RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
zaak-/rekestnr.: 189729 /FA RK 2012-106
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 12 juni 2012
[naam vader],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. C.T.E. Gommans, kantoorhoudende te Horst,
[naam moeder],
wonende op een geheim adres in het arrondissement [plaats],
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.M.G. Cox, kantoorhoudende te Tilburg.
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 30 januari 2012;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 1 mei 2012.
1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 mei 2012 in aanwezigheid van de vader bijgestaan door mr. C.T.E. Gommans, mr. J.M.G. Cox en de Raad voor de Kinderbescherming, (hierna: de Raad), vertegenwoordigd door de heer W. Daalderop.
Op de zitting is bijstand verleend door een tolk in de Afghaanse taal.
2 Feiten en omstandigheden
2.1 Partijen zijn op [datum] 2001 in [plaats] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] 2007 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Breda van 6 februari 2007.
2.2 Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen [naam]:
- [naam minderjarige 1], geboren op [datum] 2001 in de gemeente [plaats]
- [naam minderjarige 2], geboren op [datum] 2003 in de gemeente [plaats].
2.3 De hoofdverblijfplaats van de minderjarigen is bij de moeder.
2.4 Bij beschikking van de rechtbank Breda van 16 juli 2008 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld. Bij beslissing van 7 april 2010 heeft de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant besloten de ondertoezichtstelling te beëindigen met ingang van 16 juni 2010. De vader heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen. Dit verzoek is bij beschikking van de kinderrechter te Haarlem van 15 juni 2010 afgewezen.
2.5 Bij beschikking van de kinderrechter te Haarlem van 25 oktober 2010 is de vader geschorst in de uitoefening van het gezag over de minderjarigen en is de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling Jeugdbescherming, locatie Haarlem met ingang van 22 oktober 2010 belast met de voorlopige voogdij over hen voor een termijn van zes maanden.
Deze beschikking is bekrachtigd bij beschikking van 4 november 2010.
2.6 Bij beschikking van de kinderrechter te Haarlem van 22 maart 2011 is de schorsing van de vader in de uitoefening van het gezag gehandhaafd en is de voorlopige voogdij over de minderjarigen beëindigd, aangezien de moeder weer in het gezag kon voorzien.
2.7 Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Haarlem van 28 april 2011 heeft de strafkamer onder meer bewezen verklaard dat “de vader op 18 oktober 2010 te [plaats] ter uitvoering van het door de vader voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade de moeder van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg meermalen met een hakbijl op het hoofd en/of het lichaam van de moeder heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
De vader heeft hoger beroep aangetekend.
2.8 Bij beschikking van de rechtbank Breda van 21 juni 2011 is het verzoek van de man ten aanzien van het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen, evenals het verzoek van de man om een nader onderzoek door de Raad te laten in stellen.
2.9 Bij beschikking van deze rechtbank van 15 september 2011 is het verzoek van de grootouders (vz) tot het vaststellen van een omgangsregeling met de minderjarigen afgewezen.
2.10 De vader is bij beschikking van de rechtbank van 13 maart 2012 ontzet uit het gezag over de minderjarigen. De moeder is belast met het eenhoofdig gezag. De vader overweegt appel tegen deze uitspraak in te stellen.
3.1 De vader verzoekt primair een informatieplicht op te leggen in die zin dat de moeder elke eerste week van een kalenderkwartaal hem de hierna vermelde informatie met betrekking tot de minderjarigen toestuurt:
- een recente foto van de minderjarigen in het voorafgaande kwartaal, waar tenminste het gezicht goed herkenbaar is;
- een kopie van de schoolresultaten;
- een schriftelijk verslag over de sportactiviteiten, schoolbelevenissen, gezondheid en vrije tijdsbesteding van de minderjarigen. Dit verslag moet tenminste ter grootte van één pagina A4 zijn en geschreven of getypt/geprint in een normaal letterformaat;
- een schoolwerkje (zoals spreekbeurt, werkstuk of boekverslag) dat de minderjarigen in het voorafgaande kwartaal hebben gemaakt;
subsidiair een informatieplicht op te leggen in die zin dat de moeder eenmaal per half jaar gehouden is om hem schriftelijk op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarigen, zoals bijvoorbeeld gezondheid, schoolgegevens en vrijetijdsbesteding;
meer subsidiar een informatieplicht op te leggen die de rechtbank redelijk acht.
3.2 De man heeft tevens verzocht een dwangsom vast te stellen van € 250 per keer, dan wel een door de rechtbank vast te stellen bedrag, voor iedere keer dat de moeder de op te leggen informatieregeling niet volledig nakomt.
3.3 De vader grondt zijn verzoek op artikel 1:253 a lid 2 onder c BW juncto artikel 1:377b BW. Hij wil dat een informatieregeling wordt vastgesteld omdat een dergelijke regeling de enige manier is om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen van zijn twee kinderen. Hij heeft hen niet meer gezien sinds het laatste omgangscontact op 21 november 2011 op het NS-station te [plaats] en heeft ook geen informatie meer over hen ontvangen omdat de moeder geen invulling geeft aan haar informatieverplichting.
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Zij is van mening dat de vader zich volledig gediskwalificeerd heeft als vader door te trachten haar, de moeder van zijn kinderen, van het leven te beroven. De minderjarigen willen geen enkel contact meer met hun vader en willen niets meer over hem horen. De moeder is van mening dat hij zijn rechten heeft verspeeld.
Door het door de vader gepleegde geweld tegen haar en het leed dat hij daarmee ook aan zijn kinderen heeft toegebracht en het feit dat de vader geen inzicht lijkt te hebben in zijn eigen gedragingen, dient de vader niet alleen volledig verstoken te blijven van ieder contact met de minderjarigen, maar ook van alle informatie over hen.
5.1 De moeder heeft gedurende de omgangsprocedure constant geroepen angst te hebben dat de vader haar iets zou aandoen en is daarom ondergedoken. De vader heeft die angst steeds weggewuifd en gebagatelliseerd. Toen de vader, via informatie van derden, achter de verblijfplaats van de minderjarigen kwam, heeft dit geleid tot een zeer ernstig geweldsdelict. Deze daad van de vader, zoals blijkt uit het strafvonnis van 28 april 2011, was zeer wreed en gruwelijk en volgens het vonnis ook opzettelijk. De angst van de moeder was dus kennelijk volkomen terecht. De moeder is voor haar leven ernstig verminkt en de minderjarigen worden dagelijks aan de daad van de vader herinnerd. Niet uit te sluiten is dat ook de minderjarigen gevaar lopen. In het onderhavige verzoek is daarom het veiligheidsaspect heel belangrijk.
5.2 Het verstrekken van informatie over de minderjarigen aan de vader kan er toe leiden dat hij op de hoogte komt van de naam van de school, hun hulpverleners en de activiteiten die zij in hun vrije tijd ondernemen. Op deze manier is het voor de vader erg eenvoudig om de woonplaats en het adres van de moeder te achterhalen. De vader heeft voorafgaand aan zijn gruwelijke daad van 18 oktober 2010 immers via derden vernomen op welke school de minderjarigen zaten en heeft hen – zonder zich aan hen te laten zien – bij de school opgezocht. Een en ander blijkt uit de door de vader overgelegde transcriptie van zijn telefoongesprek met een anonieme vrouw op 20 april 2010 waarin deze vrouw de naam van de school van de minderjarigen aan de man bekend heeft gemaakt. Ook het verstrekken van recente foto’s van de minderjarigen waarop hun gezicht goed herkenbaar is, kan de minderjarigen ernstig in gevaar brengen. Niet valt uit te sluiten dat de vader door middel van deze foto’s via derden hun verblijfplaats laat achterhalen en hen via derden iets kan laten aandoen. De rechtbank acht dit absoluut niet in het belang van een veilige ontwikkeling van de minderjarigen.
5.3 Los van het veiligheidsaspect is de rechtbank van oordeel dat van de moeder en de minderjarigen op dit moment niet kan worden verlangd dat zij informatie aan de vader aanleveren. Of derden daarbij betrokken worden of niet, uiteindelijk zullen de moeder en de minderjarigen deze informatie moeten verzamelen en verstrekken. Het uitzoeken door de minderjarigen van een schoolwerkje of boekverslag om aan de vader te zenden, zal grote spanningen veroorzaken en hen steeds opnieuw confronteren met hun vader en de gevolgen van het door hem gepleegde het ernstige geweldsdelict. Daardoor zal ook de vertrouwensband tussen de moeder en de minderjarigen ernstig kunnen worden geschaad.
5.4 De door de vader aangehaalde jurisprudentie ziet op geheel andere situaties dan die van de moeder en de minderjarigen. Er is weliswaar geen sprake van geweld door de vader tegen de minderjarigen, maar wel van zodanig ernstig geweld tegen de moeder van de minderjarigen die als gevolg van dit delict voor lange tijd in levensgevaar is geweest en voor haar leven ernstig is verminkt.
5.5 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de belangen van de minderjarigen zich verzetten tegen de verzochte informatieregeling en dat een dergelijke regeling een onaanvaardbare druk op de vertrouwensband tussen de moeder en de minderjarigen zal veroorzaken. Daarom dienen de belangen van de minderjarigen ter bescherming van hun persoonlijke levenssfeer te prevaleren boven de wens van de vader informatie over de ontwikkeling van zijn kinderen te verkrijgen en zal het verzoek van de vader worden afgewezen.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Veldhuijzen van Zanten, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.P. Joukes, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2012.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.