ECLI:NL:RBHAA:2012:BX2993

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
465946 - CV EXPL 10-6103
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging leer-arbeidsovereenkomst en terugbetalingsverplichting opleidingskosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 4 juli 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen VTOC "Fokker" B.V. en [de zoon] en [de vader]. De eisende partij, VTOC "Fokker" B.V., vorderde terugbetaling van opleidingskosten na de beëindiging van de leer-arbeidsovereenkomst met [de zoon]. De overeenkomst was gesloten op 1 september 2008 voor de duur van 22 maanden, maar werd per 1 december 2009 beëindigd vanwege ernstig verwijtbaar gedrag van [de zoon] en zijn ongeschiktheid voor de functie waarvoor hij werd opgeleid. De kantonrechter oordeelde dat de beëindiging van de overeenkomst terecht was, omdat [de zoon] herhaaldelijk was gewaarschuwd voor zijn gedrag en houding, maar geen verbetering had laten zien. De rechter veroordeelde [de zoon] om een bedrag van € 20.952,00 te betalen aan VTOC "Fokker", vermeerderd met wettelijke rente, en stelde hem ook aansprakelijk voor de proceskosten. De vordering tegen [de vader] werd afgewezen, omdat zijn handtekening op de overeenkomst niet voldoende was om een terugbetalingsverplichting te rechtvaardigen. De kantonrechter concludeerde dat de terugbetalingsregeling in de overeenkomst geldig was en dat [de zoon] op de hoogte was van de voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 465946 \ CV EXPL 10-6103
datum uitspraak: 4 juli 2012
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VTOC "Fokker" B.V.
te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
hierna te noemen Fokker
gemachtigde mr. R. Olde
tegen
I. [de zoon]
II. [de vader]
beiden te Vlaardingen
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
hierna ook te noemen [de zoon] respectievelijk [de vader]
gemachtigde DAS Rechtsbijstand
In conventie en in reconventie
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door de kantonrechter tussen partijen gewe¬zen en op 20 oktober 2010 uitgesproken tussenvonnis,
- de akte na tussenvonnis van Fokker,
- de antwoordakte na tussenvonnis van [de zoon] en [de vader].
De feiten
a. [de zoon] heeft op 1 september 2008 een leer-arbeidsovereenkomst (hierna: de Overeenkomst) gesloten met Fokker voor de duur van 22 maanden ten behoeve van de opleiding tot vliegtuigonderhoudsmonteur.
b. [de zoon] is bij Fokker in dienst getreden met ingang van 1 september 2008 en heeft voor de duur van de opleiding de functie van leerling Onderhoudstechnicus Vliegtuigen bekleed.
c. Als ouder/wettelijk vertegenwoordiger heeft [de vader] de Overeenkomst mede ondertekend.
d. Artikel 11 van de Overeenkomst vermeldt het volgende:
“Werknemer is in een aantal gevallen gehouden (een deel van) de (opleidings)kosten terug te betalen. De terugbetaling omvat alle (opleidings)kosten die, verminderd met de door de Werknemer gedurende de Opleiding betaalde eigen bijdrage, maximaal
€ 35.000,00 bedragen. Het daadwerkelijk door Werknemer terug te betalen bedrag bedraagt € 1.591,00 vermenigvuldigd met het aantal (gehele of gedeeltelijke) maanden, te berekenen vanaf de start van de opleiding tot het moment van de daadwerkelijke beëindiging daarvan. De terugbetalingsverplichting bestaat in de navolgende gevallen:
(…)
Einde dienstverband tijdens opleiding:
Bij beëindiging van het dienstverband vóór afronding van de opleiding, zoals bedoeld in Artikel 13 lid 1 van deze overeenkomst.”
e. Artikel 13 van de Overeenkomst luidt als volgt:
Artikel 13: Tussentijdse opzegging
1. Werkgever zal overgaan tot (tussentijdse) opzegging van de leer-arbeidsovereenkomst met Werknemer, waaronder kan worden begrepen ontslag op staande voet, indien zich de navolgende situaties voordoen:
a. Werknemer is aantoonbaar niet geschikt gebleken voor de functie waartoe hij wordt opgeleid. Werkgever dient de gronden voor dit besluit vooraf met het Leerbedrijf en Werknemer te hebben besproken, waarbij is komen vast te staan dat voortzetting van het dienstverband en de opleiding inderdaad geen redelijk perspectief biedt.
b. Er is naar het oordeel van Werkgever sprake van dermate ernstig verwijtbaar gedrag van Werknemer bij Werkgever dan wel het Leerbedrijf, dat voortzetting van de leer-arbeidsovereenkomst redelijkerwijs niet meer van Werkgever kan worden gevergd.
c. Werknemer houdt zich niet aan de regels, zoals die in de gedragsregels, (veiligheids)voorschriften en reglementen, bedoeld in artikel 10, zijn neergelegd.
d. Werknemer is de toegang tot het Leerbedrijf ontzegd.”
f. Bij brief van 28 mei 2009 heeft Fokker het volgende aan [de zoon] geschreven:
“(…)
In deze verlenging zult u opnieuw beoordeeld worden. Er zal dan duidelijk een verbetering moeten plaatsvinden om tot verlenging tot het einde van de opleiding,
31 juli 2010, over te gaan.
De volgende punten willen we ter verbetering opgeven:
o Ziekteverzuim (totaal 104 uur)
o Houding
(…)”
g. Bij brief van 10 september 2009 heeft Fokker het volgende aan de ouders van [de zoon] geschreven:
“Op woensdag 9 september jl. hebben we een gesprek gehad met [de zoon].
Hij is uit de praktijkles gestuurd.
De aanleiding voor dit gesprek is zijn gedrag, zijn houding en de zelfstandigheid van [de zoon].
Op 28 mei jl. heeft [de zoon] een brief ontvangen van dezelfde strekking waarin is aangegeven dat als er geen verbetering plaatsvindt de leer-arbeidsovereenkomst eindigt op 31-01-2010.
Op 23 april 2009 is [de zoon] uit de theorieles gestuurd in verband met het te laat binnenkomen en het geven van een grote mond en zijn demonstratieve houding ten opzichte van de docent. Op 15 juni 2009 is de gehele klas van [de zoon] toegesproken door ondergetekende in verband met het regelmatig verstoren van de les, hierin speelt [de zoon] ook een rol.
Indien er geen verandering/verbetering plaatsvindt zullen wij overwegen of de voortzetting van deze opleiding voor [de zoon] wel zinvol is.”
h. Een beoordeling voor week 40 tot en met week 41 (oktober 2009) op de afdeling vliegtuigenpraktijk vermeldt een slechte tot matige beoordeling, waarbij werd opgemerkt dat gedrag, houding en nonchalance van [de zoon] niet in de luchtvaart thuis hoort.
i. Bij brief van 14 december 2009 heeft Fokker het volgende aan [de zoon] geschreven:
“Naar aanleiding van uw gedrag tijdens de lessen, uw houding en uw functioneren en de vele gesprekken die we hier over gevoerd hebben, Bevestigen wij u hierbij dat we uw Leer-Arbeidsovereenkomst per 1 december 2009 beëindigd hebben.
In de bijlage vindt u de kopies van de brieven over de eerder gevoerde gesprekken, de gemaakte aantekeningen en uw beoordelingen.
Om bovenstaande redenen willen wij u hierbij ook wijzen op Artikel 11 met betrekking tot de terugbetalingsverplichting die u ten opzichte van VTOC “Fokker” heeft. Voor u betekent dit dat u het bedrag van €23.865,-- (15 maanden (september 2008 t/m november 2009) X €1.591,--) minus nog terug te ontvangen reiskosten, afrekening salaris en retour borg, is € 23.495,-- (…) op rekeningnummer (…) dient te storten t.a.v. VTOC “Fokker” BV.”
De verdere beoordeling
In conventie en in reconventie
1. De over en weer ingestelde vorderingen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
2. Met betrekking tot de tegen [de vader] ingestelde vordering is de kantonrechter het volgende van oordeel. Het bestaan van de terugbetalingsverplichting voor [de vader] kan niet worden afgeleid uit het enkele door hem als ouder/wettelijk vertegenwoordiger meetekenen van de Overeenkomst, zonder dat de inhoud van deze overeenkomst daarvoor enig aanknopingspunt bevat. Ook als [de vader] intensief betrokken is geweest bij de totstandkoming van de Overeenkomst wordt dat niet anders. De vordering tegen [de vader] zal daarom worden afgewezen.
3. Fokker heeft gesteld dat de Overeenkomst met [de zoon] is beëindigd op grond van de volgende drie, in artikel 13 van de Overeenkomst genoemde, omstandigheden:
1) De werknemer is aantoonbaar niet geschikt gebleken voor de functie waartoe hij wordt opgeleid. Vast is komen te staan dat voortzetting van het dienstverband en de opleiding inderdaad geen redelijk perspectief biedt.
2) Er is sprake van ernstig verwijtbaar gedrag van de werknemer.
3) De werknemer houdt zich niet aan de gedragsregels, (veiligheids)voorschriften en reglementen zoals bedoeld in artikel 10 van de leer-arbeidsovereenkomst.
4. [de zoon] heeft aangevoerd dat de overeenkomst niet zonder vergunning kon worden opgezegd en dat er geen sprake was van een dringende reden om de overeenkomst per direct te beëindigen. Dit verweer van [de zoon] faalt. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende.
5. Naar het oordeel van de kantonrechter bestond er voldoende grondslag voor Fokker om de overeenkomst met [de zoon] op grond van het bepaalde bij het genoemde artikel 13 van de Overeenkomst per 1 december 2009 te beëindigen. Uit de door Fokker in het geding gebrachte correspondentie en beoordeling van [de zoon] volgt dat het hem duidelijk is gemaakt dat hij zijn opstelling moest veranderen en/of verbeteren en dat Fokker ook de ouders van [de zoon] hiervan in kennis heeft gesteld. Ondanks de waarschuwingen is verandering/verbetering uitgebleven. De hierboven onder 3 genoemde omstandigheden leverden daarom een voldoende dringende reden op voor beëindiging van de overeenkomst per 1 december 2009, welke beëindiging bij brief van 14 december 2009 is bevestigd. Tevens is gebleken dat Fokker één en ander met [de zoon] heeft besproken zoals artikel 13 van de Overeenkomst voorschrijft. Dat [de zoon] ook zelf van een en ander doordrongen was, volgt uit het feit dat hij het formulier ter beëindiging van de Overeenkomst heeft ondertekend.
6. Voorts heeft [de zoon] aangevoerd dat de terugbetalingsregeling niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Ook dat verweer faalt. Gebleken is immers dat [de zoon] vanaf het begin op de hoogte was van deze terugbetalingsregeling en dat het geheel aan zijn eigen opstelling te wijten is dat de opleiding voortijdig werd beëindigd. [de zoon] heeft er dus steeds rekening mee kunnen en moeten houden dat hij de opleidingskosten zou moeten terugbetalen. Daarbij komt dat het karakter van de onderhavige Overeenkomst met zich brengt dat hier geen sprake is van een bijkomende afspraak naast een volledige dienstbetrekking, omdat de Overeenkomst met name gericht is op het volgen van een opleiding. In zoverre gaat de vergelijking met een terugbetalingsregeling bij een “normale” arbeidsovereenkomst dus niet op.
7. Met betrekking tot de hoogte van het door Fokker gevorderde bedrag is de kantonrechter van oordeel dat Fokker dit bedrag voldoende gemotiveerd heeft onderbouwd. Op grond van artikel 11 van de Overeenkomst geldt een terugbetalingsverplichting van € 1.591,00 per maand. [de zoon] heeft de opleiding gevolgd gedurende 15 maanden, zodat het terug te betalen bedrag neerkomt op € 23.865,00. Na aftrek van door [de zoon] nog te ontvangen bedragen resteert een bedrag van € 23.495,00, welk bedrag vervolgens door Fokker in deze procedure is gematigd tot € 20.000,00.
8. Het bedrag van € 20.000,00 zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente als gevorderd, nu [de zoon] in verzuim is gebleven dit bedrag tijdig te voldoen.
9. De kosten verbonden aan de door Fokker gestelde - en door [de zoon] niet voldoende betwiste - buitengerechtelijke werkzaamheden zijn aan te merken als redelijke kosten die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen, en wel voor een bedrag overeenkomstig het in rapport Voorwerk II vastgelegde geldende tarief van € 952,00 zoals gevorderd.
10. [de zoon] zal als de in conventie in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
11. Uit het vorenstaande volgt dat de Overeenkomst door Fokker terecht per 1 december 2009 is beëindigd, zodat de vordering van [de zoon] tot betaling van salaris na die datum moet worden afgewezen.
12. Met betrekking tot het door [de zoon] ook gevorderde vakantietegoed van € 889,44 bruto is de kantonrechter van oordeel dat Fokker tegen dit deel van de vordering onvoldoende gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Daarom zal het vakantietegoed worden toegewezen tot aan de datum van het einde van de Overeenkomst, te weten: 1 december 2009.
13. In de omstandigheden van het geval acht de kantonrechter aanleiding om de gevorderde wettelijke verhoging af te wijzen. Volstaan wordt met het toewijzen van de gevorderde wettelijke rente over dat bedrag,
14. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn onvoldoende onderbouwd, zodat dit deel van de vordering van [de zoon] wordt afgewezen.
15. Partijen worden in reconventie over en weer in het ongelijk gesteld. Daarom zullen de proceskosten in reconventie tussen hen worden gecompenseerd.
Beslissing
De kantonrechter:
In conventie:
Veroordeelt [de zoon] om tegen behoorlijk bewijs van kwij¬ting aan Fokker te betalen € 20.952,00, te ver¬meerderen met de wette¬lijke rente over € 20.000,00, berekend vanaf
14 december 2009 tot aan de dag der alge¬hele voldoening.
Veroordeelt [de zoon] in de proceskosten, aan de zijde van Fokker tot op heden vastgesteld op de volgende bedragen:
dagvaarding € 80,89
griffierecht € 208,00
salaris gemachtigde € 1.200,00.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor¬raad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
In reconventie:
Veroordeelt Fokker om tegen behoorlijk bewijs van kwij¬ting aan [de zoon] te betalen het hem toekomende vakantiegeld over de periode van 1 september 2008 tot 1 december 2009, te ver¬meerderen met de wette¬lijke rente berekend vanaf de dag van verschuldigdheid tot aan de dag der alge¬hele voldoening.
Bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor¬raad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde uitspraakdatum.
Coll.