ECLI:NL:RBHAA:2012:BY1805

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/6216
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening gedifferentieerde premies WAO en WGA en de toepassing van het vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 juni 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde J.C.M. van der Drift RA, heeft beroep ingesteld tegen de herziene beschikkingen van de Belastingdienst met betrekking tot de gedifferentieerde premies WAO en WGA voor het jaar 2007. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oorspronkelijke beschikkingen van 20 oktober 2007 definitief waren, maar dat de Belastingdienst deze kon herzien op basis van nieuwe informatie. Eiseres heeft zich beroepen op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst niet gebonden was aan de eerdere beschikkingen, omdat de informatie in de mededeling niet als toezegging kon worden opgevat. De rechtbank heeft de hoogte van de aan eiseres toegerekende uitkeringslasten beoordeeld en vastgesteld dat de Belastingdienst bij de berekening van de gedifferentieerde premies WAO en WGA een onjuist bedrag had gehanteerd. De rechtbank heeft de herziene beschikkingen vernietigd en de gedifferentieerde premies vastgesteld op 0,63% voor WAO en 0,97% voor WGA. Tevens is de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiseres en is het griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 11/6216
Uitspraakdatum: 29 juni 2012
Uitspraak in het geding tussen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: J.C.M. van der Drift RA,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2007 met dagtekening 27 december 2008 een beschikking Loonheffingen Gedifferentieerde premie Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) afgegeven ten behoeve van het loonheffingennummer [NUMMER A].
1.1.2. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2007 met dagtekening 27 december 2008 een beschikking Loonheffingen Gedifferentieerde premie Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) afgegeven ten behoeve van het loonheffingennummer [NUMMER A].
1.1.3. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2007 met dagtekening 27 december 2008 een beschikking Loonheffingen Gedifferentieerde premie WAO afgegeven ten behoeve van het loonheffingennummer [NUMMER B].
1.1.4. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2007 met dagtekening 27 december 2008 een beschikking Loonheffingen Gedifferentieerde premie WGA afgegeven ten behoeve van het loonheffingennummer [NUMMER B].
1.1.5. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2007 met dagtekening 27 december 2008 een beschikking Loonheffingen Gedifferentieerde premie WAO afgegeven ten behoeve van het loonheffingennummer [NUMMER C].
1.1.6. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2007 met dagtekening 27 december 2008 een beschikking Loonheffingen Gedifferentieerde premie WGA afgegeven ten behoeve van het loonheffingennummer [NUMMER C].
1.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 10 november 2011 de beschikkingen gehandhaafd.
1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2012. Namens eiseres is daar verschenen de gemachtigde en [A]. Namens verweerder zijn verschenen mr. R.P. Bourne en M.J. Lustenhouwer.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres is opgericht op 20 december 2001 en verricht activiteiten op het terrein van de preventieve gezondheidszorg en het uitlenen van personeel. Eiseres heeft met ingang van 2002 personeel in de loonadministratie opgenomen.
2.2. In de door de belastingdienst aan inhoudingsplichtigen verstrekte “Mededeling Loonheffingen” van september 2007 (hierna: de Mededeling) is met betrekking tot de gedifferentieerde premie WAO en WGA 2007 het volgende opgenomen:
“Onlangs hebt u een beschikking ontvangen met het definitief vastgestelde gedifferentieerde premiepercentage WAO of WGA 2007. Als dit definitieve percentage niet afwijkt van het premiepercentage dat u tot nu toe in 2007 hebt toegepast, hoeft u niets te doen.
Als het definitieve premiepercentage wel afwijkt van het premiepercentage dat u tot nu toe in 2007 hebt toegepast, hebt u twee mogelijkheden:
– U past het definitief vastgestelde premiepercentage vanaf de eerstvolgende aangifte toe.
– U blijft het premiepercentage dat u tot nu toe gebruikte, tot eind 2007 toepassen.
Definitief vastgesteld premiepercentage vanaf de eerstvolgende aangifte toepassen
U kunt het definitief vastgestelde premiepercentage vanaf de eerstvolgende aangifte loonheffingen na ontvangst van het definitieve percentage toepassen. De aangiften over 2007 die u al hebt ingediend en waarbij u het voorlopige premiepercentage hebt toegepast, moet u dan corrigeren. U dient deze correcties in bij uw eerstvolgende of daaropvolgende aangifte loonheffingen. U corrigeert het werkgeversdeel en de werknemersdelen, waarbij u het definitief vastgestelde percentage verwerkt. Het bedrag dat u moet bijbetalen of dat u te veel hebt betaald, verrekent u met het te betalen bedrag van het aangiftetijdvak waarbij u de correctie indient.
Premiepercentage dat u tot nu toe gebruikte, tot eind 2007 toepassen
U kunt het premiepercentage dat u tot nu toe gebruikte, tot eind 2007 blijven toepassen. Kies hier bijvoorbeeld voor als uw software de eerste mogelijkheid niet toelaat. In februari 2008 krijgt u dan van ons een brief waarin staat hoe u ons kunt vragen u een naheffingsaanslag op te leggen of een teruggaaf te verlenen omdat u over 2007 het voorlopige premiepercentage hebt toegepast. U krijgt dan tot 31 maart 2008 de tijd om zo’n verzoek in te dienen.”
2.3. Aan eiseres zijn met dagtekening 20 oktober 2007 beschikkingen Loonheffingen Gedifferentieerde premie WAO en Loonheffingen Gedifferentieerde premie WGA voor 2007 afgegeven voor de loonheffingennummers [NUMMER A], [NUMMER B] en [NUMMER C]. De daarop vermelde gedifferentieerde premie WAO bedroeg 0,40%. De daarop vermelde gedifferentieerde premie WGA bedroeg 0,63%. In de beschikkingen is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
“Uw individueel werkgeversrisicopercentage
Uw individueel werkgeversrisicopercentage van 1,15% bestaat uit: het
totaal aan betaalde WAO- en WGA-uitkeringen vermenigvuldigd met 100, gedeeld
door de gemiddelde premieloonsom.
Totaal betaalde WAO- en WGA-uitkeringen: € 71 262,10
Gemiddelde premieloonsom: € 7 667 423,63
Uw individueel werkgeversrisicopercentage:
(€ 71 262,10 x 100) : € 7 667 423,63 = 0,92%.
Wegens één ontbrekend refertejaar wordt uw individueel
werkgeversrisicopercentage vermenigvuldigd met correctiefactor 1,25. Uw
werkgeversrisicopercentage is dus: 0,92 x 1,25 = 1,15%.”
2.4. Met dagtekening 27 december 2008 zijn voor alle loonheffingennumers (de onderhavige) nieuwe beschikkingen (hierna ook: herziene beschikkingen) voor 2007 afgegeven. De daarop vermelde gedifferentieerde premie WAO bedroeg 0,70%. De daarop vermelde gedifferentieerde premie WGA bedroeg 1,06%. In de beschikkingen is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
“Uw individuele werkgeversrisicopercentage is 2,02
(…) Voor 2007 gaat het om:
- uw totaal betaalde WAO-uitkeringen in 2005: dit is € 78 494,51
- uw gemiddelde totale premieplichtig loon over 2001 t/m 2005: dit is
€ 4 840 039,25.”
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of verweerder de herziene beschikkingen terecht heeft genomen.
3.2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de herziene beschikkingen zijn genomen in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb), in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel, het beginsel van fair play en het vertrouwensbeginsel. Eiseres voert verder aan dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Voorts bestrijdt eiseres de hoogte van de aan haar toegerekende uitkeringslasten in de herziene beschikkingen. Tot slot stelt eiseres dat verweerder ten onrechte een tabelcorrectiefactor van 1,25 in verband met een ontbrekend refertejaar heeft gehanteerd. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de beschikkingen, althans vaststelling van de gedifferentieerde premies WAO en WGA overeenkomstig de beschikkingen van 20 oktober 2007.
3.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de beschikkingen niet zijn genomen in strijd met de abbb en artikel 6 EVRM. Voorts stelt verweerder dat de uitkeringslasten terecht aan eiseres zijn toegerekend en de tabelcorrectiefactor terecht in aanmerking is genomen bij gebreke van het refertejaar 2001. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
Wettelijke grondslag
4.1. Voor het jaar 2007 regelt artikel 37 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) de vaststelling van de gedifferentieerde premie WAO. Voor het jaar 2007 regelt artikel 38 van de Wfsv de vaststelling van de gedifferentieerde premie WGA. De gedifferentieerde premies worden op grond van respectievelijk artikel 37, zesde lid, van de Wfsv en artikel 38, vijfde lid, van de Wfsv door verweerder vastgesteld bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Dit geschiedt gehoord het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en in overeenstemming met het UWV.
4.2. Op grond van artikel 59 van de Wfsv worden de premies voor de werknemersverzekeringen geheven met overeenkomstige toepassing van de voor de heffing van de loonbelasting geldende regels.
4.3. Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) kan verweerder de te weinig geheven belasting naheffen. Op grond van artikel 59 van de Wfsv geldt dat ook voor de premies werknemersverzekeringen. Een naheffingsaanslag met betrekking tot de gedifferentieerde premie WAO en de gedifferentieerde premie WGA kan in het onderhavige geval echter uitsluitend worden opgelegd nadat verweerder gehoord het UWV en in overeenstemming met het UWV een herziene beschikking heeft genomen. Hoewel voor het nemen van een herziene beschikking noch artikel 37 van de Wfsv, noch artikel 38 van de Wfsv een wettelijke grondslag bevat en de totstandkomingsgeschiedenis van beide bepalingen daarover geen uitsluitsel geeft, is de rechtbank met partijen van oordeel dat verweerder de beschikkingen gedifferentieerde premie WAO en gedifferentieerde premie WGA kan herzien door nieuwe beschikkingen te nemen.
Vertrouwensbeginsel
4.4. Bij het nemen van herziene beschikkingen dient verweerder wel de abbb in acht te nemen. Eiseres beroept zich in dat verband onder meer op het vertrouwensbeginsel. Zij stelt dat uit de Mededeling blijkt dat de oorspronkelijke beschikkingen van 20 oktober 2007 definitieve beschikkingen zijn, gelet op de vermelding daarin een en andermaal dat de in de beschikkingen vermelde percentages gedifferentieerde premies WAO en WGA definitief zijn. Zij kan aan de Mededeling daarom het vertrouwen ontlenen dat er geen herziene beschikkingen zullen volgen, aldus eiseres.
4.5. De rechtbank stelt voorop dat niet voor elke uitlating van de Belastingdienst waardoor bij een inhoudingsplichtige vertrouwen kan zijn gewekt over een door de Belastingdienst te volgen gedragslijn, een juiste toepassing van de wet moet wijken. De vraag of dat zo is moet worden beantwoord door afweging van het beginsel dat de wet moet worden toegepast tegen het algemene beginsel van behoorlijk bestuur dat de Belastingdienst verwachtingen honoreert, die zij bij een inhoudingsplichtige over een door haar te volgen gedragslijn heeft gewekt en waarop die inhoudingsplichtige zich in redelijkheid tegenover haar mag beroepen.
Wanneer het gaat om uitlatingen die niet als een toezegging of goedkeuring zijn op te vatten doch waarin slechts algemene voorlichting wordt gegeven dient aan het beginsel dat de wet moet worden toegepast in zoverre meer gewicht te worden toegekend dan aan voormeld algemeen beginsel, zodat in de regel de Belastingdienst door onjuistheden in de voorlichting niet wordt gebonden. Met betrekking tot de in de Mededeling gegeven informatie geldt dat het belang dat de inhoudingsplichtige erbij heeft dat de Belastingdienst zijn voorlichtende taak onbelemmerd kan vervullen ertoe noopt te aanvaarden dat het risico van een onjuiste inlichting in de regel voor rekening van de inhoudingsplichtige blijft. Bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven van deze regel af te wijken en de Belastingdienst aan dergelijke inlichtingen wel gebonden te achten, maar daartoe is vereist, dat die inlichtingen niet zo duidelijk in strijd zijn met een juiste wetstoepassing dat de betrokken inhoudingsplichtige redelijkerwijs hun onjuistheid had kunnen en moeten beseffen, en voorts dat hij afgaande op die onjuiste inlichtingen, een handeling heeft verricht of nagelaten, ten gevolge waarvan hij niet alleen de wettelijk verschuldigde belasting heeft te betalen, maar daarenboven schade lijdt (zie HR 9 maart 1988, nr. 24 199, BNB 1988/148).
4.6. Naar het oordeel van de rechtbank dient ter beoordeling van het beroep op het vertrouwensbeginsel de tekst van de Mededeling in samenhang te worden gezien met de toelichting op de beschikkingen van 20 oktober 2007. In samenhang bezien kan eiseres daaraan niet het vertouwen ontlenen dat verweerder de beschikkingen van 20 oktober 2007 niet kan of zal herzien. Eiseres is door de Mededeling wellicht op het verkeerde been gezet en zij was er als inhoudingsplichtige destijds wellicht nog niet mee bekend dat verweerder een dergelijke beschikking kon herzien, maar uit de beschikking van 20 oktober 2007 had eiseres zonder diepgaand onderzoek kunnen constateren dat de daarin vermelde gemiddelde premieloonsom van € 7.667.423,63 onjuist was. De gemiddelde premieloonsom bedroeg feitelijk € 4.840.039,25, zoals in de herziene beschikkingen ook is vastgesteld. Bij een dergelijk groot verschil tussen de gemiddelde premieloonsom op de beschikking en de door eiseres feitelijk uitbetaalde gemiddelde premieloonsom had eiseres zich kunnen en moeten realiseren dat de gedifferentieerde premies WAO en WGA op een te laag percentage waren vastgesteld. Onder die omstandigheden kan eiseres zich er niet op beroepen dat geen herziene beschikking meer zou volgen. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel kan daarom niet worden gehonoreerd.
Zorgvuldigheidsbeginsel
4.7. Eiseres stelt zich voorts op het standpunt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel aangezien de herziene beschikkingen zo laat zijn genomen dat verhaal van 50% van de WGA-premie op de werknemers, zoals bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Wfsv, redelijkerwijs onmogelijk is geworden hetgeen ook geldt voor de doorbelasting van de overige 50% van de premie aan de opdrachtgevers.
4.8. De door eiseres genoemde omstandigheden zijn geen reden om de beschikkingen wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel te vernietigen. Vaststaat immers dat verweerder gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid tot het nemen van herziene beschikkingen. Op die grond is eiseres de premies verschuldigd. Dat eiseres die premies civielrechtelijk wellicht (geheel of ten dele) niet meer voor 50% kan verhalen op de werknemers en de overige 50% niet meer bij opdrachtgevers in rekening kan brengen doet, wat daar ook van zij, aan de bevoegdheid van verweerder tot vaststelling van de gedifferentieerde premies WAO en WGA op het juiste percentage niet af. Evenmin vormt het een omstandigheid die zozeer in strijd komt met het zorgvuldigheidsbeginsel dat diens bevoegdheid daarvoor zou moeten wijken.
Beginsel van fair play en uitkeringslasten
4.9. Eiseres stelt dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het beginsel van fair play door weliswaar voor bezwaar vatbare beschikkingen te nemen, maar geen inzicht te verschaffen in de afzonderlijke elementen van de beschikkingen en zich daarbij te verschuilen achter de gebrekkige informatievoorziening door het UWV.
4.10. Op zich zelf leidt een handelen in strijd met het beginsel van fair play slechts in uitzonderlijke, hier niet aan de orde zijnde, omstandigheden tot vernietiging van een beschikking. Temeer daar de beschikkingen wel een toelichting bevatten op de berekening en verweerder ook een overzicht heeft verstrekt van de in aanmerking genomen uitkeringslasten bij de beschikkingen van 27 december 2008. In zoverre faalt de grief van eiseres dan ook.
4.11. Het voorgaande neemt niet weg dat verweerder die de premies heft verplicht is nader inzicht te verschaffen in de afzonderlijke elementen van een beschikking als deze ter discussie staan. Verweerder kan zich, indien hij daarbij in gebreke blijft, niet verschuilen achter de moeizame informatie-uitwisseling met het UWV. Dat komt voor rekening van verweerder. Eiseres stelt in dat verband dat verweerder in de herziene beschikkingen de aan haar toegerekende uitkeringslasten heeft gesteld op € 78.494,51, maar geen verklaring heeft kunnen geven waarom deze afwijken van de beschikkingen van 20 oktober 2007 waarin deze nog waren gesteld op € 71.262,10. Verweerder heeft voor het verschil in de aan eiseres toegerekende uitkeringslasten, die voor eiseres toch al moeilijk controleerbaar zijn, geen enkele verklaring kunnen geven. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het UWV haar daarop geen antwoord heeft kunnen geven en dat de oorspronkelijke gegevens thans ook niet meer raadpleegbaar zijn aangezien die worden overschreven door de nieuwe gegevens. Op zichzelf roept een wijziging in de uitkeringslasten als onderhavig vragen op. Immers de uitkeringslasten betreffen de WAO-uitkeringen aan voormalige werknemers over de periode 2001 tot en met 2005. Het genietingstijdstip en daarmee de hoogte van die uitkeringen staat op het moment dat de beschikkingen van 20 oktober 2007 zijn genomen vast. Indien op een later tijdstip uitkeringsrechten over die jaren worden aangepast, omdat een uitkeringsgerechtigde teveel of te weinig uitkeringsrechten heeft genoten, vindt herstel daarvan plaats in het jaar waarin de omissie wordt geconstateerd of hersteld. In beginsel heeft dat dan ook geen gevolgen voor het jaar waarop dat herstel betrekking heeft. Onduidelijk is derhalve waarom de herziene beschikkingen uitgaan van een ander, hoger bedrag aan uitkeringslasten. Zonder nadere onderbouwing acht de rechtbank niet uitgesloten dat verweerder bij het nemen van de herziene beschikkingen is uitgegaan van een onjuiste toerekening van de uitkeringslasten. De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om bij de berekening van de gedifferentieerde premies WAO en WGA het oorspronkelijk vastgestelde bedrag van de uitkeringslasten zijnde € 71.262,10 tot uitgangspunt te nemen.
Tabelcorrectiefactor
4.12. Verweerder heeft bij de berekening van de gedifferentieerde premies WAO en WGA een tabelcorrectiefactor toegepast van 1,25 in verband met een ontbrekend refertejaar. Tussen partijen is weliswaar niet in geschil dat eiseres haar activiteiten is gestart met ingang van 1 januari 2002, maar eiseres stelt dat zij een voortzetting is van [BEDRIJF A] B.V. Naar de mening van eiseres dient daarom de tabelcorrectiefactor achterwege te blijven en dient verweerder ter bepaling van het gemiddeld premieplichtig loon het premieplichtig loon van [BEDRIJF A] B.V. voor het jaar 2001 in aanmerking te nemen. Op eiseres rust de bewijslast aannemelijk te maken dat er sprake is geweest van een volledige overgang van de onderneming van [BEDRIJF A] B.V. naar eiseres, nu verweerder zulks betwist. Eiseres heeft niets ingebracht ter onderbouwing van haar stelling zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Dat eiseres op dit punt een ‘behoorlijk proces’ wordt onthouden als bedoeld in artikel 6 van het EVRM aangezien verweerder een beschikking neemt met dagtekening 27 december 2008, terwijl daarin gegevens zijn verwerkt over 2001 verwerpt de rechtbank eveneens. Eiseres stelt dat zij geen adequate verdediging kan voeren ten aanzien van de tabelcorrectiefactor aangezien de beschikking van 27 december 2008 is genomen na het verstrijken van de wettelijke bewaartermijn van 7 jaar en bovendien de uitspraak op het bezwaarschrift 3 jaar op zich heeft laten wachten. Of een dergelijke omstandigheid aanleiding is strijdigheid met artikel 6 van het EVRM aan te nemen en welke gevolgen daaraan dan zouden moeten worden verbonden kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven, reeds omdat de beschikkingen van 27 december 2008 niet zijn genomen na het verstrijken van de wettelijke bewaartermijn. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ook in de beschikking van 20 oktober 2007 de tabelcorrectiefactor van 1,25 was opgenomen. Dat eiseres niet meer beschikt over gegevens uit 2001 komt voor haar rekening.
4.13. Nu de uitkeringslasten gezien het onder 4.11 opgenomen oordeel tot een te hoog bedrag in aanmerking zijn genomen, dienen de beschikkingen te worden vernietigd en dienen herziene percentages gedifferentieerde premies WAO en WGA te worden vastgesteld met inachtneming van de uitkeringslasten tot een bedrag van € 71.262,10. Dat leidt tot de volgende gedifferentieerde premies WAO en WGA voor 2007:
Gedifferentieerde premie WAO
(€ 71.262,10 x 100) : € 4.840.039,25 = 1,47%
Tabelcorrectiefactor 1,25
Individueel werkgeversrisicopercentage wordt dan: 1,47 x 1,25 = 1,83%
Gemiddeld werkgeversrisicopercentage 1,39%
Verschil met individueel werkgeversrisicopercentage is: 1,83% -/- 1,39% = 0,44%
Algemene correctiefactor 0,35
Opslag wordt: 0,44% x 0,35 = 0,15%
Rekenpercentage 0,48%
Opslag 0,15%
--------
gedifferentieerde premie WAO 0,63%
Gedifferentieerde premie WGA
(€ 71.262,10 x 100) : € 4.840.039,25 = 1,47%
Tabelcorrectiefactor 1,25
Individueel werkgeversrisicopercentage wordt dan: 1,47% x 1,25 = 1,83%
Gemiddeld werkgeversrisicopercentage 1,39%
Verschil met individueel werkgeversrisicopercentage is: 1,83% -/- 1,39% = 0,44%
Algemene correctiefactor: 0,50
Opslag wordt: 0,44% x 0,50 = 0,22%
Rekenpercentage 0,75%
Opslag 0,22%
--------
gedifferentieerde premie WGA 0,97%
4.14. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Overige kosten zijn gesteld noch gebleken.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de onder 1.1.1 tot en met 1.1.6 vermelde beschikkingen;
- stelt de gedifferentieerde premie WAO voor de loonheffingennummers [NUMMER A], [NUMMER B] en [NUMMER C] vast op 0,63%;
- stelt de gedifferentieerde premie WGA voor de loonheffingennummers [NUMMER A], [NUMMER B] en [NUMMER C] vast op 0,97%;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beschikkingen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 874;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 302 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, voorzitter, mr. H.A.M. Röell-Mulder en mr. H. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.Y. Ip, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.