ECLI:NL:RBHAA:2012:BX1624

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800343-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens afwezigheid van alle schuld bij invoer cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 16 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 maart 2012 op de luchthaven Schiphol werd aangehouden. De verdachte had een elektrische rolstoel als ruimbagage meegenomen op een vlucht vanuit Paramaribo, Suriname, naar Londen, Groot-Brittannië. Tijdens een controle van de ruimbagage werd in de rolstoel een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne aangetroffen, met een netto gewicht van 10.119,7 gram. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het opzet van de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte, een 83-jarige vrouw, heeft consistent ontkend op de hoogte te zijn geweest van de cocaïne in haar rolstoel. De rechtbank heeft in haar overwegingen meegenomen dat de rolstoel door haar zoon was geregeld en dat zij deze zonder problemen had kunnen vervoeren op de heenreis. De rechtbank concludeerde dat er een reële mogelijkheid was dat de verdachte in verontschuldigbare dwaling verkeerde over de aanwezigheid van de cocaïne.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het impliciet primair ten laste gelegde feit en haar ontslagen van alle rechtsvervolging met betrekking tot het impliciet subsidiair bewezen verklaarde feit, omdat er geen bewijs was voor opzet of schuld. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering in strafzaken en de mogelijkheid van verontschuldigbare dwaling.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800343-12
Uitspraakdatum: 16 juli 2012
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 juli 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië),
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 14 maart 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 10119,7 gram netto, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte groot 428 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden1
Op 14 maart 2012 is de vlucht KL714 vanuit Paramaribo (Suriname) aangekomen op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Tijdens een verscherpte controle van de zogenoemde transfer ruimbagage van deze vlucht werd een elektrische rolstoel aangetroffen. Bij een scan van de rolstoel werden op het beeldscherm afwijkende contouren ter hoogte van de zitting waargenomen.2 Bij nader onderzoek aan de elektrische rolstoel werden in de beide zittingen (het zit- en ruggedeelte) in totaal tien pakketten aangetroffen, inhoudende een witte stof. Het totale nettogewicht van deze stof bleek 10119,7 gram te zijn. Van de pakketten zijn tien representatieve monsters genomen, die ter verdere analyse naar het Douane Laboratorium te Amsterdam zijn verzonden.3 Onderzoek van dit laboratorium wees uit dat het materiaal in alle monsters cocaïne bevat.4
Aan deze elektrische rolstoel was een bagagelabel gevestigd op naam van verdachte, die van Paramaribo - via de luchthaven Schiphol - naar Londen (Groot-Brittannië) reisde. Verdachte is, gelet op de bevindingen bij de scan van de rolstoel, vervolgens bij gate E2, vanaf welke gate haar vlucht naar Londen zou vertrekken, onderkend en later aangehouden.5 Verdachte heeft tijdens haar verhoren verklaard dat de elektrische rolstoel tot haar ruimbagage behoort en dat deze namens haar op de luchthaven van Paramaribo is ingecheckt.6
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval wettig en overtuigend bewezen dat verdachte - als reizigster met de elektrische rolstoel als ruimbagage - een hoeveelheid van 10119,7 gram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is, of eveneens bewezen is dat verdachte dit opzettelijk heeft gedaan. Met de raadsman van verdachte en anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord.
De rechtbank heeft aan de inhoud van het strafdossier niet het wettig en overtuigend bewijs kunnen ontlenen dat verdachte wist dat zich in de door haar meegevoerde elektrische rolstoel cocaïne bevond, althans dat zij de aanmerkelijke kans dat dit het geval was willens en wetens heeft aanvaard en op de koop heeft toegenomen.
Hierbij heeft de rechtbank betrokken dat verdachte van meet af aan consequent heeft ontkend iets van de aangetroffen cocaïne af te weten. Ook heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte, die de leeftijd van 83 jaar heeft, op hoofdlijnen consistent heeft verklaard over dat de elektrische rolstoel door haar zoon in Groot-Brittannië is geregeld, dat zij de rolstoel op de heenvlucht zonder problemen vanuit Londen naar Paramaribo heeft kunnen vervoeren, dat zij de rolstoel wegens een technisch mankement niet in Suriname heeft kunnen gebruiken en dat de rolstoel tijdens haar verblijf in Suriname, in een door haar zoon geregeld appartement, in een ander dan haar eigen vertrek heeft gestaan.
Voorts overweegt de rechtbank dat de officier van justitie in haar requisitoir de verklaringen van verdachte niet aannemelijk heeft geacht en bij diverse onderdelen uit die verklaringen vraagtekens heeft gezet, maar dat onaannemelijke verklaringen (kort gezegd) geen wettig bewijs voor het ten laste gelegde opleveren.
Gezien het bovenstaande en nu, gelet daarop, niet buiten redelijke twijfel valt uit te sluiten dat een of meer anderen dan verdachte, buiten (mede)weten van verdachte om, de pakketten met daarin de cocaïne in de (zittingen van de) elektrische rolstoel hebben geplaatst, is het ten laste gelegde opzet niet bewezen en behoort verdachte in zoverre - van het impliciet primair ten laste gelegde feit - te worden vrijgesproken.
4.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat:
zij op 14 maart 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 10119,7 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder 4.1. heeft overwogen ten aanzien van het ontbreken van het opzet bij verdachte, is de rechtbank voorts van oordeel dat zich de reële mogelijkheid voordoet dat verdachte heeft gedwaald met betrekking tot de aanwezigheid van de cocaïne in de elektrische rolstoel. De rechtbank acht die dwaling verontschuldigbaar, nu er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan van verdachte gevergd had mogen worden een (nader) onderzoek aan de rolstoel in te stellen. Op grond hiervan acht de rechtbank verdachte, wegens afwezigheid van alle schuld, niet strafbaar voor het impliciet subsidiair bewezenverklaarde en zal zij verdachte te dier zake ontslaan van alle rechtsvervolging.
7. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte impliciet primair is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte voor dit feit - de overtreding van artikel 10, eerste lid, onder a, van de Opiumwet - niet strafbaar en ontslaat haar te dier zake van alle rechtsvervolging.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Jongeling, voorzitter,
mr. Th.M. van Wassenaer-Westgeest en mr. M. Hoendervoogt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 juli 2012.
Mr. van Wassenaer-Westgeest is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Proces-verbaal van aanhouding en bevindingen d.d. 14 maart 2012 (dossierparagraaf 1.1).
3 Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 14 maart 2012 (dossierparagraaf 1.1.4).
4 Deskundigenrapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 22 maart 2012, met kenmerk 2881 X 12 (los opgenomen).
5 Proces-verbaal van aanhouding en bevindingen d.d. 14 maart 2012 (dossierparagraaf 1.1).
6 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 maart 2012 (dossierparagraaf 1.3), met name pagina 6 en 8, en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 maart 2012 (dossierparagraaf 1.4), met name pagina 7.