zaaknummer: AWB 11 - 5117 WMO
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2012
[naam eiser] en [naam eiseres],
wonende te Haarlem,
eisers,
gemachtigde: mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem,
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
Bij besluit van 25 maart 2011 heeft verweerder in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) aan eisers laten weten dat zij in aanmerking komen voor vervanging van de driewielfiets en van de rolstoel van hun zoon [naam zoon], geboren op 4 augustus 2005.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 11 mei 2011 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 29 april 2011 heeft verweerder de brief van eisers van 22 april 2011, waarin een open hulpvraag was neergelegd, beantwoord met de mededeling dat een open hulpvraag door verweerder niet in behandeling wordt genomen.
Verweerder heeft vervolgens aangenomen dat het bezwaar van 11 mei 2011 mede gericht was op het besluit van 29 april 2011.
Bij besluit van 22 augustus 2011 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar, voor zover gericht tegen het besluit van 25 maart 2011, niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar, voor zover gericht tegen het besluit van 29 april 2011, ongegrond verklaard. Hierbij heeft verweerder verwezen naar het advies van 29 juli 2011 van de Kamer belast met de behandeling van bezwaarschriften op het gebied van wonen en voorzieningen (hierna: de Kamer).
Tegen het bestreden besluit hebben eisers beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 4 november 2011, gelijktijdig met het verzoek om voorlopige voorziening, op welke zitting [naam eiser] (hierna: eiser) in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door M. Jardine en A.L.P. Baro, beiden werkzaam bij de gemeente Haarlem.
De rechtbank heeft vervolgens in overleg met partijen het onderzoek ter zitting geschorst en de behandeling van zowel het beroep als het verzoek om voorlopige voorziening aangehouden tot 21 november 2011. Op die datum is de behandeling ter zitting voortgezet. Verschenen zijn: eiser, bijgestaan door mr. E.C. Cerezo-Weijsenfeld, advocaat te Haarlem, en mr. R. Braeken, M. Jardine en A.L.P. Baro, als gemachtigden van verweerder. Eiser heeft op deze zitting het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken.
Bij brief van 10 maart 2012 hebben eisers de rechtbank verzocht een nadere zitting te bepalen.
De behandeling van het beroep is voortgezet op de zitting van 21 mei 2012, waar eisers in persoon zijn verschenen, bijgestaan door mr. Cerezo-Weijsenfeld, en waar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. R. Braeken, J.T.M. Boot en K.S. de Vries, allen werkzaam bij de gemeente Haarlem.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en bepaald dat binnen zes weken schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.
2.1 [naam zoon] , de zoon van eisers, is vanaf zijn geboorte op [...] 2005 bekend met een neurologische aandoening die zich onder meer uit in spierzwakte van de armen en de benen. Door een virale hersenontsteking in 2009 zijn de resterende fysieke functies van [naam zoon] nog verder afgenomen. [naam zoon] is daardoor volledig rolstoelafhankelijk geworden. Bovendien kan [naam zoon] niet meer praten, hoort hij niets en is hij incontinent voor ontlasting en urine. [naam zoon] gaat naar school in Heliomare te Wijk aan Zee.
2.2 Het beroep van eiser richt zich naar de rechtbank begrijpt op het deel van het bestreden besluit waarin het bezwaar van eisers ongegrond is verklaard. Verweerder heeft aan dit deel van het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat er geen aanleiding bestaat aan eisers andere voorzieningen te verstrekken dan reeds zijn verstrekt, nu zij gebruik kunnen maken van geschikte voorzieningen voor het vervoer van [naam zoon]. Hiermee wordt gedoeld op het leerlingenvervoer.
2.3 Ter zitting van 4 november 2011 is gebleken dat het leerlingenvervoer [naam zoon] niet langer kon vervoeren (groepsvervoer). Partijen hebben vervolgens onder meer afgesproken dat verweerder zich zou inspannen om zo spoedig mogelijk individueel leerlingenvervoer voor [naam zoon] te regelen, van huis naar school (Heliomare) en terug.
2.4 Ter zitting van 21 november 2011 is de voortgang van de hiervoor beschreven afspraak besproken. Vervolgens hebben partijen onder meer afgesproken dat verweerder actief regie zal voeren om zo veel mogelijk te bespoedigen dat er individueel leerlingenvervoer voor [naam zoon] zal worden geregeld. Voorts is afgesproken dat eisers in de tussengelegen periode op kosten van verweerder gebruik zouden kunnen maken van een huurauto, voor het vervoer van [naam zoon] naar school. Partijen zouden bovendien op korte termijn bij elkaar komen om te spreken over de noodzakelijke voorzieningen voor [naam zoon].
2.5 Ter zitting van 21 mei 2012 heeft verweerder erkend dat het gesprek dat tussen partijen heeft plaatsgevonden niet het vereiste resultaat heeft opgeleverd. Ook heeft verweerder erkend dat de (gestelde) voorliggende voorziening, het leerlingenvervoer, geen reële optie is. Daarnaast heeft verweerder ter zitting verklaard bereid te zijn ten behoeve van het vervoer van [naam zoon] een voor hem geschikte bruikleenauto te verstrekken zolang deze noodzakelijk is voor het vervoer van [naam zoon] naar en van school. Verweerder heeft tevens verklaard dat eisers de bruikleenauto in vakanties ook mogen gebruiken. Verweerder heeft ter zitting toegezegd dat de feitelijke levering van de bruikleenauto over ongeveer zes weken te verwachten is.
2.6 Ter zitting hebben eisers verklaard dat met een bruikleenauto geheel tegemoet wordt gekomen aan de vervoersbehoefte van [naam zoon].
2.7 Het voorgaande betekent dat verweerder het bestreden besluit niet handhaaft, voor zover het ziet op de ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen het besluit van 29 april 2011. Hierdoor is het beroep van eisers gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd en verweerder zal opnieuw op het bezwaar van eisers gericht tegen het besluit van 29 april 2011 moeten beslissen.
2.8 Nu het beroep gegrond is, bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de rechtbank in dit geval drie punten toe: een punt voor het beroepschrift, een punt voor het verschijnen ter zitting van 4 november 2011 en telkens een halve punt voor het verschijnen ter zitting van 21 november 2011 en 21 mei 2012. Een punt komt overeen met een bedrag van € 437,--. De zwaarte van de zaak is gemiddeld. Omdat ten behoeve van eisers een toevoeging is afgegeven op grond van de Wet op de rechtsbijstand, moeten de proceskosten worden betaald aan de griffier van de rechtbank.
2.9 Tot slot zal de rechtbank bepalen dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 41,-- aan hen dient te vergoeden.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 22 augustus 2011, voor zover het de ongegrondverklaring van de bezwaren gericht tegen het besluit van 29 april 2011 betreft;
3.3 veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Haarlem in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 1311,--, te betalen aan de griffier van de rechtbank;
3.4 gelast dat de het college van burgemeester en wethouders van Haarlem het door eisers betaalde griffierecht van € 41,-- aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Mateman, rechter, in tegenwoordigheid van P.M. van der Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
7 juni 2012.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.