ECLI:NL:RBHAA:2012:BW6631
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Ph. Burgers
- S.M. Christiaan
- S. Euwema
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van witwassen na onvoldoende bewijs van misdrijf
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem, werd op 4 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van een aanzienlijk geldbedrag, dat mogelijk afkomstig zou zijn van een misdrijf. De rechtbank oordeelde dat voor een bewezenverklaring van witwassen vereist is dat het geldbedrag middellijk of onmiddellijk van een misdrijf afkomstig is en dat de verdachte hiervan op de hoogte was of dit redelijkerwijs had moeten vermoeden. Tijdens de zitting op 20 april 2012 werd het standpunt van de officier van justitie besproken, die stelde dat er voldoende feiten en omstandigheden waren die een vermoeden van witwassen rechtvaardigden. De rechtbank was van mening dat de verdachte een 'concrete verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring' moest geven voor de legale herkomst van het geld. De rechtbank concludeerde dat het vervoer van grote sommen contant geld ongebruikelijk was, maar dat dit op zichzelf niet voldoende was om te concluderen dat het geld van een misdrijf afkomstig was. De verdachte had aangetoond dat zij en haar echtgenoot in 1995 een startkapitaal hadden verkregen door de verkoop van een handelsonderneming en dat dit geld op legale wijze was verkregen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het vermoeden van witwassen voldoende had ontzenuwd, mede door de onderbouwing met documenten. De officier van justitie had, gezien de verdediging, verder onderzoek moeten doen naar de herkomst van het geld. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat het geld afkomstig was van enig misdrijf. De rechtbank gelastte de teruggave van het in beslag genomen geld aan de verdachte.