ECLI:NL:RBHAA:2012:BX4773

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800533-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne door drugskoerier op Schiphol

Op 22 april 2012 arriveerde de verdachte vanuit Paramaribo (Suriname) op de luchthaven Schiphol. Tijdens een verscherpte controle werd in haar rolkoffer een netje sinaasappels aangetroffen, waarin zich zeven sinaasappels bevonden die cocaïne bevatten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig waren en dat zij op de hoogte moest zijn van de aanwezigheid van cocaïne in de sinaasappels. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden en het verbeurd verklaren van € 650,- dat zij bij zich had om toegang tot Nederland te krijgen. De rechtbank overwoog dat de invoer van bijna twee kilogram cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijke invoer, wat een ernstige misdaad is. De rechtbank vond geen aanleiding om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800533-12
Uitspraakdatum: 14 augustus 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 juli 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] (Suriname),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis te Nieuwersluis.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 22 april 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeëntwintig (22) maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd van het onder verdachte in beslag genomen geld van in totaal € 650,--.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden[1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Verdachte is op 22 april 2012 vanuit Paramaribo (Suriname) aangekomen op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Tijdens een verscherpte controle op deze vlucht vanuit Paramaribo werd in de rolkoffer van verdachte, in een roze tas, een netje sinaasappels aangetroffen. Gezien werd dat het netje erg strak om de sinaasappels heen zat. Na opening van het netje werd door een verbalisant een sinaasappel ter hand genomen en geconstateerd dat deze abnormaal zwaar aanvoelde en dat er een snede rond het kroontje van de sinaasappel zat. Bij een daaropvolgende scan van de sinaasappels werden afwijkende contouren in de binnenkant van de sinaasappels waargenomen.[2]
Bij nader onderzoek werden in zeven sinaasappels uit het netje - die alle abnormaal zwaar aanvoelden en een snede rond het kroontje hadden en waarvan er één maar liefst 589,6 gram (bruto) woog - transparante plastic zakjes met met daarin telkens een witkleurige stof aangetroffen. Het totaal nettogewicht van de stof in de zakjes bedroeg circa 1.960,7 gram. Van deze stof zijn zeven representatieve monsters ter analyse verzonden naar het Douane Laboratorium te Amsterdam.[3] Uit onderzoek van dit laboratorium is gebleken dat het ingezonden onderzoeksmateriaal cocaïne bevat.[4]
Verdachte heeft verklaard dat zij de sinaasappels vanuit Suriname mee naar Nederland heeft genomen.[5]
4.2. Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat de sinaasappels in haar bagage cocaïne bevatten. De raadsman van verdachte heeft, in aansluiting hierop, zich op het standpunt gesteld dat uit de bewijsmiddelen slechts kan blijken, dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de invoer van cocaïne.
De rechtbank is echter van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wel degelijk bekend was met de aanwezigheid van cocaïne in de betreffende sinaasappels. Naast hetgeen uit de bewijsmiddelen volgt omtrent de uiterlijke kenmerken van de sinaasappels, neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat verdachte wisselend heeft verklaard over de wijze waarop zij de sinaasappels heeft verkregen en voor wie deze bestemd waren. Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat zij de aangetroffen sinaasappels zelf op de markt had gekocht. Tegenover de Koninklijke Marechaussee heeft zij aanvullend verklaard dat zij deze sinaasappels, waarvan ze er een paar thuis had laten liggen, aan ene [R.] zou geven, bij wie ze in Nederland zou verblijven en die haar had gevraagd (onder meer) sinaasappels mee te nemen. Wanneer verdachte wordt geconfronteerd met het gewicht van de sinaasappels, verklaart zij dat de sinaasappels die op Schiphol in haar koffer zijn aangetroffen niet dezelfde zijn als die zij in Paramaribo op de markt heeft gekocht, in ieder geval niet de ene sinaasappel die de douane haar heeft laten zien. Zij denkt dat mensen bij haar thuis de sinaasappels hebben verwisseld. Ter terechtzitting heeft verdachte echter verklaard dat haar vriend [betrokkene], met wie zij sinds december 2011 - naast de relatie met haar man - een relatie heeft, onderweg naar de luchthaven "Zanderij" een roze tas met (onder meer) de sinaasappels in haar koffer heeft gedaan. Zij zou niet in de tas hebben gekeken en deze ook niet hebben aangeraakt. De tas zou zijn bestemd voor de zus van [betrokkene] die in Nederland woont. Bij aankomst in Nederland zou verdachte [betrokkene] bellen, zodat hij op zijn beurt zijn zus op de hoogte kon brengen. Zelf had verdachte geen gegevens van deze zus. Ter terechtzitting heeft verdachte over de eerdergenoemde [R.] verklaard dat hij haar weliswaar had gevraagd goederen vanuit Suriname mee te nemen, maar dat dit niet de sinaasappels betrof.
Op de vraag waarom verdachte in eerste instantie had verklaard de sinaasappels voor [R.], nota bene een goede zakenkennis/-vriend van haar, te hebben meegenomen, heeft verdachte ter terechtzitting geen passend antwoord kunnen geven. Dat geldt ook voor de vraag waarom verdachte vanuit Suriname sinaasappels moest meenemen naar Nederland, terwijl die hier in Nederland ook gewoon op de markt en in de winkel verkrijgbaar zijn.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de door verdachte afgelegde verklaringen op belangrijke punten als ongeloofwaardig en ongerijmd dienen te worden aangemerkt en kennelijk enkel door verdachte zijn afgelegd met het doel de waarheid te bemantelen, namelijk dat verdachte wel degelijk bekend was met de aanwezigheid van de cocaïne in de door haar meegenomen sinaasappels. De rechtbank acht aldus het opzet van verdachte op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de aangetroffen hoeveelheid cocaïne bewezen.
4.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
zij op 22 april 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sancties
7.1. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van bijna twee kilogram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat - uit een oogpunt van normhandhaving en preventie -slechts een gevangenisstraf als passende straf in aanmerking komt.
In hetgeen de raadsman ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de straf zoals deze door de officier van justitie is gevorderd en welke straf de rechtbank passend en geboden voorkomt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7.2. Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van in totaal € 650,-- dient te worden verbeurdverklaard.
Op grond van de zogeheten Schengengrenscode moeten personen als verdachte, komende vanuit Suriname, om toegelaten te worden tot het Schengengebied onder meer beschikken over voldoende middelen van bestaan. Indien zij niet aan deze voorwaarde voldoen, kan hen door de brigade grensbewaking van de Koninklijke Marechaussee de toegang tot Nederland worden geweigerd. Om de invoer van verdovende middelen te doen slagen, zullen koeriers als verdachte daarom bij aankomst in Nederland voldoende contanten bij zich moeten hebben, tenzij zij op andere wijze kunnen aantonen over voldoende middelen van bestaan te beschikken, bijvoorbeeld door het bezit van een creditcard. Van dit laatste is in dit geval niet gebleken.
Gelet op het vorenstaande en nu verdachte ook zelf bij de Koninklijke Marechaussee heeft verklaard dat zij het (hand)geld bij zich had om Nederland via Schiphol binnen te komen, is de rechtbank van oordeel dat het bewezen verklaarde feit is begaan of voorbereid met behulp van het in beslag genomen geld, dat aan verdachte toebehoort. Dit geld is daarom vatbaar voor verbeurdverklaring.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2 en 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWEEËNTWINTIG (22) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- een geldbedrag van in totaal € 650,-- (12 x € 50,- , 2 x € 20,- en 1 x € 10,-).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Jongeling, voorzitter,
mr. Ph. Burgers en mr. G.A. van der Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. van de Vijver,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2012.
Mr. Van der Bijl is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
[2] Proces-verbaal van aanhouding en bevindingen d.d. 22 april 2012 (dossierparagraaf 1.1).
[3] Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 27 april 2012 (dossierparagraaf 1.1.4).
[4] Het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 2 mei 2012, kenmerk 4706 X 12.
[5] Verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.