiding bestaat om naar analogie met die positie rekening te houden bij het begroten van de vergoeding.
26. Voor zover [X.] zich erop heeft beroepen dat haar financiële situatie geen betaling van een vergoeding toelaat, verwerpt de kantonrechter dat verweer. Onvoldoende gesteld of gebleken is dat binnen het concern van [Y.] voldoende financiële draagkracht zou ontbreken. Nu [A.] voor diverse onderneming binnen het concern van [Y.] werkzaam is geweest, is het redelijk te achten dat de te betalen vergoeding ook door meer ondernemingen wordt gedragen.
27. Alle genoemde omstandigheden tegen elkaar afwegende is een vergoeding van € 75.000,00 bruto billijk te achten. Dit bedrag zal daarom in het kader van de primaire vordering worden toegewezen.
28. Nu de primaire vordering wordt toegewezen, komt de kantonrechter niet toe aan een oordeel over de subsidiair gevorderde schadevergoeding.
Buitengerechtelijke incassokosten
29. [A.] heeft € 2.842,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. [A.] heeft volstaan met het noemen van dit bedrag in het petitum van de dagvaarding, zonder dat hij daaraan feitelijke stellingen ten grondslag heeft gelegd. Daarom zal dit deel van de vordering als onvoldoende gemotiveerd moeten worden afgewezen.
30. Alvorens verder te beslissen zal de kantonrechter de zaak naar de rol verwijzen voor bewijslevering aan de zijde van [X.].
31. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Beslissing
De kantonrechter:
Laat [X.] toe te bewijzen dat de opzeggingsbrief van 30 september 2011 op die datum in de brievenbus van [A.] is gedeponeerd.
Bepaalt dat de bewijslevering door middel van getuigen voor hem zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw aan de Jansstraat 81 te Haarlem op een nader te bepalen tijdstip.
Verwijst de zaak naar de rolzitting van:
WOENSDAG 5 SEPTEMBER 2012
voor opgave verhinderdata van beide partijen en de getuige(n) in de maanden oktober 2012 en november 2012.
Bepaalt dat, indien [X.] aangeeft getuigen voor te willen brengen, op diezelfde rolzitting een datum voor een buitengewone zitting voor de bewijslevering zal worden vastgesteld.
Bepaalt dat ter rolle geen uitstel zal worden verleend.
Bepaalt dat, nadat de dag en tijdstip van de zitting voor de bewijslevering is vastgesteld, verzoeken om uitstel van de behandeling ter terechtzitting in beginsel alleen in behandeling worden genomen, als door verzoeker het standpunt van de tegenpartij bekend wordt gemaakt en de verhinderdata van beide partijen, hun eventuele gemachtigden en de getuigen worden opgegeven. Deze verzoeken dienen minimaal een week voor de vastgestelde zittingsdatum op de griffie te zijn ingediend.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde uitspraakdatum.
Coll.