ECLI:NL:RBHAA:2012:BW8030

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
192665 / HA RK 12-61
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de politierechter in een strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 7 juni 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de politierechter, mr. S.M. Christiaan, door verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. M.J.E.J. Coenraad. Het verzoek tot wraking werd ingediend tijdens een openbare zitting op 4 mei 2012, waarbij de raadsvrouw stelde dat de politierechter partijdig was en de schijn van partijdigheid had gewekt. Dit zou zijn gebeurd doordat de politierechter zich baseerde op de processen-verbaal van de politie en het verzoek om het horen van getuige [A] had afgewezen, wat volgens de raadsvrouw essentieel was voor de verdediging.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de politierechter in twijfel trokken. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beoordeling van de politierechter over het horen van getuigen werd gezien als een procesbeslissing, die op zichzelf niet voldoende grond biedt voor wraking. De rechtbank concludeerde dat de aangevoerde feiten en omstandigheden geen reden gaven om aan de onpartijdigheid van de politierechter te twijfelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen en bevolen dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit mr. R.H.M. Bruin als voorzitter en mrs. T.S. Röell en W.J. van Andel als leden, met mr. D.M.A. Richelle als griffier. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 192665 / HA RK 12-61
Beslissing van 7 juni 2012
Op verzoek van
[verzoeker],
raadsvrouw: mr. M.J.E.J. Coenraad te Haarlem.
1. Procesverloop
1.1. Op de openbare zitting van 4 mei 2012 heeft mr. Coenraad namens [verzoeker] de wraking verzocht van mr. S.M. Christiaan, hierna te noemen: de politierechter, in de bij deze rechtbank, sector strafrecht, aanhangige zaak met parketnummer 15/278405-10, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2. Verzoeker, diens raadsvrouw, de officier van justitie en de politierechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 31 mei 2012. Verzoeker is niet verschenen. Namens verzoeker is verschenen mr. Coenraad. De politierechter en de officier van justitie, mr. T.M. Fikkers, zijn eveneens verschenen.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de politierechter partijdig is dan wel de schijn van partijdigheid heeft gewekt door ter zitting uit te gaan van de juistheid van de weergave van feiten in de processen-verbaal van politie over de rol van verzoeker in het ten laste gelegde feit en de afwijzing van het verzoek van de verdediging tot het horen van de getuige [A] daarop te baseren, terwijl het verhoor van die getuige essentieel is voor de verdediging. Daarmee heeft de politierechter volgens de raadsvrouw reeds geoordeeld dat verzoeker ook schuldig zal worden verklaard aan het ten laste gelegde feit.
3. De beoordeling
3.1. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.2. Uit het proces-verbaal van de strafzitting en de toelichting daarop door de procespartijen ter zitting van 31 mei 2012 is de volgende gang van zaken gebleken. De raadsvrouw heeft bij fax van 3 mei 2012, binnengekomen op 4 mei 2012, de politierechter in kennis gesteld van haar verzoek aan de officier van justitie tot oproeping van de getuige [A]. Alvorens aan te vangen met de inhoudelijke behandeling heeft de politierechter deze fax ter sprake gebracht. De raadsvrouw heeft vervolgens ter zitting het horen van de getuige [A] verzocht en dit verzoek toegelicht. De politierechter heeft ter beoordeling van dit verzoek een aantal vragen aan verzoeker gesteld. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de noodzaak tot het horen van deze getuige ontbreekt. Naar aanleiding van een nadere toelichting van de raadsvrouw heeft de politierechter de processen-verbaal van bevindingen van de politie voorgehouden. Vervolgens heeft de politierechter het verzoek tot het horen van de getuige gemotiveerd afgewezen.
3.3. Uit het ondervragen van verzoeker en het voorhouden van de stukken die zich in het dossier bevinden, kan niet worden afgeleid dat de politierechter vooringenomen is jegens verzoeker dan wel de schijn van partijdigheid heeft gewekt. Uit het verhandelde ter zitting moet worden afgeleid dat de politierechter een en ander heeft gedaan ter voorbereiding van het kunnen nemen van een rechtens juiste beslissing op het verzoek tot het horen van de getuige, wiens naam in de processen-verbaal van politie in het geheel niet voorkwam. Niet is gebleken dat de politierechter zich daarbij reeds een (eind)oordeel over de tenlastelegging en eisers rol daarin had gevormd of kenbaar gemaakt.
3.4. De afwijzing van het verzoek van de verdediging tot het horen van de getuige betreft een procesbeslissing. Het nemen van een procesbeslissing ook als die voor een van de partijen negatief is, vormt op zichzelf onvoldoende grond voor wraking. Een rechter moet een tussentijds aan hem gevraagde procesbeslissing kunnen nemen en motiveren opdat het proces voortgang kan vinden. Met het nemen van een dergelijke beslissing blijkt onvermijdelijk van een standpunt van de rechter over het al dan niet horen van een getuige, maar dat impliceert niet dat de rechter vooringenomenheid jegens een van partijen koestert, noch dat vrees voor partijdigheid bij andere door de rechter nog te nemen beslissingen objectief gerechtvaardigd is. Er zijn ook geen andere omstandigheden gesteld of gebleken, waaruit moet worden geconcludeerd dat de procesbeslissing zelf is ingegeven door vooringenomenheid van de politierechter.
3.5. De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking.
3.6. De rechtbank zal het verzoek afwijzen.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1. wijst het verzoek om wraking af;
4.2. beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de politierechter en de officier van justitie een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3. beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, en mrs. T.S. Röell en W.J. van Andel, leden van de wrakingskamer in tegenwoordigheid van mr. D.M.A. Richelle als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.