ECLI:NL:RBHAA:2012:BX0779

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-5866
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor waardevermindering woning door uitbreiding luchthaven Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 juni 2012 uitspraak gedaan in een geschil over schadevergoeding als gevolg van de uitbreiding van de luchthaven Schiphol met een vijfde baan. Eiser, eigenaar van een woning sinds 24 april 1987, verzocht om schadevergoeding wegens waardevermindering van zijn woning door de aanleg van geluids- en veiligheidszones. De rechtbank behandelde het beroep tegen het besluit van de besliscommissie van het Schadeschap Luchthaven Schiphol, die eerder een schadevergoeding van € 3.015,- had toegekend, maar ook kortingen had toegepast wegens normaal maatschappelijk risico en voorzienbaarheid. Eiser betoogde dat de huurwaarde voor de berekening van de tijdelijke schade op 6% van de waarde van de woning moest worden vastgesteld, in tegenstelling tot de 5% die de adviescommissie Van der Poel had gehanteerd. De rechtbank oordeelde dat de besliscommissie voldoende had gemotiveerd waarom de benadering van de adviescommissie Van der Schans niet volgde en dat de adviescommissie Van der Poel een deskundig advies had gegeven. De rechtbank concludeerde dat de kortingen die door de besliscommissie waren toegepast terecht waren en dat het beroep ongegrond was. De uitspraak benadrukt het belang van deskundige adviezen in schadevergoedingzaken en de mogelijkheid voor bestuursorganen om af te wijken van eerdere adviezen indien de omstandigheden verschillen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11 - 5866
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 juni 2012
in de zaak van:
[naam eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser,
tegen:
de besliscommissie van het Schadeschap Luchthaven Schiphol,
verweerster.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 juni 2006 heeft verweerster het verzoek van eiser om schadevergoeding op grond van de Gemeenschappelijke regeling Schadeschap Luchthaven Schiphol afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 13 juli 2006 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 27 september 2011 heeft verweerster het bezwaar gegrond verklaard en een eiser een schadevergoeding toegekend van € 3.015,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2005.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Bij brief van 5 januari 2012 heeft verweerster nadere stukken toegezonden.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 15 mei 2012. Eiser is in persoon is verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.P.M. van Ravels, voorzitter van de besliscommissie en mr. H. van Buren, werkzaam bij de besliscommissie van het Schadeschap Luchthaven Schiphol.
2. Overwegingen
2.1 Eiser is sedert 24 april 1987 eigenaar en bewoner van de vrijstaande woning aan het [adres]. Op 1 februari 2005 heeft eiser verweerster verzocht om vergoeding van schade bestaande uit waardevermindering van de woning ten gevolge van de uitbreiding van het luchtvaartterrein van de luchthaven Schiphol met een vijfde baan en het instellen van geluids- en veiligheidszones op basis van het Aanwijzingsbesluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 oktober 1996 (hierna: het Aanwijzingsbesluit) en het Luchthavenverkeersbesluit van 20 februari 2003 (hierna: het LVB 2003).
2.2 Verweerster heeft het verzoek, in afwijking van het advies van 4 mei 2006 van de Adviescommissie Schadeschap Luchthaven Schiphol (hierna: de adviescommissie Van der Poel), aanvankelijk afgewezen, omdat de woning, ook na planologische mutaties die de aanleg en ingebruikname van het vijfbanenstelsel mogelijk hebben gemaakt, in de geluidcontour tot 35 Kosteneenheden (hierna: Ke) ligt en er om die reden geen sprake is van planologische verslechtering. Daarbij heeft verweerster zich op het standpunt gesteld dat de geluidcontour van 35 Ke in beginsel als ondergrens wordt gehanteerd bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een z
2.3 Naar aanleiding van het gemaakte bezwaar en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 5 december 2007 (LJN: BB9458) op het hoger beroep van een (oud-)bewoner van Spaarndam ([naam]), heeft in het kader van de nieuw te nemen beslissing op bezwaar de adviescommissie Van der Poel opnieuw advies uitgebracht. Zij heeft allereerst geadviseerd een schadevergoeding van € 2.425,- toe te kennen wegens tijdelijke schade. Deze tijdelijke schade bestaat volgens de adviescommissie Van der Poel uit aantasting van het woongenot en aantasting van de huurwaarde van de woning die zich heeft voorgedaan vanaf het moment van ingebruikname van de vijfde baan per 1 juli 2003 tot de inwerkingtreding van het nieuwe LVB 2004 op 1 september 2004, in totaal een periode van 14 maanden. De adviescommissie Van der Poel heeft de tijdelijke schade getaxeerd met toepassing van de standaard huurwaardebenadering van 5% van de jaarlijkse huurwaarde van de woning. De adviescommissie Van der Poel heeft het schadebedrag vastgesteld op € 172,93 per maand en komt aldus tot een schadevergoeding van € 2.425,-.
2.4 Eiser betoogt dat voor de berekening van de tijdelijke schade, net als in de zaak van een (oud-)bewoner van Spaarndam ([naam]), ervan uitgegaan dient te worden dat de huuropbrengsten op jaarbasis 6% van de waarde van de woning bedragen in plaats van 5%.
2.5 Verweerster heeft zich in de zaak [naam] gebaseerd op het advies van de adviescommissie Van der Schans. Deze adviescommissie heeft de huurwaarde, als gevolg van de inwerkingtreding van het LVB 2003, bepaald op 6% van de waarde van de woning. Deze benadering is volgens verweerster enkel in bedoeld geval gehanteerd. In andere gevallen heeft de commissie Van der Poel de huurwaarde bepaald op 5%. Verweerster stelt zich op het standpunt dat voor de begroting van het nadeel de objectieve waarde bepalend is. De adviescommissie Van der Schans heeft haar advies niet gebaseerd op een vergelijking van objectieve huurwaarden, maar op de in de zaak [naam] tussen partijen overeengekomen huur.
2.6 De rechtbank is van oordeel dat verweerster voldoende heeft gemotiveerd waarom zij de benadering die de adviescommissie Van der Schans in de zaak [naam] heeft gevolgd, in het onderhavige geval niet volgt. Anders dan in het geval van eiser was in de zaak [naam] sprake van een daadwerkelijke verhuur van de woning van [naam] in de periode dat het LVB 2003 van toepassing was. Vanwege dit verschil met de zaak van eiser en vanwege het feit dat de methode die de adviescommissie Van der Schans heeft gebruikt, door verweerder uitsluitend in de zaak [naam] is overgenomen, is verweerder aan deze methode niet gebonden in zaken waarin geen sprake is van een daadwerkelijke verhuur zoals in het geval van eiser.
2.7 Eiser betoogt voorts dat de adviescommissie onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een percentage van 5% van de huurwaarde per jaar moet worden gehanteerd.
2.8 Voorop staat dat een bestuursorgaan bij het vaststellen van de schadevergoeding in beginsel mag afgaan op een advies van een deskundige adviescommissie op het gebied van schade, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dat advies naar voren zijn gebracht. Inzichten van deskundigen zijn in een geval als dit gebaseerd op kennis en ervaring. Een nadere onderbouwing van die inzichten kan dan ook niet in alle gevallen worden verlangd. Wel mag worden verlangd dat de gedachtegang van de adviescommissie duidelijk en voldoende controleerbaar is en dat haar advies voldoende basis biedt voor verdere besluitvorming (zie de uitspraak van de Afdeling van 13 november 1998, LJN: ZF3683). De rechtbank is van oordeel dat de door verweerster ingeschakelde adviescommissie te beschouwen is als een ervaren, onafhankelijke deskundigencommissie op het gebied van planschade. Verweerster mag derhalve in beginsel afgaan op het door de adviescommissie uitgebrachte advies.
2.9 Uit de stukken blijkt dat verweerster met betrekking tot het gehanteerde huurwaardepercentage van 5% de adviescommissie Van der Poel uitdrukkelijk om een nadere motivering heeft gevraagd. De adviescommissie Van der Poel heeft dit (onderdeel van het) advies vervolgens nader gemotiveerd in haar (algemene) nadere advies van 20 april 2010. De adviescommissie Van der Poel heeft daarbij verwezen naar onderzoeksresultaten betreffende daadwerkelijk betaalde huurprijzen in Spaarndam en omgeving gedurende een langere periode. Op basis van 10 gevonden referenties is sprake van een gemiddeld percentage van 4,93 %. Deze gegevens bieden een indicatie dat aannemelijk is te achten dat van een percentage van 5% kan worden uitgegaan. Voorts heeft de adviescommissie Van der Poel, eveneens op uitdrukkelijk verzoek van verweerster, beschreven wat het overleg tussen de commissie en het lid van de commissie Van der Schans dat de taxatie in de zaak [naam] had verricht, C.G. Plomp, omtrent dit huurwaardepercentage heeft opgeleverd. Voor zover verweerster twijfelde aan de juistheid en volledigheid van het advies van de adviescommissie Van der Poel heeft verweerster zich er aldus in voldoende mate van vergewist dat de gedachtegang van de commissie voldoende duidelijk en controleerbaar was om als basis voor de besluitvorming te kunnen dienen. De rechtbank is van oordeel dat de adviescommissie Van der Poel voldoende inzichtelijk heeft gemaakt op grond van welke feiten en omstandigheden zij is gekomen tot een huurwaardepercentage van 5%. Verweerster mocht zich derhalve op het (algemene) nadere advies en de nadere adviezen van de adviescommissie Van der Poel baseren. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser deze advisering niet bestreden heeft met een tegenadvies.
2.10 Eisers beroepsgrond met betrekking tot de periode over welke de huurwaardederving moet worden berekend, is door eiser ter zitting ingetrokken. Deze beroepsgrond maakt geen onderdeel meer uit van het geding. Gelet op het vorenstaande treffen de beroepsgronden die zich richten tegen de hoogte van de vergoeding van de tijdelijke schade geen doel.
2.11 De adviescommissie Van der Poel heeft verder geadviseerd om op grond van artikel 21 van het Aanwijzingsbesluit een schadevergoeding (hierna: nadeelcompensatie) toe te kennen van € 2.350,- in verband met het instellen van geluidzones voor het vierbanenstelsel in het aanwijzingsbesluit.
2.12 Ten aanzien van de voorgestelde nadeelcompensatie heeft verweerster met toepassing van een korting van 50% wegens normaal maatschappelijk risico en een korting van 50% wegens voorzienbaarheid een bedrag van € 590,- toegekend. Verweerster heeft onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 11 mei 2011, LJN: BQ4066, overwogen dat bewoners van huizen binnen de invloedssfeer van Schiphol rekening dienen te houden met een toename van geluidsbelasting die samenhangt met de groei van de luchthaven, ook al bestaat geen zicht op de omvang en vorm waarin, de plaats waar en het moment waarop deze ontwikkelingen zich zullen concretiseren en de omvang van het nadeel dat daar mogelijkerwijs uit zal voortvloeien. Voorts overweegt verweerster, gelet op voornoemde uitspraak van de Afdeling waarin is overwogen dat het instellen van geluidzones en geluidcontouren vanaf 1979 voldoende concreet voorzienbaar was, zodat een redelijk handelend koper in ieder geval vanaf die datum aanleiding had om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in een voor hem ongunstige zin zou veranderen, een korting van 50% toe te passen op de schade wegens voorzienbaarheid. Dit leidt tot een schadevergoeding in verband met het vierbanenstelsel van € 2.350,- minus 50% wegens normaal maatschappelijk risico = € 1.175,- minus 50% korting wegens voorzienbaarheid = (afgerond) € 590,-, aldus verweerster.
2.13 Eiser betoogt dat aan hem ten onrechte normaal maatschappelijk risico en voorzienbaarheid wordt tegengeworpen omdat op de datum van eigendomsverkrijging, 24 april 1987, de ingebruikname van de vijfde baan in 2003 niet een normaal maatschappelijk risico en voorzienbaar was. Eiser meent dat hij recht heeft op vergoeding van € 1.175,-.
2.14 De rechtbank is van oordeel dat verweerster onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling een korting van 50% wegens normaal maatschappelijk risico kon toepassen. Voorts heeft verweerster een korting van 50% wegens voorzienbaarheid kunnen toepassen nu eiser zijn woning op 24 april 1987, derhalve na 1979, in eigendom heeft verkregen. De beroepsgrond van eiser faalt.
2.15 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J. van Brussel, voorzitter van de meervoudige kamer, en mr. J.M. Janse van Mantgem en mr. S.M. van Velsen, leden, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2012.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier