ECLI:NL:RBHAA:2012:BX6663

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/2510 & 12/2886
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel - Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering wegens niet gemelde verkoopactiviteiten via internet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 5 juli 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van een bijstandsuitkering. Verzoekster ontving een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb) en heeft goederen verkocht via internet zonder dit te melden aan de gemeente. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitkering terecht is opgeschort en ingetrokken, omdat verzoekster geen inzicht heeft gegeven in de aard en omvang van haar verkoopactiviteiten. De rechtbank behandelde twee verzoeken om voorlopige voorzieningen die door verzoekster waren ingediend tegen de besluiten van de gemeente om de uitkering op te schorten en in te trekken.

Het procesverloop begon met een besluit van 15 mei 2012, waarin de gemeente de uitkering opschortte vanwege de verkoopactiviteiten van verzoekster op een internetsite. In een tweede besluit werd de uitkering per 14 mei 2012 ingetrokken en werd een bedrag van € 37.575,12 teruggevorderd over een periode van bijna drie jaar. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze besluiten en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 5 juli 2012 was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster niet had voldaan aan haar inlichtingenplicht door haar verkoopactiviteiten niet te melden. Dit was een grond voor de beëindiging en intrekking van de Wwb-uitkering. De voorzieningenrechter wees beide verzoeken om voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisend belang meer was na de intrekking van de uitkering. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2510 en 12/2886
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
5 juli 2012 in de zaken tussen
[naam verzoekster], te [woonplaats], verzoekster
(gemachtigde: mr.drs. J.E. Groenenberg),
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigde: mr. M.E. van Dijk).
Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2012 (het eerste primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die verzoekster ontving in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) opgeschort, omdat is gebleken dat verzoekster actief is op [internetsite].nl.
In het tweede primaire besluit heeft verweerder de Wwb-uitkering van verzoekster per 14 mei 2012 ingetrokken. Ook heeft verweerder verzoeksters recht op bijstand over de periode 26 mei 2009 tot en met 13 mei 2012 ingetrokken en een bedrag van € 37.575,12 van haar teruggevorderd.
Verzoekster heeft tegen beide primaire besluiten bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter voorts in twee separate verzoeken verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2012. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren ter zitting aanwezig: [naam zoon], zoon van verzoekster, en I. Bouquet, werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst beide verzoeken om voorlopige voorziening af.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Na het opschortingsbesluit van 15 mei 2012 heeft verweerder besloten verzoeksters Wwb-uitkering te beëindigen, in te trekken en de ten onrechte betaalde bijstand terug te vorderen. Gelet hierop heeft het verzoek om voorlopige voorziening gericht tegen het opschortingsbesluit van 15 mei 2012 geen spoedeisend belang meer. De voorzieningenrechter wijst het desbetreffende verzoek dan ook af.
3. Ingevolge ter zake relevante jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) moet een bijstandsontvanger bij het bijstandsverlenend orgaan melding maken van het feit dat hij goederen verkoopt via internet en ook van de inkomsten hieruit. Als het uitsluitend gaat om incidentele verkoop van privégoederen, is deze melding niet verplicht.
4. Verzoekster heeft tegenover verweerder verklaard dat zij af en toe goederen verkoopt en dat klanten haar contant of via de bank betalen. Haar verklaring hierover luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
‘Dat is altijd verschillend, dat hangt ervan af wat ik krijg en waar ik vanaf wil. Ik heb kleding wat weg moet. Ik koop ook wel eens wat voor een klein prijsje bij de Meerlanden en dat knap ik dan op en verkoop ik verder. Ik krijg ook weleens wat van familie en vrienden of ik haal het weg bij grofvuil. Ik verf de spullen en dan verkoop ik ze. De aankopen die u ziet bij de [winkelnaam] en de [winkelnaam 2] zijn verfspullen om de meubeltjes op te knappen.’
5. Verweerder heeft verzoekster in de gelegenheid gesteld de aard en de omvang van de verkoopactiviteiten op [internetsite].nl inzichtelijk te maken. Tot nu toe heeft verzoekster nog geen volledig inzicht gegeven in aard en omvang van deze activiteiten. Dat zij geen boekhouding heeft gevoerd, leidt niet tot de conclusie dat niet van haar kan worden verlangd de aard en omvang van de verkoopactiviteiten enigszins aannemelijk te maken.
6. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter had het verzoekster, gelet op de omvang van de verkoopactiviteiten waarvan verweerder nu uitgaat, duidelijk moeten zijn dat deze activiteiten van invloed konden zijn op haar recht op bijstand en dat zij die activiteiten dus aan verweerder moest melden. Het was immers verzoeksters bedoeling om via haar verkoopactiviteiten over wat extra geld te beschikken.
7. Vaststaat dat verzoekster haar verkoopactiviteiten niet bij verweerder heeft gemeld. Hierdoor heeft zij gehandeld in strijd met de inlichtingenplicht. Dit vormt een grond voor beëindiging en intrekking van de Wwb-uitkering.
8. Het voorgaande laat onverlet dat verzoekster in het kader van de bezwaarprocedure haar stelling dat het voornamelijk ging om de verkoop van privégoederen en dat de verkopen incidenteel plaatsvonden, nader kan toelichten.
9. Het voorgaande leidt ook tot afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening gericht tegen het besluit tot beëindiging en intrekking van de uitkering.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel - Kuneman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.M. van der Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2012.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.