ECLI:NL:RBHAA:2012:BW6640

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800515-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van witwassen na onvoldoende bewijs van misdrijf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem, stond de verdachte terecht voor het misdrijf van witwassen. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer op 4 mei 2012, na een openbare terechtzitting op 20 april 2012. De officier van justitie had gerequireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en eiste een gevangenisstraf van 10 maanden. De tenlastelegging betrof het verwerven en voorhanden hebben van een aanzienlijk geldbedrag, dat volgens het openbaar ministerie afkomstig zou zijn van een misdrijf. De rechtbank oordeelde dat voor een bewezenverklaring van witwassen vereist is dat het geldbedrag afkomstig is van een misdrijf en dat de verdachte dit wist of had moeten vermoeden.

De rechtbank erkende dat er feiten en omstandigheden waren die een vermoeden van witwassen rechtvaardigden, maar oordeelde dat de verdachte een 'concrete verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring' had gegeven voor de herkomst van de geldbedragen. De rechtbank concludeerde dat het vervoer van grote sommen contant geld ongebruikelijk was, maar dat dit op zichzelf niet voldoende was om te concluderen dat het geld van misdrijf afkomstig was. De verdachte had aangetoond dat hij en zijn echtgenote in 1995 een startkapitaal hadden verkregen door de verkoop van een handelsonderneming en dat dit geld op legale wijze was belegd en rente had opgeleverd.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de geldbedragen van enig misdrijf afkomstig waren. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging. De uitspraak werd gedaan door mr. Ph. Burgers, voorzitter, en mr. S.M. Christiaan en mr. S. Euwema, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. L. Wessels.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800515-09
Uitspraakdatum: 4 mei 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 april 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Kielce (Polen),
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 april 2009, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van
- 348.467 Amerikaanse dollars en/of
- 1.936 euro's en/of
- 2.900 Tsjechische kronen en/of
- 470 Poolse Zloty's en/of
- 320 Marrokaanse dirham
althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
4. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De in de tenlastelegging genoemde geldbedragen zijn op 6 april 2009 onder verdachtes echtgenote op Schiphol in beslag genomen, nadat deze bedragen in haar bagage waren aangetroffen.
Nu de echtgenote van verdachte door de rechtbank bij vonnis van heden van het misdrijf "witwassen" is vrijgesproken, komt de rechtbank niet toe aan een oordeel of er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn echtgenote ten aanzien van het verdachte eveneens ten laste gelegde misdrijf "witwassen".
Ten aanzien van het misdrijf "witwassen" zelf geldt dat voor een bewezenverklaring van dit misdrijf vereist is dat komt vast te staan dat het ten laste gelegde geldbedrag middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie dat er feiten en omstandigheden zijn die een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Alsdan mag van verdachte worden verwacht dat hij een "concrete verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijke aan te merken verklaring" geeft voor de legale herkomst van de geldbedragen die bij zijn echtgenote zijn aangetroffen en die zowel aan haar als aan verdachte toebehoren.
De rechtbank is van oordeel dat het vervoer van grote sommen contant geld als ongebruikelijk moet worden beschouwd en in de gegeven omstandigheden ook onlogisch moet worden geacht. Die omstandigheid alsmede hetgeen de officier van justitie overigens naar voren heeft gebracht, in onderling verband en samenhang beschouwd, en afgezet tegen de door verdachte afgelegde verklaringen, nopen evenwel niet tot de conclusie dat de door de echtgenote van verdachte vervoerde geldbedragen van enig misdrijf afkomstig moeten zijn. Immers, voldoende aannemelijk geworden is dat verdachte en zijn echtgenote in 1995 een startkapitaal hebben verkregen door, onder meer, de verkoop van een handelsonderneming in textiel. Dit startkapitaal is, blijkens de overgelegde stukken, enerzijds onder meer belegd in onroerende goederen welke maandelijks huurinkomsten genereren en anderzijds op de bank gezet waardoor aanzienlijke bedragen aan rente zijn ontvangen. Overigens heeft verdachte ook een zeer royaal inkomen uit arbeid met een aanzienlijke provisie.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met de door hem afgelegde verklaring het vermoeden van witwassen voldoende ontzenuwd. De verklaring is immers verifieerbaar nu deze voor een groot deel onderbouwd is met bescheiden. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het op de weg van het openbaar ministerie had gelegen om, gelet op het door de verdediging geboden tegenwicht tegen het vermoeden van witwassen naar de herkomst van het geld, zonodig verder onderzoek te doen.
De slotsom is dat ook deze verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de ten laste gelegde geldbedragen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn.
5. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mr. S.M. Christiaan en mr. S. Euwema, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Wessels,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 mei 2012.
Mr. S.M. Cristiaan en mr. S. Euwema zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.