ECLI:NL:RBHAA:2012:BX0156

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/1718 e.a.
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning van een rechter-plaatsvervanger in belastingzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 27 juni 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot verschoning van mr. R.M. van Scharrenburg, rechter-plaatsvervanger in de belastingkamer. Het verzoek tot verschoning werd ingediend in verband met mogelijke belangenverstrengeling, aangezien verzoeker werkzaam was bij Pricewaterhouse Coopers (PWC), de belastingadviseur van de werkgever van eisers. De rechtbank had eerder de hoofdzaken geschorst in afwachting van de beslissing op het verschoningsverzoek. Tijdens de behandeling van de hoofdzaken op 23 november 2011 werd een getuigenverhoor gehouden, waarbij bleek dat de getuige informatie had verstrekt aan PWC, maar niet direct aan de Belastingdienst. Dit leidde tot de vrees dat verzoeker niet onpartijdig kon oordelen over de zaak.

De rechtbank heeft de argumenten van verzoeker in overweging genomen en vastgesteld dat de werkzaamheden van verzoeker bij PWC een onafhankelijke beoordeling van de hoofdzaken in gevaar konden brengen. De rechtbank benadrukte dat de subjectieve vrees van een partij voor onpartijdigheid niet doorslaggevend is, maar dat de objectieve gerechtvaardigdheid van die vrees wel een rol speelt. Gezien de omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat er voldoende gronden zijn voor het toewijzen van het verzoek tot verschoning.

De rechtbank heeft het verzoek om verschoning toegewezen en bevolen dat een gewaarmerkt afschrift van de beslissing aan alle betrokken partijen wordt toegestuurd. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Verschoningskamer
zaaknummers: AWB 11/1718, 11/1719 en 11/1720;
AWB 11/1738, 11/1739 en 11/1740
datum beslissing: 27 juni 2012
op het verzoek om verschoning van:
Mr. R.M. van Scharrenburg,
rechter-plaatsvervanger.
1. Procesverloop
1.1 Bij brief van 26 april 2010 heeft verzoeker, zittinghoudende in de meervoudige belastingkamer, verzocht zich te mogen verschonen in de bij deze rechtbank, sector bestuursrecht, aanhangige zaak met de procedurenummers AWB 11/1718, 11/1719 en 11/1720, alsmede in de bij deze rechtbank, sector bestuursrecht, aanhangige zaak met procedurenummers 11/1738, 11/1739 en 11/1740, hierna te noemen: de hoofdzaken.
1.2 De belastingkamer heeft het onderzoek in de hoofdzaken voor onbepaalde tijd geschorst, in afwachting van de beslissing van de verschoningskamer op het onderhavige verzoek tot verschoning.
1.3 Op 15 mei 2012 heeft de rechtbank een schriftelijke reactie van mr. J. van Ramshorst, inspecteur bij de Belastingdienst, op het verschoningsverzoek ontvangen.
2. Het verzoek en de toelichting daarop
2.1 Ter adstructie van het verschoningsverzoek heeft verzoeker het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd:
De hoofdzaken zijn voor de eerste maal behandeld ter zitting van 23 november 2011. Tijdens deze zitting hebben eisers een aanbod tot het leveren van getuigenbewijs gedaan, ter adstructie van hun stelling dat verweerder op enig moment bekend was met bepaalde gegevens over eisers. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek heropend om eisers in de gelegenheid te stellen de heer [getuige] te doen horen als getuige, over de vraag wat er bij de loonbelastinginspecteur bekend was en op welk moment. Dit getuigenverhoor heeft plaatsgevonden ter zitting van de meervoudige belastingkamer van 24 april 2012. De getuige heeft onder meer verklaard dat hij de betreffende gegevens niet direct aan verweerder maar aan de belastingadviseur van de werkgever, zijnde Pricewaterhouse Coopers (hierna: PWC) heeft verstrekt. De getuige kon niet verklaren of PWC de gegevens vervolgens aan verweerder heeft verstrekt. Dit betekent dat de rechtbank zich een oordeel moet vormen over de aannemelijkheid dat de belastingadviseur de gegevens metterdaad aan verweerder heeft verstrekt.
De twee belastingadviseurs van PWC die het in casu betreft, [adviseur 1] en [adviseur 2], zijn beiden thans nog werkzaam bij PWC. [adviseur 2] is lid van het bestuur van de adviespraktijk. Verzoeker is als belastingadviseur werkzaam bij PWC en kent uit dien hoofde voornoemde twee adviseurs persoonlijk. Verzoeker heeft daarom aangegeven dat hij zich thans niet meer vrij voelt om de hoofdzaken te behandelen. Hij verzoekt de verschoningskamer om zich hierover uit te laten.
2.2 Verweerder heeft in een schriftelijke reactie aangegeven dat reeds uit het verweerschrift van 15 juni 2011 en de daarbij gevoegde bijlagen blijkt dat PWC als belastingadviseur van de werkgever van eisers indirect betrokken is geweest bij de feiten die tot de in geding zijnde aanslagen hebben geleid. De rechtbank had dus bij een eerste kennisneming van het dossier kunnen weten dat mogelijk sprake was van een belangenverstrengeling. Ook bij heropening van het onderzoek en de beslissing om de getuige te horen, had de rechtbank nogmaals de afweging kunnen maken of er sprake was van een belangenverstrengeling. Gelet op de lange duur van de procedure alsmede het feit dat de procedure betrekking heeft op reeds lang verstreken belastingjaren, acht verweerder het niet wenselijk om de gehele mondelinge behandeling, na vervanging van mr. Van Scharrenburg, opnieuw te doen plaatsvinden. Indien de rechtbank het verzoek tot verschoning toewijst, geeft verweerder de rechtbank in overweging om de rechter die in de plaats treedt van mr. Van Scharrenburg, na kennisname van alle stukken, in de gelegenheid te stellen om zijn vragen schriftelijk voor te leggen aan partijen, waarna de rechtbank zonder nadere zitting uitspraak doet.
2.3 De gemachtigde van eisers heeft telefonisch op 14 mei 2012 aan J. de Jong, stafjurist bij de sector bestuursrecht, laten weten dat zijn cliënten begrip hebben voor het standpunt van verzoeker en dat zij instemmen met het verschoningsverzoek.
3. Beoordeling van het verzoek
3.1 Een rechter kan een verzoek tot verschoning indienen op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (de subjectieve toets). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor verschoning, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van een partij is niet doorslaggevend (de objectieve toets).
3.2 De door verzoeker aangevoerde argumenten bieden voldoende gronden voor toewijzing van het verzoek. Verzoekers werkzaamheden bij PWC zouden immers in de weg kunnen staan aan een onafhankelijke beoordeling van de in de hoofdzaak voorliggende kwesties. Of de aan het verzoek ten grondslag liggende feiten aanleiding hadden moeten zijn voor verzoeker om zich eerder te verschonen of om überhaupt niet als lid van de meervoudige kamer over de zaak te oordelen, zoals verweerder heeft aangegeven, is voor de beoordeling van het verzoek niet van belang. Ook is het niet aan de verschoningskamer, maar aan de meervoudige belastingkamer die verder over de hoofdzaak moet oordelen om te beslissen over de voortgang van de procedure.
3.3 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, een grond opleveren voor het oordeel dat het fungeren van verzoeker in de hoofdzaak tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen leiden.
3.4 De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve een grond voor verschoning.
3.5 De rechtbank zal het verzoeken toewijzen.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1 wijst het verzoek om verschoning toe;
4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de inspecteur van de Belastingdienst, de gemachtigde van eisers en aan eisers een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. van Andel, voorzitter, en mrs. T.S. Röell en M. Mateman, leden van de meervoudige kamer, tevens leden van de verschoningskamer, en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2012 in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema, als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.