RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
zaak/rolnr.: 504796 / CV EXPL 11-2818
datum uitspraak: 24 mei 2012
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
Alcredis Finance B.V. h.o.d.n. Lexus Finance
te Vianen
eisende partij
hierna te noemen Alcredis
gemachtigde Jongejan Wisseborn Gerechtsdeurwaarders
1. [gedaagde]
2. [gedaagde]
beiden vennoten van [naam]
te Oosthuizen en Sint Maartensbrug
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagden]
gemachtigde mr. M.P.A. Bos
Op 20 oktober 2011 is een tussenvonnis gewezen in deze zaak.
Vervolgens zijn partijen op 8 december 2011 ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt.
Vervolgens is schriftelijk verder geprocedeerd, waarbij de vordering is verminderd.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
Na vermindering van eis vordert Alcredis dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de in deze procedure bedoelde huurkoopovereenkomsten zal ontbinden en [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen aan Alcredis te betalen betreffende contractnummer 40.009.548 een bedrag groot € 27.259,31 en betreffende contractnummer 40.008.843 een bedrag groot € 19.248,51 met (verdere) rente en kosten.
Alcredis legt daaraan, mede gelet op wat zij naar aanleiding van het tussenvonnis van 20 oktober 2011 nog heeft gesteld, kort samengevat ten grondslag: de hiervoor genoemde, met hen en/of [naam] en/of [naam] gesloten huurkoopovereenkomsten, waarvoor zij als medecontractant en/of uit hoofde van artikel 18 van het Wetboek van koophandel, hoofdelijk aansprakelijk zijn.
Het verweer, zoals dat naar aanleiding van het tussenvonnis van 20 oktober 2011 is uitgebreid en onderbouwd, strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
Omdat Alcredis stelselmatig niet heeft voldaan aan haar in artikel 21 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering neergelegde verplichting, waardoor [gedaagden] zijn geschaad in hun verdediging, bepleiten zij op die grond ten eerste afwijzing van de vordering, althans een deel daarvan.
Vervolgens stellen zij dat de huurkoopovereenkomsten, die door Alcredis aan haar vordering ten grondslag zijn gelegd, bij brief van 11 mei 2011 rechtsgeldig zijn vernietigd door de echtgenotes van [gedaagden] ex artikel 1.88 lid 1 aanhef en onder d en artikel 1.89 van het Burgerlijk Wetboek.
Voorts klagen zij over het al dan niet verrekenen van BTW, beroepen zij zich op de vernietigbaarheid dan wel kennelijke onredelijkheid van de als onredelijk bezwarend aangemerkte algemene voorwaarden, voor zover deze leiden tot volledige verschuldigdheid van de overeengekomen kredietvergoeding bij voortijdige ontbinding van de huurkoopovereenkomsten.
Tenslotte menen zij dat niet alle betaalde termijnen door Alcredis zijn verantwoord, dat de ingenomen Lexus uit huurkoopovereenkomst 40.009.548 voor een te lage prijs is verkocht en dat Alcredis zoveel winst overhoudt aan dit dossier, dat het kennelijk onredelijk is [gedaagden] toch voor het volle pond te belasten.
De kantonrechter acht het uit een oogpunt van begrijpelijkheid juist, de in het tussenvonnis van 20 oktober 2011 al vastgestelde feiten, samen met de daarna nog niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd gebleven feiten, opnieuw te formuleren.
1. Op 9 mei 2007 heeft Alcredis met [naam] waarvan [gedaagden] toen vennoten waren, een financial lease (huurkoop) overeenkomst gesloten, met nummer 40.008.843, strekkende tot financiering van een personenwagen Lexus RX 400 h. Het bruto krediet bedroeg € 87.922,20 waarin begrepen een kredietvergoeding van € 17.854,40. Op 21 april 2009 is [naam], die overigens al medevennoot was van [naam] voor zichzelf tot deze huurkoopovereenkomst toegetreden.
2. Op 27 mei 2008 heeft Alcredis met [gedaagden] en [naam], bij die transactie handelende onder de naam [naam], een financial lease (huurkoop) overeenkomst gesloten, met nummer 40.009.548, strekkende tot financiering van een personenwagen Lexus GS 300. Het bruto krediet bedroeg € 86.300,-- waarin begrepen een kredietvergoeding van € 17.734,58.
3. Ten tijde van het aangaan van de hiervoor genoemde overeenkomsten was [naam] werkzaam in het aannemingsbedrijf in grond-, weg- en waterbouw. [gedaagden] gebruikten de gefinancierde auto’s zowel voor werk als voor privé. Hun echtgenotes hebben nimmer toestemming gegeven voor het aangaan van deze overeenkomsten.
4. Nadat de verschuldigde huurkooptermijnen ondanks herhaalde aanmaningen meerdere malen niet meer waren betaald, heeft de gefinancierde auto’s teruggenomen en verkocht. Voor de Lexus RX 400h ontving zij een waarde van € 30.378,07 en voor de Lexus GS 300 een waarde van € 39.878,--.. Na aftrek van de wel betaalde termijnen en de verkoopopbrengst, doch vermeerderd met bijkomende kosten, restte op het contract 40.008.843 nog te betalen € 16.333,06 en op contract nummer 40.009.548 nog te betalen € 23.130,51.
5. Bij brief van 11 mei 2011 heeft de gemachtigde van [gedaagden], toen optredende als advocaat van de echtgenotes van [gedaagden] ([namen]) de hiervoor bedoelde huurkoopcontracten vernietigd wegens het ontbreken van hun toestemming, zoals bedoeld in artikel 1.88 van het Burgerlijk Wetboek
De beoordeling van het geschil
Artikel 21 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
De kantonrechter kan met [gedaagden] invoelen, dat zij zich bezwaard voelen door de wijze van procederen van Alcredis, die zich inderdaad kenmerkt door het pas in een (te) laat stadium inbrengen van feitelijke gegevens, die al lang bij haar bekend waren, maar die zij om voor haar moverende redenen niet onmiddellijk heeft ingebracht. Het door [gedaagden] bepleite rechtsgevolg, te weten gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering, komt de kantonrechter echter onnodig voor. Dit echter alleen omdat [gedaagden] daardoor in elk geval niet zijn getroffen in hun belangen, waar het hun hierna te bespreken verweer ex artikel 1.88 van het Burgerlijk Wetboek betreft, omdat –zoals zal blijken- dit verweer gegrond wordt geacht. Mocht echter hoger beroep worden ingesteld tegen dit vonnis, om reden dat de kantonrechter een verkeerde toepassing zou hebben gegeven aan deze wetsbepaling, dan ligt deze kwestie, gelet op de devolutieve werking van het hoger beroep, weer geheel open.
Artikel 1.88 lid 1 aanhef en onder d. van het Burgerlijk Wetboek.
Partijen zijn het er over eens, dat artikel 1.88 lid 1 aanhef en onder d. van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is op de in deze procedure bedoelde overeenkomsten. Het mag waar zijn dat deze overeenkomsten zijn gesloten ‘door’ respectievelijk ‘handelend namens’ [naam], maar omdat laatstgenoemde rechtspersoonlijkheid ontbeert, moeten deze overeenkomsten telkens worden geacht te zijn gesloten door en/of namens de gezamenlijke vennoten, waaronder [gedaagden]. Het betrofhj dus telkens rechtshandelingen, strekkende tot het aangaan van een overeenkomst van huurkoop, die krachtens artikel 7A.1576h van het Burgerlijk Wetboek wordt aangemerkt als een koop op afbetaling, (mede) aangegaan door of namens [gedaagden] in persoon, waarvoor in beginsel de toestemming van hun echtgenotes was vereist, die onbetwist nooit is gegeven. Deze toestemming was alleen dan niet nodig, als de in huurkoop gekochte auto’s ‘kennelijk uitsluitend of hoofdzakelijk’ ten behoeve van de normale uitoefening van hun beroep of bedrijf strekten.
Naar het oordeel van de kantonrechter is echter onvoldoende gesteld en/of gebleken waaruit dat laatste kan worden afgeleid. Dat [gedaagden] deze auto’s ook voor hun werk gebruikten staat niet ter discussie, net zo min als ter discussie staat dat zij deze auto’s ook in privé gebruikten. Maar dat is, mede gelet op de beperkte strekking die de hier besproken wettelijke uitzondering heeft, beslist onvoldoende. Het moet er dus voor worden gehouden dat ten onrechte is nagelaten de voorafgaande toestemming van beide echtgenotes te verkrijgen.
Artikel 1.89 van het Burgerlijk Wetboek.
Gelet op het voorgaande waren beide huurkoopovereenkomsten op de voet van het bepaalde in artikel 1.89 vernietigbaar. Van de kant van Alcredis is betwist dat beide echtgenotes hebben vernietigd, nu dat niet namens hun door de advocaat mocht gebeuren. Subsidiair wordt betoogd dat de bevoegdheid tot vernietiging op 11 mei 2011 op de voet van het bepaalde in artikel 3.52 lid 1 aanhef en onder d. van het Burgerlijk Wetboek was verjaard.
Naar het oordeel van de kantonrechter valt niet in te zien waarom de vernietigingsverklaring van 11 mei 2011 niet namens beide echtgenotes door een op dat moment voor hen optredende advocaat kon worden gedaan. Van verjaring is evenmin gebleken, al was het maar omdat niet is komen vast te staan dat de verjaringstermijn eerder is gaan lopen, dan drie jaar voorafgaande aan de ontvangst van de vernietigingsverklaring. Overigens volgt uit het bepaalde in artikel 3.51 lid 3. van het Burgerlijk Wetboek dat een beroep op deze vernietigingsgrond bij wijze van verweer te allen tijde kan worden gedaan en dus niet aan verjaring onderhevig is. Welnu, van dat laatste is in deze procedure sprake. Dit verweer is niet verjaard.
Eindconclusie en proceskosten.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de grondslag aan de vordering van Alcredis is komen te ontvallen en dat deze vordering daarom moet worden afgewezen.
Over de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
De vordering wordt afgewezen.
Alcredis wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 2.400,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 mei 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.