ECLI:NL:RBHAA:2012:BW8569

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/6401
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de anbi-status van een stichting en de eisen voor het dienen van het algemeen belang

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 16 mei 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting [X] en de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant over de intrekking van de algemeen nut beogende instelling (anbi) status van de stichting. De inspecteur had op 14 juni 2011 besloten om de stichting niet langer als anbi aan te merken, omdat deze volgens de inspecteur niet voldeed aan de eisen die per 1 januari 2010 waren ingevoerd, waarbij de eis werd verhoogd van 50% naar 90% van de activiteiten die het algemeen belang dienen. De stichting, opgericht in 1974, houdt vier jeugdclubs in stand en ondersteunt vergelijkbare initiatieven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting zowel het algemeen belang als de particuliere belangen van haar doelgroep dient. De activiteiten van de stichting omvatten onder andere clubmiddagen, zomerkampen, en ondersteuning van ontwikkelingsprojecten. De rechtbank oordeelde dat, hoewel sommige activiteiten bijdragen aan het algemeen belang, er ook een aanzienlijk aantal activiteiten zijn die primair gericht zijn op de particuliere belangen van de jongeren. De rechtbank concludeerde dat de stichting niet voldoet aan de eis dat zij uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient, en verklaarde het beroep van de stichting ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van zowel de statutaire doelstelling als de feitelijke werkzaamheden van een instelling bij de beoordeling van de anbi-status.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 11/6401
Uitspraakdatum: 16 mei 2012
Uitspraak in het geding tussen
Stichting [X], gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: mr. M.S. Pouw, advocaat te Amsterdam,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor ‘[P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft bij beschikking van 14 juni 2011 eiseres met ingang van 1 juni 2011 niet langer aangemerkt als algemeen nut beogende instelling (hierna: anbi) in de zin van artikel 6.33 van de Wet IB 2001 (tekst tot 1 januari 2012).
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 oktober 2011 de beschikking gehandhaafd.
1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2012. Namens eiseres is daar verschenen [A], secretaris, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Namens verweerder zijn verschenen M.H.J. van Orsouw en R.C.A. van Kaam.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres is opgericht in 1974. Haar statutaire doelstelling is het bevorderen van maatschappelijke en sociaal-culturele vorming en van een zinvolle vrijetijdsbesteding van jeugdigen en volwassenen. Dit doel tracht eiseres blijkens artikel 2 van haar statuten te bereiken door:
a) het oprichten en instandhouden van club- en buurthuizen – nader te noemen werkeenheden – en eventueel andere gebouwen en terreinen, noodzakelijk voor het omschreven doel;
b) het bieden van een breed scala van mogelijkheden tot een goede vrijetijdsbesteding;
c) het bevorderen en uitvoeren van maatschappelijk en sociaal-cultureel vormingswerk in onder haar leiding ressorterende club- en buurthuizen;
d) het onder c) en d) genoemde werk te doen uitvoeren door bezoldigde en niet-bezoldigde functionarissen;
e) samenwerking met andere instellingen die tot de verwezenlijking van het doel van eiseres kunnen bijdragen;
f) alle verdere mogelijke middelen, welke het gestelde doel kunnen helpen bereiken.
2.2. Eiseres houdt vier jeugdclubs in stand: in [plaats A], [plaats B] en twee in [plaats C]. Daarnaast ondersteunt eiseres een vijftal vergelijkbare initiatieven van andere instellingen die haar doelstelling delen in [plaats D], [plaats B] en [plaats E].
2.3. Activiteiten die door de clubs worden georganiseerd zijn onder meer clubmiddagen, zomer(werk)kampen, huiswerk- en studiebegeleiding, filmclubs, studieweekenden, weekenden voor vaders en zonen, excursies, deelname aan drielandentoernooi zaalvoetbal en filmfestival en bijeenkomsten met families. Tijdens de georganiseerde zomerkampen, anders dan tijdens de stedentrips, wordt een gedeelte van de tijd besteed aan vrijwilligerswerk of ontwikkelingswerk zoals het helpen van kinderen of gehandicapten. Tot de door de clubs georganiseerde activiteiten behoort ook het afleggen van ouderenbezoeken waarbij jongeren bejaarde mensen gezelschap houden of helpen met klussen die zij zelf niet meer kunnen doen. De activiteiten op levensbeschouwelijk vlak worden georganiseerd in samenwerking met de prelatuur van het Opus Dei, een instelling van de Rooms Katholieke Kerk. De prelatuur zorgt voor de geestelijke begeleiding van deze activiteiten. Voorts wordt een deel van het budget van eiseres besteed aan steun aan ontwikkelingsprojecten en worden activiteiten georganiseerd met de opbrengst waarvan goede doelen worden ondersteund.
2.4. Eiseres was met ingang van 1 januari 2008 aangemerkt als anbi. Op 12 augustus 2009 heeft verweerder een bedrijfsbezoek gebracht aan eiseres. Op 23 oktober 2009 heeft verweerder schriftelijk aan eiseres meegedeeld dat op basis van dit bedrijfsonderzoek – en de toen geldende wetgeving - de anbi-status gehandhaafd kon blijven.
2.5. Naar aanleiding van de aanscherping van de regelgeving op het gebied van anbi’s per 1 januari 2010 heeft verweerder op 17 januari 2011 opnieuw een bedrijfsbezoek gebracht aan eiseres. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder op 7 februari 2011 schriftelijk aan eiseres meegedeeld dat hij het voornemen had de anbi-status per 1 januari 2011 in te trekken. Bij brief van 24 mei 2011 heeft verweerder uiteindelijk aangekondigd dat de intrekking per
1 juni 2011 zal geschieden.
3. Geschil
3.1. Tussen partijen is in geschil of eiseres terecht met ingang van 1 juni 2011 niet meer als anbi is aangemerkt.
3.2. Eiseres stelt dat de intrekking van de anbi-status onterecht is, omdat zij uitsluitend of nagenoeg uitsluitend werkzaam is in het algemeen belang. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar en verzoekt de rechtbank te bepalen dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit dan wel verweerder op te dragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van de uitspraak, inhoudende dat verweerder verstaat dat eiseres met haar activiteiten minimaal 90% het algemeen belang dient.
3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Artikel 6.33 van de Wet IB 2001 (tekst van 1 januari 2010 tot 1 januari 2012) luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. In deze afdeling en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. (…)
b. instellingen: door de inspecteur als zodanig aangemerkte uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beogende instellingen, (…)
c. (…)
2. (…)
3. Een instelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, eerste gedeelte, wordt door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking niet meer als zodanig aangemerkt met ingang van het tijdstip waarop deze instelling niet langer uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een algemeen nut beogend karakter heeft (…). Het tijdstip van intrekking kan liggen voor de datum van dagtekening van de beschikking.
4. (…)
5. Voor de toepassing van het tweede en derde lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.
4.2. In artikel 41a van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (tekst van 1 januari 2010 tot 1 januari 2012; hierna: de Uitvoeringsregeling) zijn nadere regels neergelegd. Deze bepaling luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Een uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beogende instelling wordt door de inspecteur aangemerkt als een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de wet, indien en zolang:
a. (…)
b. uit de regelgeving van de instelling en de feitelijke werkzaamheid blijkt dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient;
(…)
4.3. Met ingang van 1 januari 2012 is in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) een nieuw artikel 5b ingevoerd, dat, voor zover van belang, als volgt luidt:
1. Een algemeen nut beogende instelling is:
a. een instelling – niet zijnde een vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal, een coöperatie, een onderlinge waarborgmaatschappij of een ander lichaam waarin bewijzen van deelgerechtigdheid kunnen worden uitgegeven – die:
1°. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt;
2°. voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;
3°. gevestigd is in het Koninkrijk, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een bij ministeriële regeling aangewezen staat, en
4°. door de daartoe bevoegde inspecteur als zodanig is aangemerkt;
b. (…)
2. (…)
3. Als algemeen nut in de zin van dit artikel wordt beschouwd:
a. welzijn;
b. cultuur;
c. onderwijs, wetenschap en onderzoek;
d. bescherming van natuur en milieu, daaronder begrepen bevordering van duurzaamheid;
e. gezondheidszorg;
f. jeugd- en ouderenzorg;
g. ontwikkelingssamenwerking;
h. dierenwelzijn;
i. religie, levensbeschouwing en spiritualiteit;
j. de bevordering van de democratische rechtsorde;
k. een combinatie van de bovengenoemde doelen, alsmede
l. het financieel of op andere wijze ondersteunen van een algemeen nut beogende instelling.
4. (…)
4.4. Onder ‘uitsluitend of nagenoeg uitsluitend’ wordt verstaan 90% of meer.
4.5. Verweerder heeft met ingang van 1 juni 2011 de anbi-status van eiseres ingetrokken omdat hij van mening is dat eiseres onder de per 1 januari 2010 ingevoerde regelgeving niet langer voldoet aan de eisen. Kon een instelling tot 1 januari 2010 als anbi worden aangemerkt als hij tenminste voor 50% het algemeen belang diende, vanaf die datum is de eis dat de instelling dat belang voor 90% of meer dient.
4.6. Van het dienen van het algemeen belang is sprake indien de doelstelling en de werkzaamheden van een instelling rechtstreeks erop zijn gericht het algemeen belang te dienen (vgl. HR 12 mei 2006, LJN: AT8202). Hiervan is geen sprake wanneer de instelling zich richt op de behartiging van het particuliere belang van individuen of een groep personen. Voor het aannemen van het dienen van het algemeen belang is niet voldoende dat de werkzaamheden indirect of mede als nuttig effect hebben dat het algemeen belang wordt gediend. Evenmin is voldoende dat de overheid de werkzaamheden op zichzelf als maatschappelijk nuttig en nodig aanmerkt.
4.7. Aan de statutaire doelstelling van eiseres, het bevorderen van maatschappelijke en sociaal-culturele vorming en van een zinvolle vrijetijdsbesteding, ligt enerzijds een vormingsideaal ten grondslag dat verder reikt dan de individuele belangen van de deelnemers aan de clubs die eiseres in stand houdt. Voor zover hiermee de persoonlijke vorming wordt gestimuleerd en daardoor wordt bijgedragen aan een betere samenleving, en bovendien door een zinvolle vrijetijdsbesteding anderen – bijvoorbeeld ouderen, gehandicapten of hulpbehoevende kinderen – worden geholpen, wordt hiermee een algemeen belang gediend. Anderzijds is de doelstelling gericht op de particuliere belangen van de doelgroep van eiseres, namelijk de eigen individuele vorming en vrijetijdsbesteding van de deelnemers aan de door de clubs georganiseerde activiteiten. Blijkens de statutaire doelstelling van eiseres dient zij derhalve zowel het algemene belang als de particuliere belangen van haar doelgroep.
4.8. Voor de beoordeling of een instelling (uitsluitend of nagenoeg uitsluitend) het algemeen belang dient, is niet alleen de statutaire doelstelling van belang maar ook de feitelijke werkzaamheden van de instelling. Nu blijkens de statutaire doelstelling van eiseres zij zowel het algemene belang als het particuliere belang van haar doelgroep dient, zal ook op grond van de feitelijke werkzaamheden moeten worden beoordeeld in welke mate eiseres het algemene en het particuliere belang dient. Een aantal van de door eiseres genoemde activiteiten die door haar jeugdclubs worden georganiseerd, zoals het afleggen van ouderenbezoeken, de werkkampen voor jongeren waarbij een deel van de tijd wordt besteed aan het helpen van andere mensen, godsdienstige vorming en activiteiten teneinde geld in te zamelen voor goede doelen, zal ontegenzeggelijk – mede – het algemeen belang dienen. Dat geldt ook voor haar besteding van middelen aan ontwikkelingshulp, zoals verweerder ook heeft erkend. Van een aantal van deze activiteiten, zoals het afleggen van ouderenbezoeken, het inzamelen van geld voor goede doelen en doneren aan ontwikkelingshulp kan zelfs worden gezegd dat deze in grotere mate het algemeen belang dienen dan de particuliere belangen van de jongeren die aan de activiteiten deelnemen. Ook heeft verweerder ter zitting erkend dat met de door de clubs geboden huiswerk- en studiebegeleiding het algemeen belang wordt gediend. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een andere waardering daarvan. Anderzijds worden er door de jeugdclubs ook een aanzienlijk aantal activiteiten georganiseerd waarbij het rechtstreekse particuliere belang van de jongeren geacht moet worden voorop te staan en waarbij het algemeen belang ondergeschikt is. De rechtbank wijst onder meer op de door eiseres georganiseerde weekends voor vaders en zonen, excursies zoals bijvoorbeeld stedentrips, filmavonden, deelname aan filmfestivals en voetbaltoernooien en andere sportieve evenementen. Deze activiteiten zijn rechtstreeks en in de eerste plaats gericht op vermaak en vrijetijdsbesteding, dan wel op persoonlijke vorming en ontwikkeling van de aan de activiteiten van de clubs deelnemende jongeren. Dat eiseres met deze activiteiten – gelet op de doelstelling van eiseres – (indirect) beoogt een algemeen belang te dienen, doet er niet aan af dat hiermee overwegend het individuele belang van de deelnemers wordt gediend, zoals ook blijkt uit het hiervoor in 4.6 geschetste beoordelingskader. De activiteiten moeten, om als in het algemeen belang te kunnen worden aangemerkt, immers rechtstreeks gericht zijn op het dienen van het algemeen belang en dat kan van de laatstgenoemde activiteiten niet worden gezegd. Eiseres heeft voorts niet gesteld en het is ook niet aannemelijk geworden dat de eerder genoemde activiteiten die wel (in grotere mate) een algemeen belang dienen (dan een particulier belang), een zodanig gedeelte van de werkzaamheden van eiseres vormen dat hiermee voldaan zou kunnen worden aan de eis dat met alle activiteiten tezamen uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang wordt gediend. De slotsom is derhalve dat eiseres niet voldoet aan de eis dat zij uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient.
4.9. De rechtbank wijst er ten overvloede nog op dat de vraag of verweerder terecht de anbi-status van eiseres heeft ingetrokken dient te worden beoordeeld op grond van de op het moment van intrekking – 1 juni 2011 – geldende regelgeving. Het met ingang van 1 januari 2012 toepasselijke artikel 5b van de Awr, waarop eiseres zich heeft beroepen, zou evenwel niet tot een ander oordeel hebben geleid. Ook onder deze bepaling moet een instelling nog steeds uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beogen, zodat het toetsingskader vanaf 1 januari 2012 in die zin niet is gewijzigd. Het feit dat in deze bepaling een opsomming is opgenomen van wat als algemeen nuttig wordt beschouwd, leidt evenmin tot het oordeel dat de werkzaamheden van eiseres met ingang van 1 januari 2012 als algemeen nuttig zouden moeten worden aangemerkt, nu onder ‘jeugdzorg’ als bedoeld in het derde lid, onder f, van het artikel moet worden verstaan zorg door instellingen die zich richten op hulpbehoevende jongeren. Voorts is niet gebleken dat de activiteiten – behoudens eventueel huiswerkbegeleiding en ontwikkelingshulp – onder een andere in dit artikellid genoemde categorie van algemeen nuttige werkzaamheden kunnen worden geschaard. Ook met ingang van 1 januari 2012 zou eiseres derhalve niet kunnen worden aangemerkt als anbi.
4.10. Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel, omdat volgens eiseres de scouting kampen organiseert die vergelijkbaar zijn met door eiseres georganiseerde kampen, faalt. Verweerder heeft ter zitting onweersproken gesteld dat aan lokale scoutingclubs in beginsel juist géén anbi-status wordt toegekend en dat alleen de overkoepelende scoutingorganisaties en een aantal lokale scoutingclubs die zich richten op hulpbehoevende groepen binnen de samenleving, die status hebben gekregen. Zo er al sprake zou van gelijke gevallen in die zin dat de activiteiten van de door eiseres in stand gehouden jeugdclubs vergelijkbaar zouden zijn met die van lokale scoutingclubs, dan is er van ongelijke behandeling derhalve geen sprake.
4.11. Voor zover eiseres betoogt dat verweerder de uitspraak op bezwaar onvoldoende heeft gemotiveerd omdat de daarin aangehaalde jurisprudentie geen betrekking heeft op vergelijkbare gevallen en verweerder daarnaast de stelling dat een groot gedeelte van de activiteiten van eiseres is gericht op hobby en vrijetijdsbesteding niet heeft onderbouwd, oordeelt de rechtbank als volgt. Gelet op het hiervoor overwogene is verweerder terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat eiseres niet langer kwalificeert als anbi. Hoewel summier omschreven, blijkt uit de uitspraak op bezwaar dat verweerder daarin van het juiste beoordelingskader is uitgegaan en mede gelet op het verslag van het bedrijfsbezoek van de juiste feiten. Dat de door verweerder aangehaalde jurisprudentie niet ziet op identieke gevallen doet hieraan niet af. Verweerder behoefde de conclusie dat een groot gedeelte van de activiteiten van eiseres is gericht op hobby en vrijetijdsbesteding niet verder te onderbouwen, zodat ook in dit opzicht geen sprake is van een motiveringsgebrek.
4.12. Eiseres voert voorts nog aan dat verweerder niet adequaat heeft gereageerd op voorstellen van eiseres om in overleg te treden om te bezien hoe eiseres alsnog aan de voorwaarden kan voldoen om te blijven worden aangemerkt als anbi. Wat er ook zij van de juistheid van deze stelling, die beroepsgrond kan niet tot een ander oordeel leiden. Voor zover eiseres hiermee bedoelt dat haar de kans is ontnomen om wél aan de voorwaarden te voldoen, geldt dat voor de beoordeling of verweerder terecht de anbi-status heeft ingetrokken niet van belang is dat eiseres heeft aangegeven haar werkzaamheden in de toekomst anders te kunnen inrichten.
4.13. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, voorzitter, mr. R.H.M. Bruin en mr. T.A. de Hek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.