ECLI:NL:RBHAA:2012:BW6632

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800194-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruik van vervalste identiteitsdocumenten en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 4 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in het bezit was van vervalste identiteitsdocumenten, waaronder een paspoort en een identiteitskaart van Bulgarije, en opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst rijbewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 februari 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, deze vervalste documenten in haar bezit had en deze ter controle heeft aangeboden aan een ambtenaar van de grensbewaking. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het vertrouwen in de authenticiteit van officiële identiteitspapieren heeft geschaad, wat van groot belang is in het internationale personenverkeer. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, maar de rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het derde feit, namelijk het witwassen van geld, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. De rechtbank heeft de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De uitspraak benadrukt de ernst van het gebruik van vervalste documenten en de gevolgen daarvan voor de rechtsorde.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800194-12
Uitspraakdatum: 4 mei 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 april 2012 in de zaak tegen:
[verdachte], zich noemende,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Bulgarije),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis, te Nieuwersluis.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
zij op of omstreeks 15 februari 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in het bezit was van een reisdocument, te weten;
- een nationale identiteitskaart van Bulgarije (voorzien van het nummer [nummer]) (op naam gesteld van [alias], geboren op [geboortedatum])
- een nationaal paspoort van Bulgarije (voorzien van het nummer [nummer]) (op naam gesteld van [alias], geboren op [geboortedatum]) waarvan zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was.
Feit 2
zij op of omstreeks 15 februari 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) nationaal rijbewijs van Bulgarije (voorzien van het nummer [nummer]) (op naam gesteld van [alias], geboren op [geboortedatum]), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, voornoemd document ter controle heeft aangeboden aan een ambtenaar belast met de uitoefening van de grensbewaking, althans aan een persoon belast met enig toezicht op de Luchthaven Schiphol en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat bij voornoemd document beschadigingen zichtbaar waren in de ondergrondbedrukking van het rijbewijs juist ter hoogte van de thans aangebrachte foto's, vaste- en variabele gegevens en/of de thans aangebrachte foto's in een afwijkende techniek waren aangebracht ten opzichte van voorhanden zijnde specimen van een nationaal rijbewijs van Bulgarije van dit model.
Feit 3
zij op of omstreeks 15 februari 2012, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) circa 47.384,30 Euro, althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van het inbeslaggenomen en niet teruggegeven geld heeft de officier van justitie gevorderd dat dit wordt verbeurdverklaard.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 3 ten laste is gelegd en moet zij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat het ten laste gelegde geldbedrag middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie dat er feiten en omstandigheden zijn die een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Alsdan mag van verdachte worden verwacht dat zij een "concrete verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijke aan te merken verklaring" geeft voor de legale herkomst van de door haar voorhanden gehouden geldmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat het vervoer van grote sommen contant geld als ongebruikelijk moet worden beschouwd en in de gegeven omstandigheden ook onlogisch moet worden geacht. Die omstandigheid alsmede hetgeen de officier van justitie overigens naar voren heeft gebracht, in onderling verband en samenhang beschouwd, en afgezet tegen de door verdachte afgelegde verklaring, nopen evenwel niet tot de conclusie dat het geldbedrag dat verdachte voorhanden heeft gehad, van enig misdrijf afkomstig moet zijn. Immers, voldoende aannemelijk is geworden dat verdachte in februari 2012 een overeenkomst van opdracht is aangegaan met de heer [betrokkene] waarin zij overeenkomen dat door [betrokkene] aan verdachte € 50.000 contant ter hand wordt gesteld om gouden munten voor hem te kopen. De heer [betrokkene] heeft deze € 50.000 verkregen uit de opbrengst van de verkoop van door hem geërfd appartement hetgeen eveneens met gewaarmerkte stukken is onderbouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met de door haar afgelegde verklaring het vermoeden van witwassen voldoende ontzenuwd. De verklaring is verifieerbaar nu deze voor een groot deel onderbouwd is met bescheiden. Voorts bevinden zich in het dossier de naam en adresgegevens van de persoon die de gelden aan verdachte ter beschikking heeft gesteld. Het had, naar het oordeel van de rechtbank, op de weg van het openbaar ministerie gelegen om, gelet op het door de verdediging geboden tegenwicht tegen het vermoeden van witwassen, naar de herkomst van het geld, zonodig, nader onderzoek te doen.
De slotsom is dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft subsidiair gevorderd dat de zaak wordt aangehouden om nader onderzoek te kunnen door naar de namens verdachte overgelegde stukken en de identiteit van verdachte. De rechtbank ziet geen noodzaak de zaak aan te houden, nu de door de officier van justitie opgegeven onderzoekswensen niet afdoen aan hetgeen hiervoor is vastgesteld en bovendien verdachtes, op haar naam gestelde paspoort reeds geruime tijd in het bezit van de Koninklijke Marechaussee is.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanleiding en onderzoek aangeboden documenten d.d. 15 februari 2012 (dossierparagraaf 0.5), en
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek aangetroffen documenten d.d. 15 februari 2012 (dossierparagraaf 0.7).
4.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, in dier voege dat
Feit 1
zij op 15 februari 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in het bezit was van reisdocumenten, te weten;
- een nationale identiteitskaart van Bulgarije, voorzien van het nummer [nummer] en op naam gesteld van [alias], geboren op [geboortedatum], en
- een nationaal paspoort van Bulgarije, voorzien van het nummer [nummer] en op naam gesteld van [alias], geboren op [geboortedatum]
waarvan zij wist dat deze vervalst waren;
Feit 2
zij op 15 februari 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst nationaal rijbewijs van Bulgarije, voorzien van het nummer [nummer] en op naam gesteld van [alias], geboren op [geboortedatum], zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, voornoemd document ter controle heeft aangeboden aan een ambtenaar belast met de uitoefening van de grensbewaking en bestaande die vervalsing hierin dat bij voornoemd document beschadigingen zichtbaar waren in de ondergrondbedrukking van het rijbewijs juist ter hoogte van de thans aangebrachte foto's, vaste- en variabele gegevens en de thans aangebrachte foto's in een afwijkende techniek waren aangebracht ten opzichte van voorhanden zijnde specimen van een nationaal rijbewijs van Bulgarije van dit model.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
in het bezit zijn van een reisdocument waarvan zij weet dat het vervalst is, meermalen gepleegd.
Feit 2:
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een vervalst paspoort en een vervalste identiteitskaart in haar bezit gehad en opzettelijk gebruik gemaakt van een vervalst rijbewijs. Hierdoor heeft verdachte het vertrouwen geschaad en ondermijnd dat in het internationale personenverkeer in (officiële) identiteitspapieren en reisdocumenten dient te kunnen worden gesteld. Bovendien kan er tengevolge van dergelijke vervalste identiteitsdocumenten gebruik gemaakt worden van voorzieningen (in ruime zin) waarop die persoon geen recht heeft.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding af te wijken van de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 57, 225 en 231 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 3 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren.
Verklaart deze feiten strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 bankbiljet à € 5
- 3 bankbiljetten à € 10
- 2 bankbiljetten à € 20
- 13 bankbiljetten à € 100
- 92 bankbiljetten à € 500
- muntgeld à € 9,30
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mr. S.M. Christiaan en S. Euwema, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Wessels,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 mei 2012.
mr. S. Euwema en mr. S.M. Christiaan zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.