ECLI:NL:RBHAA:2012:BX0135
Rechtbank Haarlem
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake beëindiging uitkering op basis van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 24 mei 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die zijn uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb) per 17 februari 2012 beëindigd zag. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker ten tijde van de beëindiging niet zijn hoofdverblijf had in de gemeente Zaanstad. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de kans van slagen van het bezwaar van verzoeker. Hij heeft vastgesteld dat verweerder op basis van een huisbezoek op 15 februari 2012 tot de conclusie is gekomen dat verzoeker niet in de gemeente Zaanstad woonde. Tijdens dit huisbezoek werd een vrouw aangetroffen die verklaarde dat zij met haar echtgenoot en kind in de woning verbleef. Verzoeker heeft betwist dat deze vrouw in zijn woning woonde, maar heeft nagelaten om bewijs te leveren in de vorm van een verklaring van de vrouw of haar echtgenoot.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter opgemerkt dat de schets die verzoeker had gemaakt van zijn woning niet overeenkwam met de feitelijke situatie, en dat verzoeker geen recente administratie kon tonen die zou wijzen op zijn hoofdverblijf in de gemeente. Gezien deze feiten en omstandigheden heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had en heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de voorzieningenrechter gaat ervan uit dat verweerder de nieuwe Wwb-aanvraag van verzoeker met voortvarendheid zal afhandelen.