De feiten
1. IDC is een onderneming die zich bezighoudt met (onder meer) incassodienstverlening.
2. [X.], 32 jaar oud, is op 1 september 2009 bij IDC in dienst getreden. Zij was werkzaam als administratief medewerkster voor een salaris van € 2.200,00 bruto per maand exclusief vakantiebijslag.
3. [X.] heeft zich op 17 februari 2011 ziek gemeld.
4. Op 11 april 2011 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat [X.] volledig arbeidsongeschikt is en geadviseerd om ‘in de loop van de behandeling’ het werk voor enkele uren per week te hervatten.
5. Bij brief van 15 april 2011 heeft [A.], werkzaam bij IDC, namens IDC tegenover de arbodienst van IDC een aantal kanttekeningen geplaatst bij de tot dan toe ontvangen adviezen van de bedrijfsarts en geschreven dat IDC, indien nodig, alsnog een deskundigenoordeel zal vragen.
6. [A.] heeft op 11 mei 2011 [X.] thuis bezocht. IDC heeft bij brief van 23 mei 2011 de inhoud van dat gesprek aan [X.] bevestigd, haar verzocht het door [A.] ingevulde plan van aanpak ondertekend aan IDC te retourneren en aan [X.] geschreven:
“(…) Wellicht is een deel van de oplossing van jouw probleem, dat de arbeidsovereenkomst met IDC wordt beëindigd. We zouden of door een vaststellingsovereenkomst waarbij de arbeidsovereenkomst beëindigd wordt of door een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter een waardig einde kunnen maken aan de arbeidsrelatie. (…) Ik raad je dringend aan dit te overwegen. (…)”
7. De bedrijfsarts heeft op 6 juni 2011 geoordeeld dat [X.] ongeschikt is voor eigen en voor aangepast werk en dat interventie ‘voorlopig niet’ nodig is. De bedrijfsarts heeft IDC geadviseerd ‘sociaal contact’ te houden met [X.].
8. Op 24 juni 2011 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat er voor [X.] ‘geen mogelijkheden tot eigen of aangepast werk’ zijn, dat interventie ‘nog niet’ nodig is en dat [X.] is verwezen naar een ‘terzake kundige behandelaar’.
9. In opdracht van IDC heeft Hoffman Bedrijfsrecherche in de periode van augustus tot en met oktober 2011 onderzoek gedaan naar [X.]. In het onderzoeksrapport d.d. 16 juli 2012 staat geschreven dat het onderzoek is uitgevoerd ‘ter vaststelling van de activiteiten’ van [X.] en dat er ‘geen relevante bevindingen’ zijn.
10. Op 15 oktober 2011 heeft de bedrijfsarts herhaald dat er geen mogelijkheden zijn voor [X.] tot eigen of aangepast werk en geschreven dat [X.] ‘adequate therapie’ heeft en ‘interventie niet zinvol’ is.
11. Bij brief van 26 oktober 2011 heeft IDC aan [X.] geschreven:
“(…) Zowel jij als IDC zal zich dienen te orienteren over ons beider toekomst en of wij in elkaars toekomst een rol moeten en kunnen spelen Ik nodig je dan ook uit om (…) verder te bespreken op welke wijze we al dan niet doorgaan met de arbeidsovereenkomst. Van belang voor jou om te weten is, dat het kantoor Zwaanshoek verplaatst zal worden naar Ameland. (…)”
12. Op 4 november 2011 heeft [X.] aan IDC een zwangerschapsverklaring gezonden, waarin is vermeld dat de uitgerekende datum is vastgesteld op 10 maart 2012.
13. Op 6 december 2011 heeft IDC een bericht ontvangen van de via de Arbodienst geraadpleegde psycholoog dat [X.] binnen 4 tot 8 weken na de start van de behandeling (op 23 november 2011) zou kunnen aanvangen met reintegratie.
14. Bij brief van 22 december 2011 heeft [A.] namens IDC aan [X.] geschreven:
“(…) Ik heb kennis genomen van de berichten van specialisten en de bedrijfsarts. Deze zijn van oordeel dat je niet kunt werken. Ik ben evenwel van mening, dat je op zijn minst in staat bent met mij van gedachten te wisselen over het einde van het dienstverband. Dit einde houdt geen verband met jouw ziekte. Het houdt wel verband met een gebrek aan vertrouwen bij IDC in jou en houdt verband met het feit, dat het kantoor van IDC is verhuisd naar het adres Nesserweg 13 te Ameland. Het kantoor te Zwaanshoek is gesloten. (…) Beide dingen nopen tot de conclusie dat reïntegratie geen reële optie meer is. Dat betekent vervolgens dat het dienstverband dient te worden beëindigd. (…)”
15. Bij brief van 9 januari 2012 heeft de gemachtigde van [X.] aan IDC geschreven dat [X.] zich beroept op het opzegverbod bij ziekte en niet bereid of in staat is mee te werken aan beëindiging van het dienstverband.
16. [X.] is per 1 februari 2012 met zwangerschapsverlof gegaan. Het zwangerschapsverlof is op 25 mei 2012 geëindigd.
17. Op 21 mei 2012 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat [X.] arbeidsongeschikt is voor het eigen werk en dat er tevens sprake is van een arbeidsconflict. De bedrijfsarts heeft geadviseerd het arbeidsconflict conform de STECR richtlijn op te lossen.
18. [X.] heeft op 9 augustus 2012 de bedrijfsarts bezocht. De bedrijfsarts heeft geoordeeld dat [X.] volledig arbeidsongeschikt is voor haar eigen en voor ander passend werk en dat de behandeling van [X.] ‘adequaat’ is.