RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/996501-07
Uitspraakdatum: 27 januari 2012
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 juli 2010, 25 november 2010, 26 november 2010, 1 december 2010, 22 december 2010, 7 februari 2011, 10 februari 2011, 17 februari 2011, 18 februari 2011, 28 februari 2011, 7 maart 2011, 23 juni 2011, 8 juli 2011, 26 september 2011, 27 september 2011, 17 oktober 2011, 23 december 2011 en 13 januari 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
[medeverdachte 14] in of omstreeks de maand april 2004 te Tilburg en/of Heemstede en/of Haarlem en/of te Aerdenhout, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
A. een overeenkomst tussen [medeverdachte 14] en [vennootschap 6], gedagtekend op 9 april 2004 (stroomp.v. 4.7/4.8, D-1064) en/of
B. een overeenkomst tussen Drentepark VOF en [medeverdachte 14], gedagtekend op respectievelijk 9 april 2004 en 15 april 2004 (stroomp.v. 4.7/4.8, D-1066),
zijnde (telkens) een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers hebben/heeft [medeverdachte 14] en/of haar mededader(s) (telkens)
- in die overeenkomst onder A voornoemd vermeld dat [vennootschap 6] -zakelijk weergegeven-, een vergoeding van 2.841.000 euro, exclusief BTW, verschuldigd is aan [medeverdachte 14] als afhandeling van een bouwclaim, omdat met bemiddeling en inspanning van [medeverdachte 14] een ontwikkelovereenkomst tot stand is gekomen tussen Schootse Poort, gevestigd te Eindhoven en het Bouwfonds Ontwikkeling B.V., gevestigd te Hoevelaken en/of [medeverdachte 14] de in haar bezit zijnde bouwclaim terzake van het project Eurocenter te Amsterdam te gelde wenst te maken en/of dat deze bouwclaim voorziet in de bouw van een woontoren en twee kantoortorens
- in die overeenkomst onder B voornoemd vermeld dat Drentepark VOF -zakelijk weergegeven-, een vergoeding van 1.450.000 euro, exclusief BTW, verschuldigd is aan [medeverdachte 14] als afhandeling van een bouwclaim, omdat met bemiddeling en inspanning van [medeverdachte 14] een ontwikkelovereenkomst tot stand is gekomen tussen Schootse Poort, gevestigd te Eindhoven en het Bouwfonds Ontwikkeling B.V., gevestigd te Hoevelaken en/of [medeverdachte 14] de in haar bezit zijnde bouwclaim terzake van het project Eurocenter te Amsterdam te gelde wenst te maken,
terwijl [medeverdachte 14] (telkens) in werkelijkheid niet in het bezit was van een bouwclaim als voormeld en/of [medeverdachte 14] in werkelijkheid (telkens) geen bemiddeling en/of inspanning heeft verricht om een ontwikkelovereenkomst tot stand te laten komen tussen Schootse Poort en het Bouwfonds Ontwikkeling B.V., en/of dat die bouwclaim niet voorziet in de bouw van een woontoren en twee kantoortorens,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand april 2004 te Tilburg en/of Heemstede en/of Haarlem en/of Aerdenhout, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
A. een overeenkomst tussen [medeverdachte 14] en [vennootschap 6] gedagtekend 9 april 2004 (stroomp.v. 4.7/4.8, D-1064) en/of
B. een overeenkomst tussen de Drentepark VOF en [medeverdachte 14], gedagtekend respectievelijk op 9 april 2004 en 15 april 2004 (stroomp.v. 4.7/4.8, D-1066),
zijnde (telkens) een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers hebben/heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
-in die overeenkomst onder A voornoemd vermeld, althans doen of laten vermelden dat [vennootschap 6] -zakelijk weergegeven-, een vergoeding van 2.841.000 euro, exclusief BTW, verschuldigd is aan [medeverdachte 14] als afhandeling van een bouwclaim, omdat met bemiddeling en inspanning van [medeverdachte 14] een ontwikkelovereenkomst tot stand is gekomen tussen Schootse Poort, gevestigd te Eindhoven en het Bouwfonds Ontwikkeling B.V., gevestigd te Hoevelaken en/of [medeverdachte 14] de in haar bezit zijnde bouwclaim terzake van het project Eurocenter te Amsterdam te gelde wenst te maken en/of dat deze bouwclaim voorziet in de bouw van een woontoren en twee kantoortorens
-in die overeenkomst onder B voornoemd vermeld, althans doen of laten vermelden dat de Drentepark VOF -zakelijk weergegeven-, een vergoeding van 1.450.000 euro, exclusief BTW, verschuldigd is aan [medeverdachte 14] als afhandeling van een bouwclaim, omdat met bemiddeling en inspanning van [medeverdachte 14] een ontwikkelovereenkomst tot stand is gekomen tussen Schootse Poort, gevestigd te Eindhoven en het Bouwfonds Ontwikkeling B.V., gevestigd te Hoevelaken en/of [medeverdachte 14] de in haar bezit zijnde bouwclaim terzake van het project Eurocenter te Amsterdam te gelde wenst te maken,
terwijl [medeverdachte 14] (telkens) in werkelijkheid niet in het bezit was van een bouwclaim als voormeld en/of terwijl [medeverdachte 14] in werkelijkheid (telkens) geen bemiddeling en/of inspanning heeft verricht om een ontwikkelovereenkomst tot stand te laten komen tussen Schootse Poort en het Bouwfonds Ontwikkeling B.V., en/of dat die bouwclaim niet voorziet in de bouw van een woontoren en twee kantoortorens,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
[medeverdachte 14] op of omstreeks 21 december 2004 althans in of omstreeks de periode van 21 december 2004 tot en met 19 juni 2007 te Baarn en/of Lage Vuursche en/of Haelen en/of Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een overeenkomst tussen [medeverdachte 14] en Koblok Exploitaties BV, terzake - zakelijk weergegeven - een te betalen vergoeding van (ondermeer) EUR 1.050.000,- excl. btw, voor de bemiddeling en inspanning die Koblok Exploitaties BV heeft verricht als gevolg waarvan [medeverdachte 14] een bouwclaim heeft kunnen verzilveren betrekking hebbende op het project Eurocenter te Amsterdam (D-1060),
zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen,
immers heeft/hebben [medeverdachte 14] en/of haar mededader(s) in genoemde overeenkomst opgenomen dat - zakelijk weergegeven - [medeverdachte 14] een bouwclaim in haar bezit heeft en/of Koblok Exploitaties BV bemiddeling en/of inspanning heeft verricht voor het verzilveren van deze bouwclaim, terwijl in werkelijkheid [medeverdachte 14] geen bouwclaim in haar bezit had, althans niet een bouwclaim met een geldelijke waarde zoals is overeengekomen door en/of betaald aan [medeverdachte 14], en/of in werkelijkheid Koblok Exploitaties BV geen bemiddeling en/of inspanning heeft verricht ten behoeve van het
verzilveren van deze (gepretendeerde) bouwclaim,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte en/of zijn mededader(s), opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging hij, verdachte en/of zijn mededader(s), feitelijke leiding heeft/hebben gegeven;
Hij op of omstreeks 21 december 2004 althans in of omstreeks de periode van 21 december 2004 tot en met 19 juni 2007 te Baarn en/of Lage Vuursche en/of Haelen en/of Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een overeenkomst tussen [medeverdachte 14] en Koblok Exploitaties BV, terzake - zakelijk weergegeven - een te betalen vergoeding van (ondermeer) EUR 1.050.000,- excl. btw, voor de bemiddeling en inspanning die Koblok Exploitaties BV heeft verricht als gevolg waarvan [medeverdachte 14] een bouwclaim heeft kunnen verzilveren betrekking hebbende op het project Eurocenter te Amsterdam (D-1060),
zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) in genoemde overeenkomst opgenomen dat - zakelijk weergegeven - [medeverdachte 14] een bouwclaim in haar bezit heeft en/of Koblok Exploitaties BV bemiddeling en/of inspanning heeft verricht voor het verzilveren van deze bouwclaim, terwijl [medeverdachte 14] in werkelijkheid geen bouwclaim in haar bezit had, althans niet een bouwclaim met een geldelijke waarde zoals is overeengekomen door en/of betaald aan [medeverdachte 14], en/of in werkelijkheid Koblok
Exploitaties BV geen bemiddeling en/of inspanning heeft verricht ten behoeve van het verzilveren van deze (gepretendeerde) bouwclaim,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
[medeverdachte 14] in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 13 november 2007 te Aerdenhout en/of Haarlem en/of Tilburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 4.291.000,- (exclusief btw), in elk geval enige geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld
door dit/deze voorwerp(en)/geldbedrag(en), althans een deel of delen daarvan, te laten betalen op basis van
- een (valse of vervalste) (bouwclaim)overeenkomst tussen [medeverdachte 14] en [vennootschap 6] (D-1064) en/of een (valse of vervalste) factuur van [medeverdachte 14] aan [vennootschap 6] (ten bedrage(en) van in totaal Euro 2.841.000) (exclusief btw)) (D-0063/D-1063) en/of
- een (valse of vervalste) (bouwclaim)overeenkomst tussen [medeverdachte 14] en Drentepark VOF (D-1066) en/of drie, althans één of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [medeverdachte 14] aan Drentepark VOF (ten bedrage(en) van in totaal Euro 1.450.000) (exclusief btw)) (D-0064, D-0065 en D-0066) en/of
en/of door dit/deze voorwerp(en)/geldbedrag(en), althans een deel of delen daarvan, door te betalen op basis van
- een (valse of vervalste) factuur van Universum Vastgoed aan [medeverdachte 14] (ten bedrage(en) van in totaal Euro 136.134) (exclusief btw)) (D-2237)
en/of
- drie, althans één of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [medeverdachte 13] aan [medeverdachte 14] (ten bedrage(en) van in totaal Euro 1.850.000 (exclusief btw)) (D-1593) en/of
- twee, althans één, (valse of vervalste) factu(ur)r(en) van Koblok Exploitaties BV aan [medeverdachte 14] (ten bedrage(en) van in totaal Euro 1.740.000 (exclusief btw)) (D-0132/D-1042 en D-0129) en/of
- vijf, althans één of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [medeverdachte 15] aan [medeverdachte 14] (ten bedrage(en) van in totaal Euro 127.500 (exclusief btw)) (D-0106, D-0070. D-1049, D-1048 en D-1046)
althans dit/deze voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of heeft overgedragen,
terwijl [medeverdachte 14] en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 13 november 2007 te Aerdenhout en/of Haarlem en/of Tilburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 4.291.000,- (exclusief btw), in elk geval enige geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld
door dit/deze voorwerp(en)/geldbedrag(en), althans een deel of delen daarvan, te laten betalen op basis van
- een (valse of vervalste) (bouwclaim)overeenkomst tussen [medeverdachte 14] en [vennootschap 6] (D-1064) en/of een (valse of vervalste) factuur van [medeverdachte 14] aan [vennootschap 6] (ten bedrage(en) van in totaal Euro 2.841.000) (exclusief btw)) (D-0063/D-1063) en/of
- een (valse of vervalste) (bouwclaim)overeenkomst tussen [medeverdachte 14] en Drentepark VOF (D-1066) en/of drie, althans één of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [medeverdachte 14] aan Drentepark VOF (ten bedrage(en) van in totaal Euro 1.450.000) (exclusief btw)) (D-0064, D-0065 en D-0066) en/of
en/of door dit/deze voorwerp(en)/geldbedrag(en), althans een deel of delen daarvan, door te betalen op basis van
- een (valse of vervalste) factuur van Universum Vastgoed aan [medeverdachte 14] (ten bedrage(en) van in totaal Euro 136.134) (exclusief btw)) (D-2237)
en/of
- drie, althans één of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [medeverdachte 13] aan [medeverdachte 14] (ten bedrage(en) van in totaal Euro 1.850.000 (exclusief btw)) (D-1593) en/of
- twee, althans één, (valse of vervalste) factu(ur)r(en) van Koblok Exploitaties BV aan [medeverdachte 14] (ten bedrage(en) van in totaal Euro 1.740.000 (exclusief btw)) (D-0132/D-1042 en D-0129) en/of
- vijf, althans één of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [medeverdachte 15] aan [medeverdachte 14] (ten bedrage(en) van in totaal Euro 127.500 (exclusief btw)) (D-0106, D-0070. D-1049, D-1048 en D-1046)
althans dit/deze voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of heeft overgedragen,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf;
Kesse Escowei S.L. in of omstreeks de periode van 1 maart 2003 tot en met 31 december 2004 te Aerdenhout en/of Haarlem, in elk geval in Nederland en/of Glen Ellyn, IL (Verenigde Staten) en/of Barcelona (Spanje), tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa $1.240.120,-, in elk geval enige geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op het/de voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren en/of wie het voorhanden had/hadden (te weten o.a. hij, verdachte)
door voor te wenden dat dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren verkregen op basis van een (valse of vervalste) brief van Kesse Escowei SL aan [vennootschap 25] dan wel een (valse of vervalste) overeenkomst tussen tussen [vennootschap 25] en Kesse Escowei SL (D-3734) en/of vijf, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van Kesse Escowei SL aan [vennootschap 25] (D-3741-1 en/of D-3741-2 en/of D-3741-3 en/of D-3741-4 en/of D-3741-5),
althans dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of heeft overgedragen,
terwijl voornoemde Kesse Escowei S.L. en/of haar mededader(s) wist(en), dan wel
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte en/of zijn mededader(s), opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) hij, verdachte en/of zijn mededader(s), feitelijke leiding heeft/hebben gegeven;
Hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2003 tot en met 31 december 2004 te Aerdenhout en/of Haarlem, in elk geval in Nederland, en/of Glen Ellyn, IL (Verenigde Staten) en/of Barcelona (Spanje), tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa $1.240.120,-, in elk geval enige geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op het/de voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren en/of wie het voorhanden had/hadden (te weten o.a. hij, verdachte)
door voor te wenden dat dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren verkregen op basis van een (valse of vervalste) brief van Kesse Escowei SL aan [vennootschap 25] dan wel een (valse of vervalste) overeenkomst tussen tussen [vennootschap 25] en Kesse Escowei SL (D-3734) en/of vijf, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van Kesse Escowei SL aan [vennootschap 25] (D-3741-1 en/of D-3741-2 en/of D-3741-3 en/of D-3741-4 en/of D-3741-5),
althans dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of heeft overgedragen,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 13 november 2007 te Eindhoven en/of Hoevelaken en/of Hoofddorp en/of Heemstede en/of Weert en/of Haelen en/of Roermond en/of Tilburg en/of Aerdenhout en/of Bloemendaal en/of Rosmalen en/of 's Hertogenbosch en/of Den Haag en/of Bilthoven en/of Haarlem en/of Alphen aan den Rijn en/of Capelle aan den IJssel en/of IJsselstein en/of Waddinxveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en). althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie,
te weten een organisatieverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 14] en/of [medeverdachte 9] en/of [betrokkene 16] en/of [medeverdachte 6] en/of [betrokkene 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 8] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 7] en/of [betrokkene 6] en/of [medeverdachte 4] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of Landquest NV en/of Kanaalcentrum Utrecht BV en/of Europalaan Utrecht BV en/of Idlewild Consultants BV en/of Universum Holding BV en/of Universum Beheer BV en/of [medeverdachte 15] en/of [medeverdachte 13] en/of [medeverdachte 14] en/of AFR Vastgoed Bv (van 29 januari 2001 tot 10 april 2006 optredend onder de handelsnaam [vennootschap 2]) en/of [vennootschap 4] en/of [vennootschap 5] en/of [vennootschap 6] en/of een of meer andere(n) (rechts)perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, namelijk onder meer:
- oplichting van Stichting Philips Pensioenfonds en/of Philips Real Estate Investment Management BV en/of Schootse Poort Onroerend Goed Beheer BV en/of Bouwfonds (art 326 Sr)
- verduistering in dienstbetrekking bij Stichting Philips Pensioenfonds en/of Philips Real Estate Investment Management BV en/of Schootse Poort Onroerend Goed Beheer BV en/of Bouwfonds (art 322 Sr)
- valsheid in geschriften (art 225 Sr)
- actieve en/of passieve niet-ambtelijke omkoping (art 328ter Sr)
- witwassen (art 420bis en 420quater Sr)
bestaande die deelneming onder meer uit:
het bedenken en/of plannen en/of voorbereiden van vorenbedoelde misdrijven
en/of
het uitdenken en/of vastleggen van constructies waarop de met vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden worden verdeeld en/of aan het zicht worden onttrokken van derden
en/of
het ten behoeve van vorenbedoelde misdrijven oprichten van vennootschappen en/of aangaan van samenwerkingsverbanden en/of inrichten van de (eigendoms)verhoudingen binnen vennootschappen en/of op andere wijze betrekken van derden
en/of
het ten behoeve van vorenbedoelde misdrijven doen van giften en/of beloften aan andere deelnemers van die organisatie en/of aan anderen in ruil voor medewerking
en/of
het verzwijgen tegenover de werkgever (Bouwfonds en/of Stichting Philips Pensioenfonds en/of Philips Real Estate Investment Management BV en/of Schootse Poort Onroerend Goed Beheer BV) van (deze) giften en/of beloften
en/of
het aanwenden en/of gebruik maken van de positie en/of specifieke kennis en/of vaardigheden van (een) andere deelnemer(s) van de organisatie en/of van anderen
en/of
het voor rekening van en/of op naam van de werkgever (doen of laten) aangaan van valse of vervalste en/of onzakelijke overeenkomsten
en/of
het ten behoeve van het aangaan van valse of vervalste overeenkomsten overleggen van valse of vervalste KBA's en/of notities en/of andere stukken
en/of
het (doen of laten) verrichten van (frauduleuze) betalingen aan de contractpartijen ter uitvoering van valse of vervalste overeenkomsten
en/of
het (doen of laten) verstrekken van geheime of vertrouwelijke informatie aan andere deelnemers van de organisatie en/of aan anderen
en/of
het (doen of laten) opnemen van valse of vervalste overeenkomsten en/of facturen en/of brieven in bedrijfsadministraties (van de werkgever)
en/of
het (doen of laten) opmaken en/of samenstellen van valse of vervalste facturen en/of overeenkomsten en/of brieven ten behoeve van de verdere doorgeleiding van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen (frauduleuze) gelden
en/of
het doen of laten beheren van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden door andere deelnemers van de organisatie en/of het beheren van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden voor andere deelnemers van de organisatie
en/of
het (doen of laten) beheren van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden middels buitenlandse vennootschappen en/of buitenlandse bankrekeningen
en/of
het beleggen of bijwonen van bijeenkomsten en/of vergaderingen met de andere deelnemers van de organisatie, zulks ten behoeve van besluitvorming over vorenbedoelde misdrijven
en/of
het werven en/of selecteren en/of opleiden en/of coachen van nieuwe leden en/of huidige leden van de organisatie
en/of
het feitelijk leiding geven aan vorenbedoelde misdrijven;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, behoudens voor wat betreft de onder 4.1 te bespreken onderdelen, en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
4. Bewijs
Bij de bespreking van de vraag of hetgeen verdachte is ten laste gelegd, bewezen kan worden geacht, besteedt de rechtbank in de eerste plaats aandacht aan de vorderingen dan wel verweren die zijn gericht op vrijspraak en die naar het oordeel van de rechtbank tot die bepleite conclusie leiden en behandelt zij eventuele substantiële op het bewijs of de bruikbaarheid daarvan gerichte verweren. Daarna zal in de vorm van een lopend betoog worden aangegeven wat de rechtbank bewezen acht van de feiten of onderdelen daarvan waarvan zij niet tot vrijspraak concludeert. In het kader van dat betoog wordt aandacht besteed aan van de zijde van het openbaar ministerie of van de verdediging ingenomen standpunten. Voor verwijzing naar vindplaatsen wordt gebruik gemaakt van voetnoten. Bij verwijzingen naar stukken van het strafdossier geldt dat steeds rechtstreeks wordt verwezen naar die stukken. Van het zogenaamde bewijsmiddelenoverzicht dat van de zijde van het openbaar ministerie aan de rechtbank en de (raadslieden van de) verdachten is overgelegd als bijlage bij het uitgesproken en tevens in geschrifte gepresenteerde requisitoir en dat hoofdzakelijk bestaat uit verwijzingen naar stukken van het strafdossier alsmede citaten daaruit, heeft de rechtbank daarbij geen gebruik gemaakt.
4.1 Vrijspraak
Ten aanzien van de onder feit 3 op de tenlastelegging opgenomen betalingen van € 136.134 aan Universum Vastgoed respectievelijk in totaal € 127.500 aan [medeverdachte 15], die beiden doorbetalingen zouden betreffen uit op grond van valse bouwclaimovereenkomsten verkregen gelden, en waaromtrent verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van deze bedragen, heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken aangezien de desbetreffende betalingen grotendeels in het jaar 2003 zijn verricht en ook de laatste betaling is gedaan voordat de gelden uit de bouwclaimovereenkomsten door verdachte in zijn vennootschap waren ontvangen.
De rechtbank volgt de officier van justitie in deze ook door de raadslieden van verdachte onderschreven redenering en zal verdachte vrijspreken van de desbetreffende onderdelen van de onder feit 3 op de tenlastelegging omschreven gedragingen. De enkele verklaring van verdachte dat hij deze betalingen heeft voorgeschoten maar dat die ten laste zijn gekomen van het project Eurocenter1, acht de rechtbank onvoldoende om tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde witwassen te komen.
4.2 Bespreking van een bewijsverweer: ontbreken van opzet
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat voor bewezenverklaring van het vereiste opzet op de ten laste gelegde gedragingen is vereist dat verdachte inzicht (en/of overzicht) had in de achtergronden van die feiten. Met een beroep op de gerapporteerde bevindingen van de psycholoog en de psychiater die onderzoek hebben verricht naar de geestvermogens van verdachte wordt gesteld dat geen sprake is geweest van het voor opzet vereiste weten en willen en evenmin van het voor het vaststellen van voorwaardelijk opzet vereiste dat betrokkene zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg zal intreden.
Geciteerd wordt uit de beschouwing van de psychiater waar deze concludeert dat de cognitieve functies van verdachte (met name aandacht, concentratie en geheugen), maar eveneens zijn wil en de drift om zijn wil te uiten aangetast waren door diens depressie.
In nauw verband daarmee wordt aan de rapporterende psycholoog die verdachte heeft onderzocht, als diens conclusie toegeschreven dat als gevolg van de depressieve stoornis sprake is van een fors cognitief verval en wordt de deskundige geciteerd waar die omtrent een (mogelijk) verband tussen de door hem gestelde diagnose en de ten laste gelegde feiten beschrijft dat verdachte's behoefte nog wat te blijven betekenen, het won van zijn kritische zin ten aanzien van hetgeen anderen hem lieten doen.
In reactie op het door de verdediging ingenomen standpunt heeft de officier van justitie opgemerkt dat daarin geen juiste of in ieder geval geen volledige weergave is gepresenteerd van hetgeen de psychiater en de psycholoog in hun respectievelijke rapportages als hun bevindingen en opvattingen hebben opgenomen. Daartoe heeft hij passages geciteerd op pagina 17 van het rapport van de psychiater en de pagina's 16, 17 en 18 van het rapport van de psycholoog en aangegeven daarin te lezen dat de psychiater en de psycholoog beiden van opvatting zijn dat verdachte - hoewel zij bij hem een depressieve stemming en daaruit voortvloeiende depressieve cognities respectievelijk een depressieve stoornis diagnosticeren - wel degelijk zijn wil kon bepalen. De officier van justitie heeft zijn opvatting dat verdachte juist wel wist wat hij deed onderbouwd met verwijzingen naar passages in het aantekeningenboek, dat verdachte bijhield en dat in het strafdossier is opgenomen onder documentnummer D-0892. Zo heeft hij - om daarmee aan te geven dat verdachte zelf documenten maakte en daarin een duidelijke rol had en daarover communiceerde met verdachte [medeverdachte 9] - gewezen op hetgeen is genoteerd op pagina 65 van dat boek bij de datum 6/10 (6 oktober 2003, rb) waar in ieder geval de naam [voornaam medeverdachte 1] te lezen valt alsmede 'Overeenk. Universum/aannemer', in relatie tot het onder documentnummer D-0626 in het strafdossier opgenomen faxbericht van de datum 6 oktober 2003 met daarbij gevoegd een overeenkomst met de handgeschreven tekst 'concept 6-10-2003' en met daarin als een van de contracterende partijen Universum. Dit faxbericht is afkomstig van '[voornaam verdachte]' en gericht aan '[medeverdachte 9]' en bevat onder meer de tekst: "Na overleg met [voornaam medeverdachte 1] kan ik je mededelen dat het concept tussen Universum en Bouwfonds conform jouw aantekeningen zal worden gewijzigd ...." Ook andere passages in het notitieboek duiden volgens de officier van justitie op een actieve deelneming van verdachte aan diverse activiteiten. Genoemd zijn passages op pagina 77 (Chicago. Concepten t.a.v. Zwolle en A'dam door [voornaam medeverdachte 1] van [betrokkene 34] ontvangen, krijg ze op de fax. Zelf voorstel maken van 2 contracten i/z bemiddeling bij verkoop; en: Eurocenter: Overeenkomst met CV en [betrokkene 8] nog definitief maken. Betaalstroom moet op gang komen; en: Reactie concept [medeverdachte 13]. Euro 5 ton, zie aangepaste telex), 79 (27/5 [= 27 mei 2004, rb] [voornaam medeverdachte 1] Eurocenter. Termijnen v.o.f. 1 t/m 5 totaal 6,5 mln zijn akkoord, [betrokkene 4] moet nog tekenen. [getuige 20] zal bellen wanneer facturen Universum + [medeverdachte 14] eruit kunnen. [getuige 20] gebeld i/z betaling (...) [vennootschap 6] aan [medeverdachte 14] 1/6. [medeverdachte 13] - contract samenwerking opstellen), 80 ([betrokkene 34] - contract moet 18 mnd duren 1/10 2004 4 ton, 2005 6,5 ton, 1/3 2006 2 ton. Contract [betrokkene 34] hiermee aanpassen; en: 8/6 (= 8 juni 2004, rb) [betrokkene 8] - 2 t/m 5 heeft vof ontvangen. Wachten is op 1; woensdag [getuige 20] bellen) en 88 (klankborden met Loeff ([getuige15]) en [medeverdachte 9]).
Het beeld van verdachte als actief betrokken bij allerlei activiteiten en ontmoetingen ziet de officier van justitie bevestigd in hetgeen [medeverdachte 1] ter terechtzitting van 8 juli 2011 als getuige heeft verklaard in de zaak van verdachte. Hij heeft in dat verband gewezen op het antwoord van [medeverdachte 1] op de vraag of hij ook bij [verdachte] een potje heeft gecreëerd en welk antwoord erop neerkomt dat zeker sprake is van iets vergelijkbaars en dat vanuit Eurocenter via de bouwclaim geld terecht kwam in [medeverdachte 14] waarvan op zijn verzoek betalingen werden gedaan. Ook heeft hij geciteerd uit het proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting van 8 juli 2011, waar als de woorden van [medeverdachte 1] onder meer is weergegeven: "Zoals ik het mij herinner communiceerde ik de afspraken naar hem en hadden wij overleg over het aan het papier toevertrouwen van afspraken. [verdachte] had daarbij een eigen inbreng." (pagina 11) en: "Ik blijf erbij dat [verdachte] betrokken was bij de geldstroom naar Kesse Escowei." (pagina 10).
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de door de verdediging geciteerde respectievelijk geparafraseerde bevindingen van de deskundigen - waarvan overigens valt te bezien of die wel voldoende recht doen aan hetgeen die deskundigen in hun rapportages meedelen omtrent de resultaten van hun onderzoek en waaromtrent in elk geval kan worden vastgesteld dat ze zijn gedaan zonder kennisneming van de onderzoeksgegevens aangaande de ten laste gelegde feiten - geen bijdrage leveren aan de oplossing van de vraag of bij verdachte opzet op de verweten gedragingen aanwezig was.
Geen van beide deskundigen legt immers een dergelijke relatie. De passage uit de rapportage van de psychiater waarop een beroep wordt gedaan luidt zelfs met zoveel woorden: "Als het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, dan kan worden gesteld dat betrokkenes cognitieve functies (m.n. aandacht, concentratie, geheugen), maar ook zijn wil en de drift om zijn wil te uiten, aangetast waren door zijn depressie." Aan het einde van de beschouwing waaruit dit citaat afkomstig is, luidt het: "(....), als de (lees: het, rb) ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, wordt geadviseerd om het betrokkene in enigszins verminderde mate aan te rekenen, voor zover dat de feiten betreft die te maken hebben met waarmee overzicht vereist is (sic)." Ook de psycholoog drukt zich in werkelijkheid minder absoluut uit dan in de weergave door de verdediging besloten ligt. Na vermelding van de uitslag van de zogenaamde WAIS-III test die lager uitvalt dan de psycholoog aangeeft verwacht te hebben op grond van opleiding en maatschappelijk niveau waarop verdachte heeft gefunctioneerd, schrijft hij letterlijk: "Het is dus aannemelijk dat er als gevolg van de depressieve stoornis van betrokkene een fors cognitief verval is opgetreden." In de forensisch psychologische beschouwing in de rapportage merkt de psycholoog op dat in retrospectief niet met zekerheid is vast te stellen of ten tijde van het ten laste gelegde, dat zich over meerdere jaren afspeelt, in alle opzichten sprake is geweest van een depressieve stoornis dan wel een somatoforme stoornis (burnout). Op dit oordeel lijkt van invloed te zijn de door de psycholoog tevens gemelde complicerende factor in de etiologie van het klachtenbeeld die wordt gevormd door het feit dat bij verdachte, samenhangend met zijn ervaringen tijdens detentie (eind 2007/begin 2008) een posttraumatische stress stoornis is vastgesteld die mogelijk reeds bestaande depressieve klachten heeft versterkt. De psycholoog acht aannemelijk geworden dat verdachte "als gevolg van zijn invaliderende ziekelijke stoornis van de geestvermogens ten tijde van het ten laste gelegde in mindere mate in staat is geweest aard en omvang van het ten laste gelegde in te schatten en dienovereenkomstig zijn gedrag aan- of bij te sturen". Hij acht de stoornis niet van zodanige aard dat verdachte in het geheel niet meer in staat zou zijn geweest bepaalde beslissingen te nemen of daarvan juist af te zien. Bij de beantwoording van de vraag in welke mate de stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte heeft beïnvloed geeft de psycholoog aan, dat de ziekelijke stoornis van verdachte niet slechts diens perceptie van het heden maar ook die van het verleden beïnvloedt. Zijn uiteindelijke antwoord luidt dat verdachte in enigszins verminderde mate in staat is geweest beslissingen te nemen en de aard en implicaties van zijn denken en handelen te overzien.
Van de zijde van de verdediging is nog gewaarschuwd voor het verbinden van conclusies aan de omstandigheid, dat verdachte tussen het derde en vierde contact dat hij met de psycholoog had telefonisch contact opnam met deze deskundige en daarin op geprikkelde toon meedeelde onaangenaam getroffen te zijn door het feit dat de rechtbank hem onvoldoende medewerking aan het onderzoek verweet en op vrij besliste toon aan rapporteur duidelijk maakte dat hij dit beeld door hem gecorrigeerd wilde zien. De veerkrachtige houding die rapporteur waarneemt moet, zo stelt de verdediging, worden geïnterpreteerd in het licht van de omstandigheid dat verdachte op initiatief van zijn toenmalige advocaat belde met de deskundige.
Wat van deze laatste omstandigheid ook zij, de rapportages van de beide deskundigen, zowel die van de psychiater als die van de psycholoog, bieden geen houvast voor de stelling dat bij verdachte opzet - ook in de zin van voorwaardelijk opzet - op de ten laste gelegde gedragingen heeft ontbroken. Voor zover in de daarvoor gegeven argumenten wordt aangevoerd dat verdachte zich niet bewust is geweest van het feit dat hij door zijn handelen strafbare feiten beging en dat hij zulke feiten niet heeft willen begaan, geldt dat het hiermee bedoelde boos opzet geen vereiste vormt voor de bewezenverklaring van opzet als vorm van bewustzijn.
Met een ontkenning van het zojuist bedoelde bewustzijn verdraagt zich niet de uit zijn eigen aantekeningen blijkende nauwe en bepaald niet zijdelingse betrokkenheid van verdachte bij activiteiten; die aantekeningen kunnen niet anders geïnterpreteerd worden dan dat daarin taken zijn omschreven die verdachte op zich neemt en waaraan in het licht van andere in het dossier bijeengebrachte onderzoeksgegevens een substantiële betekenis moet worden toegekend. De door de officier van justitie aangewezen en hierboven aangehaalde passages geven daarvan een beeld maar vormen slechts een selectie. Met afwezigheid van wetenschap en inzicht aan de zijde van verdachte verdraagt zich ook niet dat aan hem werd toevertrouwd tussen anderen gemaakte afspraken op papier te zetten en daarin een eigen inbreng te hebben.
4.3 Bespreking van de bepleite bewijsuitsluiting ten aanzien van feit 2
De raadslieden van verdachte hebben zich namens hem op het standpunt gesteld dat de FIOD en de Belastingdienst de beginselen van een behoorlijke procesorde hebben geschonden doordat bij [medeverdachte 14] een controle-onderzoek werd gehouden op het moment dat tevens een strafrechtelijke verdenking bestond tegen verdachte.
Onder verwijzing naar en herhaling van feitelijke gegevens en argumenten die ter terechtzitting van 10 februari 2011 werden aangevoerd om daarmee de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te bepleiten heeft verdachte's raadsvrouw - verkort en samengevat weergegeven - gesteld dat het gebruik van controlebevoegdheden onverminderd voortging toen ten aanzien van [medeverdachte 14] een verdenking was ontstaan dat valsheid in geschrift werd gepleegd en dat sprake zou kunnen zijn van witwassen. Als in april 2007 in reactie op het verzoek van [medeverdachte 14] om teruggaaf van betaalde BTW een vragenbrief wordt gestuurd waarop [medeverdachte 14] reageert met verstrekking van stukken aan de Belastingdienst, die allemaal betrekking hebben op het ten laste gelegde feit 2, is duidelijk dat het controle-onderzoek en het strafrechtelijk onderzoek door elkaar lopen. Dat blijkt temeer, zo stelt de raadsvrouw, doordat [getuige21] (Belastingdienst) gegevens over de aangifte omzetbelasting doorstuurt aan de FIOD en ook de op de vragenbrief ontvangen stukken naar de FIOD laat faxen en twaalf dagen later diezelfde stukken onder de aandacht brengt van de contactambtenaar en deze in overweging geeft ze aan de FIOD beschikbaar te stellen. Vervolgens wordt verdachte op het verkeerde been gezet doordat een beschikking tot teruggave van € 264.100 aan [medeverdachte 14] uitgaat, maar die terugbetaling wordt geblokkeerd met het kennelijke doel dat de FIOD gebruik maakt van de daardoor ontstane onduidelijkheid door de telefoons van verdachte en andere betrokkenen af te luisteren, welke afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken vervolgens bewijs opleveren tegen verdachte en andere betrokkenen, aldus nog steeds de raadsvrouw.
Van belang is nu, zo stelt de raadsvrouw, dat verdachte een actieve rol is opgedrongen in de bewijsgaring terwijl hij overduidelijk verdachte was, waaraan niet kan afdoen dat de verkregen documenten ook tijdens de doorzoeking bij verdachte zijn aangetroffen. Door vervolgens het dwangmiddel van de telefoontap in te zetten wordt in feite een mondelinge verklaring van verdachte gegenereerd en de cautieverplichting omzeild. Het ter verkrijging van die verklaring onjuist voorlichten van verdachte levert een schending op van beginselen van een behoorlijke procesorde en leidt de verdediging tot de conclusie dat de uitwerking van het desbetreffende afgeluisterde telefoongesprek moet worden uitgesloten van het bewijs.
In haar beslissing van 28 februari 2011, opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van die dag, is de rechtbank uitvoerig ingegaan op de problematiek van samenloop van de uitoefening van controlebevoegdheden en die van bevoegdheden die zijn gegeven ter opsporing van strafbare feiten. Die beschouwingen stonden in het teken van de door de verdediging in de diverse zaken opgeworpen vraag of aan het openbaar ministerie het gebruik van als fiscale controlebevoegdheden "vermomde" opsporingshandelingen kan worden tegengeworpen. De rechtbank heeft toen als haar oordeel uitgesproken dat daarvoor nodig zou zijn dat aannemelijk was geworden dat het openbaar ministerie in casu de grenzen die aan de opsporing zijn gesteld heeft willen omzeilen door doelbewust gebruik te maken van de controlebevoegdheden van de ambtenaren van de Belastingdienst ten behoeve van opsporingsdoeleinden. Krachtens vaste jurisprudentie, zo voegde zij daaraan toe, wordt het openbaar ministerie slechts verantwoordelijk gehouden voor vormverzuimen indien met opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde.
De rechtbank ziet niet hoe in de aangevoerde omstandigheden van het geval van een dergelijk vormverzuim sprake kan zijn, alleen al niet omdat een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek wat in acht te nemen waarborgen betreft niet gelijk gesteld kan worden met een van verdachte afgenomen mondelinge verklaring. Anders dan voorafgaand aan het stellen van vragen aan een verdachte omtrent diens mogelijke betrokkenheid bij een strafbaar feit behoeft hier niet een cautie gegeven te worden.
De door het afluisteren verkregen gegevens zijn derhalve bruikbaar voor het bewijs.
4.4 Redengevende feiten en omstandigheden2
Feit 1 primair (valsheid in geschrift)
Als feitelijk leidinggever aangaande de gedragingen van de op naam van zijn echtgenote staande vennootschap [medeverdachte 14]3 is verdachte in het voorjaar van 2004 intensief betrokken geweest bij de totstandkoming van een tweetal overeenkomsten die van de zijde van [vennootschap 6] respectievelijk Drentepark vof de verplichting inhouden aan [medeverdachte 14] een bedrag van € 2.841.000 exclusief BTW4 respectievelijk een van € 1.450.000 exclusief BTW5 te vergoeden. Blijkens bedoelde overeenkomsten gaat het in beide gevallen om het te gelde maken van een bouwclaim ter zake van het project Eurocenter welke voorziet in de bouw van een woontoren en twee kantoortorens. Voor de omtrent bedoeld project tussen Schootsepoort en Bouwfonds gesloten ontwikkelingsovereenkomst is gebruik gemaakt van de bemiddeling en inspanning van [medeverdachte 14], zo wordt aan beide overeenkomsten ten grondslag gelegd. Beide overeenkomsten zijn voor [medeverdachte 14] op 9 april 2004 getekend te Haarlem en voor [vennootschap 6] en Drentepark vof te Tilburg op 9 april 2004 respectievelijk 15 april 2004. Verdachte is, zo verklaart hij, op 9 april 2004 bij [vennootschap 6] geweest om de door zijn echtgenote reeds ondertekende overeenkomsten te laten ondertekenen.6
De verklaring van verdachte dat de beweerde bouwclaim van [medeverdachte 14] een hem toekomende vergoeding betrof voor het feit dat hij in 1998 met het initiatief is gekomen tot ontwikkeling van de Amsterdamse Zuidas7 en dat door [medeverdachte 14] weliswaar niet met betrekking tot de ontwikkelovereenkomst maar wel in 1998 en 1999 daadwerkelijk inspanningen zijn verricht8 vindt geen steun in andere in het dossier opgenomen onderzoeksgegevens. In elk geval biedt daaraan geen steun de verklaring van [getuige 28], die verklaart door verdachte één keer benaderd te zijn voor een vastgoedproject op de Zuidas of daar in de buurt, waarvan hij later begrepen heeft dat dat om Symphony moet zijn gegaan.9
Afgezien van het feit dat [medeverdachte 14] pas is opgericht op 17 februari 200010 en dat ook verdachte zelf zegt dat [medeverdachte 14] voor zover hij weet geen inspanning heeft geleverd met betrekking tot de totstandkoming van een ontwikkelovereenkomst tussen Bouwfonds en Schootse Poort11 wordt het bestaan van een reële bouwclaim weersproken door [medeverdachte 1], die als getuige in de zaak van verdachte de betaling van de bouwclaim aan [medeverdachte 14] heeft geplaatst in een vergelijking met het door hem gehanteerde systeem van het creëren van zogenaamde potjes om daaruit zogenoemde "moeilijke betalingen" te doen en die heeft aangegeven dat in zekere zin vanuit Eurocenter via de bouwclaim geld terecht kwam in [medeverdachte 14] waaruit op zijn verzoek betalingen werden gedaan.12 Ook de partij die de betalingen moest verrichten, [vennootschap 6], spreekt bij monde van [getuige 20] van het slechte gevoel dat men had vanwege de ontstane indruk dat Bouwfonds niets van de - ook niet onderbouwde - bouwclaims afwist en dat hij zich afvroeg waarom Bouwfonds niet rechtstreeks zaken deed met degenen die over de claims beschikten.13 Toen hij [betrokkene 4] een fax stuurde met de boodschap dat [betrokkene 8] wellicht zou afhaken in verband met het doorbetalen van de bouwclaims omdat men de goede naam niet te grabbel wilde gooien en men overwoog de kwestie voor te leggen aan de Raad van Commissarissen, zo verklaart [getuige 20] ook, ging [betrokkene 4] helemaal over de zeik.14 Ook verdachte zelf wist wel dat hij niet bezig was met het verzilveren van een echte bouwclaim. Op de computer van [medeverdachte 14] zijn bestanden aangetroffen waaruit dat blijkt: het gaat om drie op 22 september 2003 gedateerde brieven. Daarin wordt respectievelijk gesproken over een bemiddelingsfee van € 1.950.000 indien [medeverdachte 14] er in zou slagen de bouwopdracht voor het project Eurocenter te verwerven voor [betrokkene 8]15, over een bemiddelingsfee voor [medeverdachte 14] van € 2.845.00016 in de brief waarvan ook een exemplaar in beslag is genomen bij [vennootschap 6] met daarop een faxregel met als datum 25 FEB 2004 23:38 en - in de brief aan Drentepark VOF17 - over een aanbrengfee van € 1.450.000 als de bouwopdracht naar Drentepark zou gaan, een bedrijf dat in september 2003 nog in het geheel niet was opgericht. Ook verdachte's verklaring dat uit de ontvangen bedragen de doorbetalingen aan [medeverdachte 13], [medeverdachte 15] en Koblok/Universum zijn voldaan18 kan niet anders begrepen worden dan dat verdachte zich gerealiseerd moet hebben dat hij niet met een reële bouwclaim van [medeverdachte 14] te maken had.
Ook de verklaring van verdachte, dat hij nauwelijks bemoeienis heeft gehad met het opmaken van de desbetreffende overeenkomsten omdat hij niet in staat was die contracten tekstueel in elkaar te zetten en daartoe niet de geestelijke vermogens heeft19 wordt niet ondersteund door de verklaringen van andere betrokkenen. [medeverdachte 1] verklaart dat het in zijn herinnering zo is, dat verdachte in samenwerking met [medeverdachte 9] alle afspraken die hij inzake Eurocenter met [betrokkene 1] had gemaakt, op papier zou zetten. Waar [medeverdachte 9] de afspraken voor [betrokkene 1] vastlegde, zo verklaart [medeverdachte 1], en - in 2003 - ook duidelijk werd dat [verdachte] en [medeverdachte 9] elkaar kenden was dat een extra reden zijn afspraken door verdachte te laten vastleggen, als zijn vertegenwoordiger. Gevraagd of [verdachte] het stuk opgenomen in het dossier onder documentnummer D-1066 op zijn verzoek heeft gemaakt, antwoordt [medeverdachte 1] bevestigend. Op dezelfde vraag met betrekking tot het stuk met documentnummer D-1064 geeft [medeverdachte 1] aan niet te weten of [medeverdachte 9] dan wel verdachte dit stuk heeft gemaakt, maar geeft hij in zijn algemeenheid aan dat hij afspraken maakte met [betrokkene 1] en die vervolgens uiteenzette aan [verdachte] en dat aan zijn zicht onttrokken was wat er dan precies gebeurde, maar dat er op enig moment een concept was dat zij samen bekeken. Met betrekking tot de passage achter het eerste gedachtestreepje van de overeenkomst met documentnummer D-1066, waarin gewag wordt gemaakt van de bemiddeling en inspanning van [medeverdachte 14] geeft [medeverdachte 1] aan, dat die werkzaamheden aan hem, [medeverdachte 1], moeten worden toegerekend.20 In de agenda van verdachte21 staan op de data 22 en 29 maart 2004 alsmede op 2 april 2004 afspraken genoteerd met [medeverdachte 1], terwijl in het notitieboek van verdachte22 de in diezelfde periode te plaatsen aantekening voorkomt: "Eurocenter: Overeenkomst met CV en [betrokkene 8] nog definitief maken--> betaalstroom moet op gang gaan komen". [medeverdachte 9] heeft aangegeven, dat hij in de twee overeenkomsten wel een bepaalde stijl van hem herkent en dat het zo zou kunnen zijn, dat verdachte hem heeft gevraagd te helpen bij het opstellen van de tekst.23 Actieve betrokkenheid van verdachte bij de gehele operatie blijkt ook uit het feit, dat verdachte enkele malen heeft gebeld met [vennootschap 6] omdat [betrokkene 8] niet snel genoeg betaalde. Dat was op een moment dat [vennootschap 6] zelf het geld nog niet ontvangen had van Bouwfonds, zo verklaart [getuige 20].24
Op grond van de overeenkomst tussen [vennootschap 6] en [medeverdachte 14] wordt een op 15 mei 2004 gedateerde declaratie van [medeverdachte 14] gericht aan [vennootschap 6] waarmee een bedrag van in totaal € 3.380.790 (€ 2.841.000 vermeerderd met 19% BTW) in rekening wordt gebracht.25 Dit bedrag wordt - afkomstig van [vennootschap 6] - begin juni 2004 bijgeschreven op de rekening van [medeverdachte 14].26 Gedateerd 1 juli 2004 wordt door [medeverdachte 14] een bedrag van
€ 816.340 gedeclareerd bij Drentepark vof27 welk bedrag - afkomstig van Drentepark vof - omstreeks 21 juli 2004 wordt bijgeschreven op de rekening van [medeverdachte 14].28 Met twee declaraties van elk € 454.580, gedateerd 15 oktober 2004 respectievelijk 15 december 200429 brengt [medeverdachte 14] de andere twee termijnen in rekening bij Drentepark BV. Deze declaraties worden voldaan omstreeks 17 november 2004 respectievelijk omstreeks 20 januari 2005 op de rekening van [medeverdachte 14].30 Het totale aan Drentepark vof overgemaakte bedrag is daarmee € 1.725.500 (= € 1.450.000 + 19% BTW). De uit hoofde van de bouwclaim in rekening gebrachte bedragen van € 2.841.000 en € 1.450.000 komen ook voor op een bij verdachte aangetroffen "Opzetje Project Eurocenter"31, waarvan verdachte erkent dat het een stuk van zijn hand is.32 De zojuist besproken facturen heeft verdachte volgens zijn eigen verklaring opgemaakt op zijn bedrijfsadres te Haarlem dan wel thuis (Aerdenhout).33
Feit 2 primair (valsheid in geschrift)
In zijn hierboven al genoemde hoedanigheid van feitelijk leidinggever aangaande de gedragingen van de op naam van zijn echtgenote staande vennootschap [medeverdachte 14]34 is verdachte tevens betrokken bij de totstandkoming van een overeenkomst tussen Koblok Exploitaties BV en [medeverdachte 14] waarin aan Koblok als vergoeding voor haar bemiddeling en inspanning die er toe heeft geleid dat [medeverdachte 14] een op het project Eurocenter betrekking hebbende bouwclaim heeft kunnen verzilveren, onder meer een bedrag van € 1.050.000 wordt toegezegd.35 Deze overeenkomst is gedateerd 21 december 2004, maar deze datum valt niet in overeenstemming te brengen met andere onderzoeksgegevens. Het in de overeenkomst als verschuldigd opgenomen bedrag van
€ 1.050.000 is bij een controleonderzoek bij [medeverdachte 14] in april 2006 aangetroffen in een bijlage waarin de op 31 december 2004 nog openstaande verplichtingen zijn genoemd.36 Deze verplichtingen zijn in de jaarrekening 2004 als nog te betalen advieskosten opgenomen onder de post "overige schulden en overlopende passiva".37 Het bedrag van € 1.050.000 is in zojuist genoemde bijlage evenwel niet opgenomen als schuld aan Koblok, maar als een nog aan Universum Holding BV te betalen bedrag. Daar komt bij, dat in het notitieboek van verdachte bij de datum 21/2 (= 21 februari 2006, rb) onder meer de aantekening voorkomt: "Opzetje maken Eurocenter voor [voornaam medeverdachte 9] Universum Beheer 1.050.000 nog even niet liquideren".38 Voorts is bij [medeverdachte 14] een handgeschreven concept aangetroffen van de overeenkomst tussen Koblok Exploitaties BV en [medeverdachte 14], voor de laatste pagina waarvan gebruik is gemaakt van papier waarop de - geprinte - datum 29-6-2006 voorkomt.39 Anders dan de raadsvrouw van verdachte ziet de rechtbank in de gebruikmaking van papier met daarop de zojuist vermelde datum een bevestiging van haar oordeel dat de overeenkomst in ieder geval niet eerder dan op die datum tot stand zal zijn gekomen. Op gebruikt papier zal immers in het algemeen niet louter - dat wil zeggen: zonder omringende tekst - een in de toekomst gelegen datum zijn geprint. In het bij verdachte aangetroffen overzicht "Opzetje Project Eurocenter" tenslotte, is genoteerd dat per ultimo 2005 nog betaald dient te worden een bedrag van € 1.050.000 aan Universum H. alsmede een bedrag van € 315.000 aan Koblok. Bij beide bedragen staat tevens de opmerking "1e kw 07" alsook "nog contract te maken dat geld pas betaald wordt bij oplevering project + 1e kw 2007".40 Deze onderzoeksgegevens leiden de rechtbank tot de conclusie, dat de overeenkomst tussen Koblok Exploitaties BV en [medeverdachte 14] niet is opgemaakt en getekend op 21 december 2004 maar op een later tijdstip, niet eerder dan medio 2006. Aan die conclusie draagt tevens bij hetgeen is vastgesteld omtrent de betalingen aan Koblok en de daarop volgende discussie omtrent de teruggave van betaalde BTW en de blokkering daarvan: in een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek op 29 november 2006 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] stelt laatstgenoemde aan de orde dat het steeds belangrijker is dat er geen aanwijsbare verbinding zit tussen cashflows van A naar B maar dat hij daarvoor eigenlijk niet bij [medeverdachte 1], maar bij [voornaam medeverdachte 9] moet zijn.41 Vervolgens vraagt [medeverdachte 2], economisch eigenaar van 99% van de aandelen in Universum Holding BV42, bevestiging aan [medeverdachte 1] dat er nog een betaling in maart komt die naar Koblok zal gaan. Op 15 maart 2007 factureert Koblok Exploitaties BV aan [medeverdachte 14] een bedrag van € 1.390.000, vermeerderd met omzetbelasting ten bedrage van € 264.100.43 Deze facturering betreft de drie bedragen tot de betaling waarvan [medeverdachte 14] zich heeft verplicht bij de hier aan de orde zijnde overeenkomst en waarvan de vergoeding ten bedrage van € 1.050.000 het grootste deel uitmaakt. In het verdere verloop van de maand maart 2007 betaalt [medeverdachte 14] op de bedoelde factuur in totaal € 1.535.000 waarna [medeverdachte 14] in het kader van haar aangifte omzetbelasting teruggave daarvan verzoekt. Desverzocht stuurt verdachte onder meer een fotokopie van het contract tussen Koblok Exploitaties BV en [medeverdachte 14] naar de Belastingdienst. Naar aanleiding van de blokkering van de terugbetaling van de BTW waaromtrent vervolgens was beschikt, vinden veel gesprekken plaats waarbij behalve verdachte en [medeverdachte 9] ook [medeverdachte 1] betrokken is. Deze gesprekken zijn opgenomen en de uitwerkingen daarvan bevinden zich in het dossier. In een gesprek op 13 juni 2007 reageert [medeverdachte 1] op de weergave van de gebeurtenissen door [medeverdachte 9] met de mededeling dat hij verdachte wel zal betalen als die het bedrag anders zou kwijtraken.44 De gesprekken tussen [medeverdachte 9] en verdachte draaien om de oplossing van het probleem dat geen overeenkomst voorhanden is waaruit een per 21 december 2004 ontstane verplichting van [medeverdachte 14] jegens Koblok Exploitaties BV kan voortvloeien.45 In een telefoongesprek op 19 juni 2007 geeft [medeverdachte 9] - nadat verdachte hem heeft verteld dat hij alle bestanden heeft geschoond - in overweging dat het wissen wellicht niet genoeg is en dat ze het even over de harde schijf moeten hebben.46 Uit het onderzoek blijkt tenslotte, dat Universum Beheer BV - een vennootschap waarvan [medeverdachte 2] grotendeels economisch eigenaar is47 - reeds op 16 maart 2007 een bedrag van € 1.000.000 in rekening heeft gebracht bij Koblok.48 Een betaling op deze factuur kon echter niet worden vastgesteld, terwijl de op dezelfde dag door [medeverdachte 9] Beheer BV aan Koblok verzonden factuur van € 50.000 op 13 april 2007 is voldaan.49
De plaats waar de vergoeding aan Koblok zou zijn overeengekomen en getekend, volgens de overeenkomst: Lage Vuursche, kan op grond van de beschikbare onderzoeksgegevens niet exact worden vastgesteld. [getuige 23], werkzaam voor verdachte op het kantoor aan het Kenaupark in Haarlem, heeft verklaard de door haar aan de lay-out herkende overeenkomst tussen [medeverdachte 14] en Koblok Exploitaties BV te hebben uitgetypt.50 De echtgenote van verdachte, bestuurder van [medeverdachte 14] en woonachtig te Aerdenhout, herkent haar handtekening onder de haar getoonde overeenkomst.51 [medeverdachte 9], ondertekenaar namens Koblok en woonachtig in Haelen, verklaart dat het mogelijk is dat hij verdachte heeft geholpen met het opstellen van de overeenkomst, gezien diens gezondheid. Hij sluit niet uit dat hij zonder de achtergronden te kennen, de overeenkomst heeft opgesteld.52
Op grond van het handgeschreven concept, dat in het dossier is opgenomen onder documentnummer D-1078 en dat door verdachte wordt toegeschreven aan [medeverdachte 9]53, gaat de rechtbank ervan uit dat deze tekst is geschreven door [medeverdachte 9] en in de uiteindelijke vorm is gegoten in opdracht van verdachte. Een dergelijke taakverdeling sluit aan bij de hierboven al aangehaalde verklaring van [medeverdachte 1], welke erop neerkomt, dat het in zijn herinnering zo is, dat verdachte in samenwerking met [medeverdachte 9] alle afspraken die hij inzake Eurocenter met [betrokkene 1] had gemaakt, op papier zou zetten. Afspraken met [betrokkene 1] zette hij uiteen aan verdachte, en hoewel aan zijn zicht was onttrokken wat er dan precies gebeurde was er op enig moment een concept dat zij samen bekeken.54
De verklaring van [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting dient eveneens tot bewijs van de valsheid van de overeenkomst voor zover het betreft de beweerde bouwclaim en de ter verzilvering daarvan door Koblok Exploitaties BV geleverde bemiddeling en inspanning. In die hoedanigheid ondervraagd in de zaak tegen verdachte verklaart hij, dat op zijn verzoek door [medeverdachte 14] betalingen werden gedaan uit het geld dat bij die vennootschap was terechtgekomen via de bouwclaim.55
Dat van een bemiddeling of andere inspanning van Koblok sprake zou zijn geweest wordt overigens ook niet beweerd door de gezamenlijke aandeelhouders van de BV, [medeverdachte 9] en verdachte.56 [medeverdachte 9] geeft aan dat het bedrag van één miljoen naar Universum zou moeten.57 Verdachte verklaart, dat Koblok het geld weer diende door te betalen aan Universum.58 Een dergelijke gang van zaken verdraagt zich niet met aanspraken van Koblok zelf. De rechtbank kan de verdediging dan ook niet volgen in haar standpunt dat verdachte ervan mocht uitgaan dat Koblok recht had op de overeengekomen vergoeding.
Feit 3 primair (witwassen)
De betalingen die verdachte als opdrachtgever en feitelijk leidinggever met betrekking tot de gedragingen van [medeverdachte 14] ontving uit hoofde van de valse bouwclaimovereenkomsten met [vennootschap 6] en Drentepark vof en welke betalingen zijn beschreven onder feit 1 hierboven, betaalde hij voor een belangrijk deel door. Zo werd in drie gedeelten een bedrag van in totaal € 1.850.000 overgemaakt op de rekening van [medeverdachte 13], welke vergoeding blijkens de ter zake gesloten overeenkomst onder meer betrekking had op door [medeverdachte 13] verrichte inspanningen ter verkrijging van bedoelde bouwclaim.59 Waar in werkelijkheid van een reële bouwclaim geen sprake was, is niet aannemelijk dat sprake is geweest van inspanningen van de zijde van [medeverdachte 13]. Het ontbreken van inspanningen wordt met zoveel woorden uitgesproken door [medeverdachte 6], bestuurder van [medeverdachte 13], die zegt dat [medeverdachte 13] niets heeft gedaan met betrekking tot de totstandkoming van een bouwclaim die [medeverdachte 14] zou hebben.60 Hij verklaart, dat verdachte aangaf welk bedrag hij aan [medeverdachte 14] mocht factureren en wat er op de factuur moest komen te staan.61 Als verdachte wordt geconfronteerd met de digitaal opgeslagen gegevens met betrekking tot deze overeenkomst die als aanmaakdatum 9 maart 2006 vermelden en wordt gevraagd of de data waarop het contract zou zijn getekend (20 april 2004 en 23 april 2004) juist zijn, antwoordt hij: "Die zijn onjuist". De datum waarop de overeenkomst is gemaakt situeert hij omstreeks die aanmaakdatum.62 Gebaseerd op deze toen nog bestaande overeenkomst is een drietal facturen verzonden, waarin wordt verwezen naar de "afspraak inzake het project Eurocenter te Amsterdam". De eerste factuur die [medeverdachte 13] verzendt aan [medeverdachte 14] is van 1 juni 2004 en bedraagt € 1.350.000.63 In de daarop volgende week worden door [medeverdachte 14] drie betalingen verricht aan [medeverdachte 13] tot een totaal van € 1.606.500 (= € 1.350.000 vermeerderd met 19% BTW).64 De tweede factuur65 is van 1 juli 2004 en bedraagt € 250.000. Het bedrag wordt op 8 juli 2004 bijgeschreven op de rekening van [medeverdachte 13].66 De derde factuur67 is van 1 oktober 2004, bedraagt ook weer € 250.000 en wordt ook weer een week later bijgeschreven op rekening van [medeverdachte 13].68 Deze gefactureerde bedragen komen ook voor in het notitieboek van verdachte waar bij de datum 27/5 (= 27 mei 2004, rb) staat genoteerd: "[medeverdachte 13] - contract samenwerking opstellen - betalingen 1.350 1/6 1/7 250 1/10 250".69 In de agenda van verdachte staat op de datum 27 mei 2004 een afspraak met [voornaam medeverdachte 1] genoteerd.70 Gelet op de eerder aangehaalde verklaring van [medeverdachte 1] omtrent zijn samenwerking met verdachte alsmede de vaststelling dat verdachte in de hier beschreven periode een aantal malen afspraken met [medeverdachte 1] in zijn agenda noteerde gaat de rechtbank ervan uit dat de afspraak op 27 mei 2004 medeverdachte [medeverdachte 1] gold. Over de overeenkomst tussen [medeverdachte 14] en [medeverdachte 13] verklaart verdachte dat hij in opdracht van [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 6] een kladconcept heeft gemaakt dat door [medeverdachte 6] is omgewerkt tot de overeenkomst.71 [medeverdachte 6] evenwel verklaart dat de overeenkomst is opgesteld door [verdachte].72
Uit het uit hoofde van de zogenaamde bouwclaimovereenkomsten ontvangen bedrag van € 4.291.000 betaalt [medeverdachte 14] ook bedragen door aan Koblok Exploitaties BV. Met een factuur, genummerd 07001 en gedateerd 15 maart 2007, brengt Koblok in totaal € 1.390.000 in rekening aan [medeverdachte 14].73 Deze facturering heeft betrekking op de overeenkomst van 21 december 2004, omtrent welke hierboven onder feit 2 is uiteengezet dat en waarom deze als valselijk opgemaakt moet worden aangemerkt. Behalve die tot betaling van het daar genoemde bedrag van € 1.050.000 betrof de overeenkomst nog twee verplichtingen, één tot betaling van € 315.000 en één tot betaling van een gefixeerd bedrag aan rente over zojuist genoemd bedrag ad € 25.000.74 Inclusief omzetbelasting ad € 264.100 wordt aldus € 1.654.100 in rekening gebracht. Middels drie overmakingen in de tweede helft van maart 2007, telkens onder verwijzing naar factuur 0701, betaalt [medeverdachte 14] in totaal € 1.535.000 aan Koblok Exploitaties BV, € 119.100 minder dan gefactureerd.75 Blijkens bij verdachte aangetroffen aantekeningen was het diens bedoeling dit restant te betalen uit de teruggave van de BTW.76 Deze werd evenwel geblokkeerd door de Belastingdienst. In één van de telefoongesprekken naar aanleiding van die blokkering zegt verdachte tegen zijn gesprekspartner [medeverdachte 9]: "ik moet jou ook een tonnetje betalen".77
Eerder al, namelijk op 3 mei 2005, factureerde Koblok BV uit hoofde van "onze overeenkomst dd 21-12-2004" een bedrag van € 350.000 aan [medeverdachte 14].78 De desbetreffende overeenkomst tussen Koblok Exploitaties BV en [medeverdachte 14] betreft een vergoeding die Koblok toekomt voor haar bemiddeling en inspanning ter zake van de totstandkoming op 23 mei 2000 van een akkoord tussen Bouwfonds Ontwikkeling BV en Universum Vastgoed BV betreffende de samenwerking met betrekking tot de herontwikkeling Boelenlaan (sic) te Amsterdam, welke vergoeding per 1 mei 2005 in rekening mag worden gebracht.79 Reeds omdat op 23 mei 2000 de kennelijk bedoelde onderneming niet opereerde onder de naam Bouwfonds Ontwikkeling BV80 moet worden geconcludeerd dat deze overeenkomst valselijk is opgemaakt. Verdachte noch [medeverdachte 9] kunnen of willen deze overeenkomst verduidelijken. Uit de hierboven beschreven rol en betrokkenheid van verdachte kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat hij zich er terdege van bewust is geweest dat de door hem ontvangen respectievelijk doorbetaalde geldbedragen afkomstig waren uit misdrijf. De valse facturen en onderliggende valse overeenkomsten bij het opmaken waarvan hij was betrokken, stonden immers in dienst van de verhulling van die illegale herkomst.
Feit 4 subsidiair (witwassen)
Aangezien de rechtbank op grond van de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende overtuigende aanknopingspunten heeft om verdachte te kunnen aanmerken als opdrachtgever of feitelijk leidinggever aangaande de gedragingen van de rechtspersoon Kesse Escowei betreft de hier volgende bespreking het medeplegen van witwassen zoals ten laste gelegde onder feit 4 subsidiair.
In het notitieboek van verdachte is bij de datum 23/12 (= 23 december 2003, rb) onder meer vermeld: "Kesse ESCOWEI S.L. Engels Euro's".81 Aan die vermelding gaan nog opmerkingen vooraf over Universum en wordt genoteerd: "Brief dd 24/12 referentie gesprek 23/12 van Bouwf aan Universum".
Het concept van een op 24 december 2003 gedateerde brief van Bouwfonds aan Universum82 is aangetroffen op de computer van [medeverdachte 14] onder de toevoeging Concept 'aanvulling' op brief BF aan Universum inzake bemiddeling fee € 2 mln. M.b.t. 'bouwclaim'. Op 2 december 2003 stuurde verdachte een faxbericht aan [medeverdachte 1] met daarin de mededeling: "Conform jouw verzoek bijgaand uitgewerkt: (.....) - concept brief Bouwfonds versus Universum aanvulling inzake bouwclaim (....) Gaarne jouw commentaar en aanvullingen."83 De zojuist bedoelde brief van 24 december 2003 is een aan [medeverdachte 9] gericht schrijven waarin wordt gerefereerd aan de bespreking van de dag daarvoor alsmede aan een bij Universum nog in bezit zijnde bouwclaim met betrekking tot Eurocenter en waarin Bouwfonds ermee instemt dat door Universum Vastgoed BV aan [medeverdachte 14] is verzocht te realiseren dat Universum Vastgoed BV aanspraken kan doen gelden op vergoedingen voor de over te dragen bouwclaim.84 Afgaande op de agenda's van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 9] zijn aan zojuist genoemde datum 23 december 2003 behalve verdachte ook [medeverdachte 1], [medeverdachte 9], [medeverdachte 2] en [betrokkene 16] verbonden.85 Op de computer van [betrokkene 16] is een document aangetroffen dat volgens de digitale documenteigenschappen is gemaakt op 22 december 2003 en dat onder het opschrift KBA Eurocenter twee naast elkaar geplaatste opstellingen bevat, getiteld "KBA" en "Realisatie".86 De bedragen in de kolom KBA verwijzen naar de Kosten Baten Analyse van 26 september 200387, in de kolom Realisatie zijn bedragen opgenomen ter betaling aan Universum alsmede ten behoeve van "Detailengineering". De post Detailengineering ad € 2.545.000 heeft betrekking op een betaling die door Bouwfonds per brief van 3 november 2003 is toegezegd aan [vennootschap 4]. Deze in genoemde brief als budget voor detailengineering aangemerkte vergoeding wordt in een factuur van [vennootschap 4] aan Bouwfonds van 8 januari 2004 in rekening gebracht als "contractering aannemer/aansprakelijkheid."88 Op diezelfde dag worden overigens door [betrokkene 5] en [betrokkene 4] nog twee bedragen in rekening gebracht bij Bouwfonds: € 1.750.000 inzake "winstrecht sloop"89 en € 1.900.000 inzake "meerkosten ontwerp en engineering"90. Per brief van 6 april 200491 bevestigt [vennootschap 4] aan [betrokkene 34] een deelopdracht voor werkzaamheden met betrekking tot het project Eurocenter tegen een vergoeding van € 1.360.000. Dit bedrag wordt nog in de maand april 2004 in drie gedeeltes betaald aan [betrokkene 34]. Op 16 september 2004 stuurt [vennootschap 4] nog een brief naar [betrokkene 34] ter zake van aanvullende werkzaamheden.92 Op 18 september 2004 factureert [betrokkene 34] een bedrag van € 400.000 met betrekking tot "Eurocenter, Amsterdam".93
De in de zojuist beschreven gang van zaken opgenomen feiten en omstandigheden vormen de grondslag voor de onder feit 4 op de tenlastelegging genoemde facturen en de brief van Kesse Escowei SL aan [vennootschap 25] waarop deze gebaseerd zijn en tonen de samenhang met de rol die verdachte in casu heeft vervuld: omtrent de brief van 17 maart 2003 waarin [getuige 29] en [vennootschap 25] overeenkomen dat laatstgenoemde € 1.000.000,- verschuldigd zal zijn aan eerstgenoemde indien zowel project Eurocenter in Amsterdam als project ABN-Amro in Zwolle verworven zullen worden94 verklaart [betrokkene 34] dat deze brief/overeenkomst werd aangekondigd door [medeverdachte 1], dat nooit is onderhandeld over genoemde projecten en evenmin gesproken over vergoedingen en dat [getuige 29] nooit werkzaamheden heeft verricht voor [vennootschap 25].95 [betrokkene 34] verklaart dat het bedrag van € 1.000.000 te maken heeft met doorbetalingen van gelden uit het project Eurocenter en denkt daarom dat de brief niet op 17 maart 2003 bij hem is terecht gekomen. Hij zegt te weten dat deze brief gekoppeld is aan de twee contracten met [vennootschap 4] van € 1.360.000 en € 400.000 en is opgemaakt op verzoek van [medeverdachte 1] om ontvangen betalingen door te betalen aan [getuige 29] zonder dat van een tegenprestatie sprake was. Hij noemt het een vals contract.96 Dat de werkelijke datering van de overeenkomst op een latere datum moet zijn gelegen kan ook worden afgeleid uit aantekeningen van verdachte geplaatst bij de datum 22/3/04 en luidend: "Chicago, concepten t.a.v. Zwolle en A'dam door [voornaam medeverdachte 1] en [betrokkene 34] ontvangen, krijg ze op de fax. Zelf voorstel maken voor 2 contracten i/z bemiddeling bij verkoop."97 De facturen die [betrokkene 34] vervolgens worden getoond herkent hij als de facturen die betrekking hebben op de zojuist bedoelde overeenkomst en die hij - vooraf aangekondigd door [medeverdachte 1] - per post ontving en die hij in opdracht van [medeverdachte 1] betaalde nadat deze eerst had geïnformeerd of hij het geld van [betrokkene 4] al ontvangen had.98 De desbetreffende aan [vennootschap 25] te Glen Ellyn gerichte facturen99, aangetroffen in de administratie van [vennootschap 25]100, verwijzen allemaal naar de overeenkomst van 17 maart 2003 en belopen in totaal het bedrag van $ 1.240.120. Dit is ook het bedrag dat van bankrekening [bankrekeningnummer] ten name van [betrokkene 34] D/B/A [vennootschap 25] is overgeschreven naar bankrekening (IBAN nummer) [IBAN nummer] gehouden bij de Caixa Catalunya te Barcelona, het nummer dat wordt genoemd op de vijf facturen van Kesse Escowei S.L.101 [betrokkene 34] heeft verklaard dat het in de jaren van Eurocenter - 2004 en 2005 - zo is dat alle facturen van PPKS, waarop staat vermeld dat betaald moet worden aan [vennootschap 25], vals zijn en door hem zijn opgemaakt in opdracht van [medeverdachte 1] en dat de ontvangsten met betrekking tot deze facturen in opdracht van [medeverdachte 1] zijn doorbetaald aan onder meer Kesse Escowei.102 De eerste vier van de hier bedoelde betalingen belopen tezamen het bedrag van $ 1.209.300, dat als tegenwaarde van € 1.000.000 is opgenomen op een handgeschreven document, aangetroffen bij [betrokkene 34] en voorzien van een faxnummer.103 Omtrent dit document verklaart [betrokkene 34] dat hij het heeft opgemaakt ten behoeve van [medeverdachte 1]. Verdachte heeft het op het stuk voorkomende faxnummer evenwel genoemd als het nummer van zijn faxaansluiting thuis in Aerdenhout.104 En ofschoon - zoals de raadsvrouw van verdachte terecht heeft opgemerkt - de vermelding van een faxnummer op een in Glen Ellyn aangetroffen stuk papier nog niet betekent dat het desbetreffende stuk daadwerkelijk aan verdachte is gefaxt, valt op dat op een ander bij [betrokkene 34] aangetroffen stuk waarop bedragen en termijnen voorkomen die zien op de hierboven genoemde betaling van € 1.360.000 door [vennootschap 4]105 ook weer het faxnummer van verdachte staat vermeld.
In het kader van de uitvoering van een rechtshulpverzoek aan Spanje heeft een doorzoeking plaatsgevonden van de woning van [getuige 29] in Barcelona en is onder meer een in de Spaanse taal geschreven opstelling aangetroffen, die - in de Nederlandse vertaling - aanvangt met de opmerking: "mijn voorstel is: ik geef 800.000 euro ik krijg terug 1.000.000 euro (is 25% meer). Zijn voorstel is: ([voornaam verdachte]) ik geef 1.041.000 euro Er wordt mij 1.250.000 euro berekend (is 20% meer)".106 Een ander stuk dat is aangetroffen in deze woning betreft een van Nederlandse postzegels voorziene geopende envelop met inhoud, geadresseerd aan [schoonzus verdachte] en op de achterzijde voorzien van een postcode en huisnummer welke verdachte heeft opgegeven als zijn postcode en huisnummer.107 In de envelop bevond zich onder andere een met de hand - door [voornaam verdachte] - ondertekende brief met als dagtekening 11 maart 2004.108 In die brief schrijft verdachte aan zijn met [getuige 29] getrouwde schoonzus onder meer, dat "Chicago loopt" en dat hij druk doende is om de routing vanuit Amerika inhoud te geven. Hij beëindigt de brief met de mededeling "[voornaam getuige 29] kan blijven sparen". Chicago komt ook voor in het aantekeningenboek van verdachte, waar achter de datum 8/6 (= 8 juni 2004, rb) staat: "Chicago - twee sporen gaan lopen".109 Op grond van onderzoek in Amerika is vastgesteld, dat [betrokkene 34] vanaf eind juni 2004 betalingen verricht aan Windmain Services110, op basis van facturen waarvan de eerste is gedateerd op 11 maart 2004.111 [betrokkene 34] verklaart over de reeks facturen van Windmain Services, dat het van onzinomschrijvingen voorziene facturen betreft waarvoor geen werkzaamheden zijn verricht en dat Jan [medeverdachte 1] de regie in handen had.112
Deze aan [medeverdachte 1] toegeschreven rol, waaromtrent [medeverdachte 1] zelf in zijn verklaring als getuige in de zaak van verdachte aangeeft dat hij er zorg voor heeft gedragen dat de betalingen vanuit onder meer [vennootschap 4] aan [betrokkene 34] geschiedden en dat hij ook bij de doorbetalingen aan Kesse Escowei en Windmain Services betrokken is geweest113, laat onverlet dat daarnaast ook verdachte een essentiële rol heeft gespeeld die hem tot medepleger van de verweten witwasgedragingen maken. In zojuist bedoelde verklaring zegt [medeverdachte 1]: "Ik blijf erbij dat [verdachte] betrokken was bij de geldstroom naar Kesse Escowei."114 Het bewijs voor die betrokkenheid vindt steun in de andere hierboven genoemde feiten en omstandigheden, waaronder de aantekeningen van verdachte. De verklaring van verdachte dat hij deze aantekeningen maakte omdat hij zo slecht zaken kon onthouden doet veronderstellen dat hij deze aantekeningen maakte tijdens besprekingen. [medeverdachte 1] evenwel verklaart dat hij pas achteraf heeft begrepen dat verdachte veel gegevens in een dagboek bijhield.115 De lezing van verdachte strookt evenmin met de verklaring van [medeverdachte 1] als getuige, dat verdachte een blijvende waardevolle bijdrage had.116 De samenwerking en het overleg en de bijdrage in de vorm van het maken van concepten en het "aanleveren" van een vennootschap waar een deel van het geld dat in eerste instantie naar [betrokkene 34] ging, heen kon, maakt dat verdachte medepleger is van het verhullen van de werkelijke aard en herkomst van geldbedragen terwijl hij wist dat die geldbedragen van misdrijf afkomstig waren.
Feit 5 (criminele organisatie)
Wil sprake kunnen zijn van een organisatie in de zin van artikel 140 Sr, dan moet daarin een gestructureerd samenwerkingsverband aanwijsbaar zijn waarin de deelnemers in een zekere duurzaamheid, met enige continuïteit samenwerken. Ofschoon het plegen van misdrijven niet de enige of voornaamste bestaansgrond hoeft te zijn en het ook niet zo is dat een deelnemer bekend moet zijn (geweest) met alle personen die deel uitmaken van de organisatie, dient men - om deelnemer te zijn - wel te behoren tot de organisatie en een aandeel te hebben in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie dan wel die gedragingen te ondersteunen. Deelneming aan de organisatie is hier de strafbaar gestelde gedraging. Deze vereist niet het meedoen aan door de organisatie beoogde misdrijven, zelfs opzet op die misdrijven is niet vereist. Wel is voor wetenschap van de deelnemer dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, opzet in onvoorwaardelijke zin vereist.
De vraag die beantwoord moet worden is of uit de verzameling van gegevens die als de resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het strafdossier alsmede uit de informatie die het onderzoek ter terechtzitting heeft opgeleverd, in voldoende mate onderbouwd kan worden afgeleid dat sprake is geweest van een samenwerkingverband van de aard en duur, dat voldaan wordt aan de hierboven voor het bestaan van een criminele organisatie gestelde voorwaarden. Dat een dergelijk samenwerkingsverband heeft bestaan wordt overigens door of namens verdachte niet betwist; het ingenomen standpunt luidt in de kern dat verdachte niet als deelnemer kan worden aangemerkt omdat hij geen weet heeft gehad van een organisatie die - onder leiding van [medeverdachte 1] - tot oogmerk had het plegen van misdrijven.
Het openbaar ministerie heeft zich in dit verband uitdrukkelijk op het standpunt gesteld, dat de organisatie hier heeft gegolden als een noodzakelijke voorwaarde: zonder een gestructureerd samenwerkingsverband had het overgrote deel van de afzonderlijk ten laste gelegde strafbare feiten, voor de voltooiing waarvan vele handlangers nodig waren, niet eens gepleegd kunnen worden.117 Dat betekent tevens dat de aan verdachten in de zaken die voortvloeien uit het zogenaamde Klimop-onderzoek ten laste gelegde deelneming aan een of - in enkele gevallen - twee criminele organisaties, bepaald niet moet worden gezien als een nodeloze toevoeging aan de tevens geformuleerde verdenkingen van betrokkenheid bij het plegen van specifieke delicten. De fraudes konden in zijn opvatting alleen worden gepleegd bij de gratie van het bestaan en de instandhouding van een crimineel samenwerkingsverband. Om die reden is aan alle in aanmerking komende verdachten deelneming aan één of twee criminele organisaties ten laste gelegd, "één die de plundering van Bouwfonds op het oog had en één die zich bezighield met de oplichting van Philips Pensioenfonds en de omkoping van zijn directeuren". De twee onderscheiden criminele organisaties - zo stelt het openbaar ministerie - maken juist het hart uit van het fraudecomplex, van de verdenkingen en van de verwijtbaarheid.
Het noodzakelijke samenwerkingsverband kreeg een gestructureerd karakter door investeringen in juist die samenwerking waardoor een eigen normen- en waardenkader ontstond. De toegezegde - vaak op termijn te incasseren - beloning voor geleverde prestaties bond de deelnemers aan de organisatie en zorgde voor een eigen dynamiek, omdat uittreding zeer nadelig zou uitpakken. Naar de opvatting van het openbaar ministerie raken de zojuist genoemde karakteristieken - de noodzaak van een gestructureerd samenwerkingsverband voor het verwezenlijken van de fraude en de eigen dynamiek van dat verband - het wezen van het fraudeproces dat de afronding vormt van het Klimop-onderzoek.
De samenwerking onder de deelnemers van de organisatie werd ingegeven door de bij hen bestaande wetenschap dat het geheel (de organisatie) groter, sterker en corrumperender is dan de som der delen, zo stelt het openbaar ministerie, daarmee rakend aan de problematiek van het zogenaamde "dubbelop-karakter" van artikel 140 Sr, waarmee wordt bedoeld dat het gevaar bestaat dat een vervolging ter zake van hetgeen is strafbaar gesteld in artikel 140 Sr niet meer zou zijn dan "een som der delen".
Het zogenaamde "dubbelop-karakter" onderkent de rechtbank inderdaad als een aspect dat aandacht verdient, maar dan toch hoofdzakelijk bij de vraag van de straftoemeting. Het bepaalde in artikel 140 Sr betreft immers de verwoording van een zelfstandig strafbaar feit. Van het begaan van dat strafbare feit kan reeds sprake zijn als (nog) geen (andere) strafbare feiten zijn gepleegd, maar wel het oogmerk daartoe bestaat alsmede collectieve deelneming in de zin van het bepaalde in artikel 140 Sr. Waar sprake is van samenloop met andere strafbare feiten, lossen problemen van overdreven samentelling van straffen zich op in de matigende werking van de zogenaamde samenloopregeling.
Door het nalopen van een aantal karakteristieken die kenmerkend kunnen worden geacht voor een criminele organisatie en toetsing van onderzoeksgegevens aan die karakteristieken vindt het openbaar ministerie een verankering voor zijn opvatting dat sprake is van een of wellicht twee criminele organisaties. Zo wordt de samenhang in het handelen van de deelnemers onderkend in de frequente coördinatie en afstemming tussen leden van de organisatie(s) en de in de onderzoeksresultaten zichtbare gevolgen daarvan in de vorm van uitvoeringshandelingen of andere vormen van betrokkenheid.118 Een plan- en projectmatige aanpak, zoals die zichtbaar wordt in de lange duur van een traject voordat het tot uitbetaling komt, is alleen mogelijk in het kader van een samenwerkingsverband waar in innige samenwerking en loyaliteit wordt geopereerd, een vorm van samenwerking die ook blijkt uit de samenhang in financiële belangen van de deelnemers nu bij een reeks verdachten potjes met crimineel geld werden gecreëerd, aldus het openbaar ministerie dat daaraan toevoegt, dat de verlangde continuïteit van de organisatie(s) door de leiding daarvan werd gezocht en gevonden in het betrekken van ondernemingen en personen bij het doorsluizen en verdelen van geld op grond van valse stukken, een en ander tegen een riante beloning.119 Door een strikte verdeling van taken, waarbij een aantal deelnemers zich met name bezig hield met het doorsluizen van geld dat als resultaat van door anderen gepleegde frauduleuze handelingen werd ontvangen, bleven de vennootschappen met een directe link naar de belangrijkste deelnemers in de luwte. De kenmerkende geslotenheid van de hier besproken samenwerkingsverbanden ziet het openbaar ministerie bevestigd in de wijze waarop [medeverdachte 1] en zijn medewerkers zich binnen Bouwfonds afschermden van de rest van Bouwfonds. De diverse activiteiten van de organisatie werden verhuld en verborgen; zo werden geldstromen verhuld met valse facturen, werd de werkelijke aard van kosten verhuld door middel van valse Kosten Baten Analyses, valse facturen en valse bouwclaims en hielden de feitelijk rechthebbenden zich verborgen achter vennootschapsconstructies of deponeerden het geld op de derdenrekening van een notaris of betaalden aan derden die het geld vervolgens weer moesten doorsluizen. Blijkens de in het dossier opgenomen uitwerkingen van vertrouwelijke gesprekken vond regelmatig overleg plaats over diverse fraudeprojecten, op grond van een bij [betrokkene 16] aangetroffen hangmap120 met inhoud kan worden geconcludeerd dat die nog regelmatig overleg voerde met zijn inmiddels vertrokken baas [medeverdachte 1], en op grond van een analyse van in het onderzoek aangetroffen agenda's121 moet worden aangenomen dat er talloze contacten waren tussen personen die nog bij Bouwfonds werkten en personen die daar allang weg waren. Ook veelzeggend voor de aard van de activiteiten waarmee de leden van de organisatie zich bezighielden is het ontbreken van een administratie waarin de opbrengsten en de verdeling daarvan werd bijgehouden. Dat die informatie er ook niet moest zijn kan opgemaakt worden uit opgenomen opmerkingen van [medeverdachte 9] en [medeverdachte 1] die erop neerkomen dat aantekeningen niet gemaakt dan wel na het gesprek weer weggegooid worden.122 Ook de uitwerking van een opgenomen telefoongesprek tussen [medeverdachte 9] en verdachte waarin gesproken wordt over het wissen van bepaalde bestanden123, in een later gesprek zelfs gevolgd door de suggestie de harde schijf te verdonkeremanen124 zijn illustratief hiervoor.
Voor bewezenverklaring van het essentiële bestanddeel dat vervuld moet zijn, wil van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr sprake zijn, het oogmerk op het plegen van misdrijven, onderscheidt het openbaar ministerie twee groepen misdrijven: oplichting en verduistering door middel van valse stukken en betalingen dan wel niet-ambtelijke omkoping enerzijds en het witwassen van het daarmee verkregen geld anderzijds. Om ontdekking van de gronddelicten te voorkomen moesten de opbrengsten geruime tijd verborgen blijven totdat zich een gelegenheid voordeed deze te verdelen. Omdat het witwassen er tevens voor zorgde dat geen directe relatie kon worden gelegd met de desbetreffende gronddelicten kan witwassen als een van de doelstellingen van de organisatie worden aangemerkt.125
Op zichzelf acht de rechtbank een georganiseerde gang van zaken als gepresenteerd door het openbaar ministerie en die wordt gekenmerkt door een modus operandi die er op neerkomt dat een geïnvesteerde prestatie veelal een beloning in de toekomst ten deel valt, heel wel denkbaar. Waar het in iedere individuele zaak om gaat is evenwel niet het antwoord op de vraag of van een op dergelijke wijze opererend samenwerkingsverband sprake is geweest, maar om het bewijs dat de individuele verdachte aan een dergelijk verband heeft deelgenomen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan één van de twee door het openbaar ministerie onderscheiden organisaties. De rechtbank zal zich daarom in het kader van de zaak tegen verdachte niet uitlaten over de vraag of het gehele feitencomplex, zoals door het openbaar ministerie gepresenteerd door middel van het omvangrijke strafdossier, aanleiding geeft het georganiseerde samenwerkingsverband te onderscheiden in twee verschillende organisaties.
Voor het antwoord op de vraag of sprake is geweest van samenwerking in een als criminele organisatie te kwalificeren verband hecht de rechtbank betekenis aan hetgeen de beweerdelijke leider van die organisatie ter terechtzitting heeft verklaard als getuige in de zaak tegen verdachte. Die verklaring in samenhang met resultaten uit het opsporingsonderzoek, die voor het grootste deel reeds aan de orde zijn geweest bij de bespreking van de afzonderlijk ten laste gelegde feiten, laten geen misverstand bestaan over de georganiseerde wijze waarop de werkelijke gang van zaken verhullende activiteiten werden verricht door personen, die - gelet op hun positie - daartoe het meest geëigend waren. De bedoelde verklaring van [medeverdachte 1] betreft in het bijzonder de vorming van potjes, het door [medeverdachte 1] bij Bouwfonds geïntroduceerde fenomeen waarmee zogenaamde moeilijke betalingen niet zichtbaar verricht konden worden door te betalen op een project via een gedelegeerd ontwikkelaar of makelaar. Ook bij [medeverdachte 14] kwam vanuit Eurocenter geld terecht via de bouwclaim. Ook dat lijkt op het vormen van een potje, verklaart [medeverdachte 1].126 Op verzoek van [medeverdachte 1] verrichtte verdachte uit dat bij [medeverdachte 14] terechtgekomen geldbedrag betalingen aan [medeverdachte 4].127 Ook bij de geldstroom naar Kesse Escowei was verdachte betrokken.128
Een dergelijke gang van zaken, voor de verwezenlijking waarvan de medewerking van meerdere personen op diverse cruciale posities noodzakelijk is, is slechts voorstelbaar bij een georganiseerd verband waarin de deelnemers zich bewust zijn van hun rol of taak in het geheel en aan het vertrouwen in de gezamenlijke onderneming de zekerheid ontlenen dat zij (uiteindelijk) aan hun trekken zullen komen. De talrijke afspraken die in kaart zijn gebracht aan de hand van de agenda's van betrokken personen129 vormen een bevestiging van het geloof in zo'n onderneming. De bewijsmiddelen die zijn gebruikt bij de beschrijving van de redengevende feiten en omstandigheden voor bewezenverklaring van naast de criminele organisaties ten laste gelegde feiten, doen tevens dienst als bewijs voor dat zojuist bedoelde bewustzijn.
Uit die zojuist bedoelde redengevende feiten en omstandigheden wordt voldoende duidelijk dat de positie van verdachte helemaal niet zo ondergeschikt was. Als getuige in de zaak van verdachte heeft [medeverdachte 1] met zoveel woorden aangegeven, dat verdachte een blijvende waardevolle bijdrage had.130. Dat hij een schakel in het geheel was die kennelijk van betekenis was, kan ook blijken uit het feit dat het concept van een brief die [betrokkene 16], op dat moment deel uitmakend van de directie van Commercieel Vastgoed van Bouwfonds, aan [medeverdachte 9] heeft gericht en handelt over de afkoop van de aanvankelijk met Universum Vastgoed BV overeengekomen winstdeling, eerst naar verdachte gaat die hem vervolgens doorfaxt naar [medeverdachte 9].131 Als verdachte niets van doen zou hebben met die brief, zou het eenvoudiger zijn geweest hem in het verzendtraject over te slaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte wel degelijk een cruciale rol in de organisatie: de vaststelling dat hij in het voorjaar van 2000 - in een periode waarin hij naar eigen zeggen niet in staat was zijn gewone werkzaamheden te vervullen132 - de vennootschap [medeverdachte 14] oprichtte133, kort voordat door [medeverdachte 9] de constructie van de Universum-vennootschappen werd vormgegeven waarin behalve hijzelf ook [betrokkene 1] en [medeverdachte 2] een positie hadden en waarbij ook [medeverdachte 1] in beeld was middels de overeenkomst van winstdeling in het project dat later Eurocenter zou gaan heten, laat geen ruimte voor een andere conclusie.
Waar door de raadslieden van verdachte wordt gesteld, dat in het dossier allerhande informatie zit die wijst op het onvermogen van verdachte om datgene te doen wat hem door de officier van justitie wordt verweten, herkent de rechtbank dat beeld niet in de stukken waarop de raadslieden zich (mede) beroepen. Zij acht een groot deel van de onderzoeksgegevens, waaronder in het bijzonder begrepen de aantekeningen van verdachte in zijn notitieboeken, zozeer naar een essentiële rol van verdachte wijzen dat het door de verdediging geschetste beeld daarmee in flagrante tegenspraak is.
Voor de rechtbank is niet duidelijk welke betekenis de verdediging toegekend wil zien aan haar stelling, dat verdachte niet notuleerde voor de organisatie. Gelet op het door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] gehanteerde credo geen aantekeningen te maken dan wel direct weg te gooien, acht de rechtbank inderdaad niet aannemelijk dat verdachte als taak had notulen bij te houden van hetgeen werd besproken. Zij legt het maken van aantekeningen zo uit, dat dit voor hem zelf van belang moet zijn geweest in de zin, dat hij de informatie en/of de opdrachten vastlegde waarmee hij aan de slag moest. Ook de verklaring van [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 8 juli 2011, dat hij niet wist dat [verdachte] aantekeningen maakte van de gesprekken die hij voerde, wijst daarop.134 Als het gaat om het belang dat al dan niet moet worden toegekend aan de aantekeningen in de notitieboeken van verdachte hecht de rechtbank zeker betekenis aan op 2 juni 2005 gemaakte notities die in verband kunnen worden gebracht met project 126. De omstandigheid, dat de weergegeven constructie anderhalve maand eerder is uitgedacht door [betrokkene 17], wordt door de raadslieden van verdachte uitgelegd als een bewijs dat verdachte niet actief meedacht over constructies. Afgezien van de vraag of dat uit de zojuist weergegeven bevindingen kan worden afgeleid, duidelijk is dat mededeling aan verdachte in een nog pril stadium van voorbereiding van deze constructie, kennelijk van belang werd geacht door [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 1]. Ook de aantekeningen van een jaar later135 waarin namen en kennelijke verdelingen zijn genoteerd die uitsluitend met het project 126 in verband te brengen zijn, had verdachte niet hoeven maken als de desbetreffende gegevens voor hem van geen enkel belang zouden zijn geweest.
Door de verdediging wordt de rol van verdachte onder meer in twijfel getrokken door [medeverdachte 9] naar voren te schuiven als degene die [betrokkene 8] wel zal bedoelen als hij het heeft over een man van in de vijftig die hij samen met zijn financiële man [getuige 20] heeft gesproken over het doorsluizen van gelden en die drammerig was en een Venloos accent had. Gelet op de verklaringen van [getuige 20] is zo'n persoonsverwisseling evenwel niet aannemelijk: in zijn op 13 november 2007 als getuige afgelegde verklaring geeft [getuige 20] aan dat verdachte als tussenpersoon fungeerde voor zowel [medeverdachte 14] Holding als voor Universum en hem enkele malen heeft gebeld omdat Bouwbedrijf [betrokkene 8] niet snel genoeg betaalde. Dat in elk geval [getuige 20] geen last heeft van persoonsverwisseling blijkt uit zijn toevoeging aan bovenstaande, dat verdachte samen met [medeverdachte 9] naar hem is toegekomen om af te spreken wat hij bij een controle tegen de Belastingdienst zou zeggen over de betalingen aan [medeverdachte 14].136 De ontmoeting waaraan [betrokkene 8] refereert kan heel goed de komst naar Tilburg van verdachte betreffen, die zich op (Goede Vrijdag) 9 april 2004 met de reeds namens [medeverdachte 14] en Universum Vastgoed BV ondertekende overeenkomsten aandiende. Die door verdachte eerder in concept opgemaakte en door [getuige 20] enigszins aangepaste overeenkomsten werden toen door [betrokkene 8] getekend.137
Ook noemt de verdediging van verdachte het niet in overeenstemming met diens feitelijke rol dat hij in het overzicht van de in het kader van het project Eurocenter in kaart gebrachte geldstromen138 in het midden van de schematische afbeelding wordt geplaatst. Naar het oordeel van de rechtbank is die plaatsing evenwel zeer plausibel, omdat het schema een weergave bevat van de betalingen die vanuit Bouwfonds zijn verricht en de bedragen die zijn betaald uit hoofde van bouwclaims en die Bouwbedrijf [betrokkene 8] en Drentepark vof grotendeels dienden door te betalen en als zodanig voor een niet onaanzienlijk deel op de rekening van [medeverdachte 14] terecht komen, tezamen bijna 8 miljoen euro bedragen en daarmee een zeer substantieel deel van de bijna 19 miljoen euro die Bouwfonds in het project Eurocenter is "kwijtgeraakt".
De voorstelling (in al. 9.38), dat de term bouwclaim zou staan voor een zeer rekbaar begrip zodat verdachte niet verweten kan worden dat hij niet in de gaten had dat hij met het effectueren van de bouwclaims en het doorbetalen aan derden voor hun werkzaamheden, ondersteuning bood aan een criminele organisatie, kan de rechtbank niet goed volgen, met name niet in het licht van verdachte's eigen verklaring dat hij een bouwclaim had die stamde uit zijn indertijd ondernomen initiatief omtrent de herontwikkeling van de De Boelelaan. Het bedrag dat [medeverdachte 14] Holding ontvangt is evenwel vele malen hoger dan de waarde van de bouwclaim volgens verdachte's eigen schatting. Ook de voorstelling van zaken, dat een gros aan advocaten en juristen naar die bouwclaims zou hebben gekeken en niemand reden zou hebben gezien aan de bel te trekken doet absoluut geen recht aan de waarschijnlijker geworden toedracht, waarin [betrokkene 8] en zijn financiële man [getuige 20] grote aarzelingen hadden en om die reden de Raad van Commissarissen en de bedrijfsadvocaat hebben geraadpleegd.
De positie van verdachte als iemand die zich niet of nauwelijks bewust was van hetgeen om hem heen gebeurde wordt ook niet tegengesproken, aldus de verdediging, door zijn opwinding in het telefoongesprek met [medeverdachte 9] op 11 juni 2007 waarin het ging om de blokkering van de BTW-teruggave. Die opwinding zou er namelijk mee te maken hebben dat verdachte ernstig in financiële problemen zou komen. Dat beweerde gevolg komt de rechtbank ongeloofwaardig voor, aangezien de ontvangsten in [medeverdachte 14] de uitgaven in aanzienlijke mate overtroffen: tegenover ontvangsten van € 4.291.000 (excl. BTW) stonden uitgaven van ongeveer € 3.750.000 (excl. BTW).
4.4 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
[medeverdachte 14] in de maand april 2004 te Tilburg en/of Heemstede en/of Haarlem en/of te Aerdenhout, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
A. een overeenkomst tussen [medeverdachte 14] en [vennootschap 6], gedagtekend op 9 april 2004 (D-1064) en
B. een overeenkomst tussen Drentepark VOF en [medeverdachte 14], gedagtekend op respectievelijk 9 april 2004 en 15 april 2004 (D-1066),
zijnde telkens een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens valselijk heeft opgemaakt, immers hebben [medeverdachte 14] en/of haar mededader(s)
- in die overeenkomst onder A voornoemd vermeld dat [vennootschap 6] - zakelijk weergegeven - een vergoeding van 2.841.000 euro, exclusief BTW, verschuldigd is aan [medeverdachte 14] als afhandeling van een bouwclaim, omdat met bemiddeling en inspanning van [medeverdachte 14] een ontwikkelovereenkomst tot stand is gekomen tussen Schootse Poort, gevestigd te Eindhoven en het Bouwfonds Ontwikkeling B.V., gevestigd te Hoevelaken en [medeverdachte 14] de in haar bezit zijnde bouwclaim terzake van het project Eurocenter te Amsterdam te gelde wenst te maken en dat deze bouwclaim voorziet in de bouw van een woontoren en twee kantoortorens
- in die overeenkomst onder B voornoemd vermeld dat Drentepark VOF - zakelijk weergegeven - een vergoeding van 1.450.000 euro, exclusief BTW, verschuldigd is aan [medeverdachte 14] als afhandeling van een bouwclaim, omdat met bemiddeling en inspanning van [medeverdachte 14] een ontwikkelovereenkomst tot stand is gekomen tussen Schootse Poort, gevestigd te Eindhoven en het Bouwfonds Ontwikkeling B.V., gevestigd te Hoevelaken en [medeverdachte 14] de in haar bezit zijnde bouwclaim terzake van het project Eurocenter te Amsterdam te gelde wenst te maken,
terwijl [medeverdachte 14] in werkelijkheid niet in het bezit was van een bouwclaim als voormeld en [medeverdachte 14] in werkelijkheid geen bemiddeling en/of inspanning heeft verricht om een ontwikkelovereenkomst tot stand te laten komen tussen Schootse Poort en het Bouwfonds Ontwikkeling B.V., en die bouwclaim niet voorziet in de bouw van een woontoren en twee kantoortorens,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen hij, verdachte, telkens feitelijk leiding heeft gegeven;
[medeverdachte 14] in de periode van 21 december 2004 tot en met 19 juni 2007 te Haelen en/of Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
een overeenkomst tussen [medeverdachte 14] en Koblok Exploitaties BV, terzake - zakelijk weergegeven - een te betalen vergoeding van onder meer EUR 1.050.000,- excl. btw, voor de bemiddeling en inspanning die Koblok Exploitaties BV heeft verricht als gevolg waarvan [medeverdachte 14] een bouwclaim heeft kunnen verzilveren betrekking hebbende op het project Eurocenter te Amsterdam (D-1060),
zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt
immers hebben [medeverdachte 14] en/of haar mededader(s) in genoemde overeenkomst opgenomen dat - zakelijk weergegeven - [medeverdachte 14] een bouwclaim in haar bezit heeft en Koblok Exploitaties BV bemiddeling en inspanning heeft verricht voor het verzilveren van deze bouwclaim, terwijl in werkelijkheid [medeverdachte 14] geen bouwclaim in haar bezit had en in werkelijkheid Koblok Exploitaties BV geen bemiddeling en inspanning heeft verricht ten behoeve van het verzilveren van deze gepretendeerde bouwclaim,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, aan welke bovenomschreven verboden gedraging hij, verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
[medeverdachte 14] in de periode van 1 januari 2003 tot en met 13 november 2007 te Aerdenhout en/of Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen van voorwerpen, te weten geldbedragen tot een totaalbedrag van Euro 4.291.000,- (exclusief btw),
de werkelijke aard heeft verhuld
door dit geldbedrag te laten betalen op basis van
- een valse bouwclaimovereenkomst tussen [medeverdachte 14] en [vennootschap 6] (D-1064) en een valse factuur van [medeverdachte 14] aan [vennootschap 6] ten bedrage van Euro 2.841.000 (exclusief btw) (D-0063) en
- een valse bouwclaimovereenkomst tussen [medeverdachte 14] en Drentepark VOF (D-1066) en drie valse facturen van [medeverdachte 14] aan Drentepark VOF ten bedrage van in totaal Euro 1.450.000 (exclusief btw) (D-0064, D-0065 en D-0066)
en door een deel van dit geldbedrag door te betalen op basis van
- drie valse facturen van [medeverdachte 13] aan [medeverdachte 14] ten bedrage van in totaal Euro 1.850.000 (exclusief btw) (D-1053, D-1052 en D-0900) en
- twee valse facturen van Koblok Exploitaties BV aan [medeverdachte 14] ten bedrage van in totaal Euro 1.740.000 (exclusief btw) (D-0132 en D-0129) en
terwijl [medeverdachte 14] en haar mededader(s) wisten, dat bovenomschreven geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
Hij in de periode van 1 maart 2003 tot en met 31 december 2004 te Aerdenhout en/of Haarlem, in elk geval in Nederland, en/of Glen Ellyn, (Verenigde Staten) en/of Barcelona (Spanje), tezamen en in vereniging met anderen, van voorwerpen, te weten geldbedragen tot een totaalbedrag van $ 1.240.120,-,
de werkelijke aard heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op de geldbedragen was/waren
door voor te wenden dat die geldbedragen waren verkregen op basis van een (valse) overeenkomst tussen tussen [vennootschap 25] en [getuige 29] (Kesse Escowei SL) (D-3734) en vijf (valse) facturen van Kesse Escowei SL aan [vennootschap 25] (D-3741-1 en D-3741-2 en D-3741-3 en D-3741-4 en D-3741-5),
terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten, dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Hij in de periode van 1 januari 1998 tot en met 13 november 2007 te Eindhoven en/of Hoevelaken en/of Hoofddorp en/of Heemstede en/of Weert en/of Haelen en/of Roermond en/of Tilburg en/of Aerdenhout en/of 's Hertogenbosch en/of Den Haag en/of Bilthoven en/of Haarlem en/of Capelle aan den IJssel en/of IJsselstein, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie,
te weten een organisatieverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 14] en/of [medeverdachte 9] en/of [betrokkene 16] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 8] en/of [betrokkene 4] en/of [medeverdachte 3] en/of [betrokkene 7] en/of Landquest NV en/of Kanaalcentrum Utrecht BV en/of Europalaan Utrecht BV en/of Idlewild Consultants BV en/of Universum Holding BV en/of Universum Beheer BV en/of [medeverdachte 13] en/of [medeverdachte 14] en/of [vennootschap 4] en/of [vennootschap 5] en/of een of meer andere (rechts)personen, welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, namelijk onder meer:
- valsheid in geschrift
- actieve en/of passieve niet-ambtelijke omkoping
- witwassen
bestaande die deelneming onder meer uit:
het bedenken en/of plannen en/of voorbereiden van vorenbedoelde misdrijven
en/of
het uitdenken en/of vastleggen van constructies waarop de met vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden worden verdeeld en/of aan het zicht worden onttrokken van derden
en/of
het ten behoeve van vorenbedoelde misdrijven oprichten van vennootschappen en/of aangaan van samenwerkingsverbanden en/of inrichten van de (eigendoms)verhoudingen binnen vennootschappen
en/of
het ten behoeve van vorenbedoelde misdrijven doen van giften en/of beloften aan andere deelnemers van die organisatie en/of aan anderen in ruil voor medewerking
en/of
het verzwijgen tegenover de werkgever (Stichting Philips Pensioenfonds en/of Philips Real Estate Investment Management BV en/of Schootse Poort Onroerend Goed Beheer BV) van giften en/of beloften
en/of
het aanwenden en/of gebruik maken van de positie en/of specifieke kennis en/of vaardigheden van andere deelnemers van de organisatie en/of van anderen
en/of
het voor rekening van en/of op naam van de werkgever (doen of laten) aangaan van valse overeenkomsten
en/of
het ten behoeve van het aangaan van valse of vervalste overeenkomsten overleggen van valse of vervalste KBA's en/of notities en/of andere stukken
en/of
het (doen of laten) verrichten van (frauduleuze) betalingen aan de contractspartijen ter uitvoering van valse overeenkomsten
en/of
het (doen of laten) verstrekken van geheime of vertrouwelijke informatie aan andere deelnemers van de organisatie
en/of
het (doen of laten) opnemen van valse overeenkomsten en/of facturen en/of brieven in bedrijfsadministraties (van de werkgever)
en/of
het (doen of laten) opmaken en/of samenstellen van valse facturen en/of overeenkomsten en/of brieven ten behoeve van de verdere doorgeleiding van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen (frauduleuze) gelden
en/of
het doen of laten beheren van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden door andere deelnemers van de organisatie en/of het beheren van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden voor andere deelnemers van de organisatie
en/of
het (doen of laten) beheren van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden middels (een) buitenlandse bankrekening(en)
en/of
het beleggen of bijwonen van bijeenkomsten en/of vergaderingen met de andere deelnemers van de organisatie, zulks ten behoeve van besluitvorming over vorenbedoelde misdrijven
en/of
het feitelijk leiding geven aan vorenbedoelde misdrijven;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: Medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Feit 2: Medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
Feit 3: Medeplegen van witwassen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Feit 4: Medeplegen van witwassen.
Feit 5: :Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en met name uit de bespreking aldaar van de omtrent verdachte uitgebrachte psychiatrische en psychologische rapportages van respectievelijk 4 en 11 februari 2011. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 15 juni 2010 waaruit blijkt dat verdachte in dat register niet eerder als verdachte is geregistreerd.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is niet ongevoelig gebleken voor de verlokkingen van gemakkelijk verdiend geld en heeft daartoe meegewerkt aan de vervaardiging van overeenkomsten en daarop gebaseerde facturen waarvan de inhoud in strijd was met de achterliggende werkelijkheid. Ook al heet het, dat hebzucht goed is, als die ten toon wordt gespreid door iemand wie het naar objectieve maatstaven aan niets ontbreekt en die voor de bevrediging daarvan zijn toevlucht zoeken tot valsheid in geschrift, is er weinig reden voor die instelling begrip op te brengen.
Met als drijfveer op een gemakkelijke wijze veel geld te verdienen heeft verdachte zich ervoor geleend geruime tijd - daarbij voornamelijk gebruik makend van een vennootschap - als tussenpersoon en doorgeefluik te functioneren ten behoeve van de ontvangst en doorbetaling van grote geldbedragen. Daarvoor was nodig dat valse overeenkomsten en daarop gebaseerde facturen werden vervaardigd. Bij de totstandkoming van die overeenkomsten is verdachte nauw betrokken geweest. Daardoor heeft hij eraan meegewerkt dat geldstromen van een juridisch kader werden voorzien met de bedoeling de werkelijke aard van die geldstromen te verhullen. Verdachte is ingezet om door anderen in dit verband gemaakte afspraken formeel vast te leggen. Binnen het schimmenspel waarin door middel van valse overeenkomsten, valse facturen, talloze vennootschappen en verzonnen werkzaamheden enorme bedragen werden onttrokken aan de grote financiële ruimte die zich in het project Eurocenter bevond tussen de stichtingskosten van het project en het bedrag waarvoor het kon worden verkocht, vervulde verdachte een faciliterende rol voor zijn mededaders. Hij bemoeide zich daarbij ook actief met de wijze waarop een en ander ingekleed diende te worden. Als schakel in een samenwerkingsverband dat door de duurzaamheid en gestructureerde vorm daarvan door de rechtbank als een criminele organisatie wordt gekwalificeerd, fungeerde verdachte als klankbord van [medeverdachte 1] en heeft hij zich aan een aantal valsheidsdelicten schuldig gemaakt. Dergelijke delicten kunnen nadeel teweeg brengen en leiden tot schending van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer gesteld moet kunnen worden in de juistheid van bepaalde geschriften. Grote geldbedragen die op basis van de valse overeenkomsten beschikbaar kwamen heeft verdachte - samen met anderen - witgewassen waardoor de werkelijke aard van de desbetreffende betalingen werd verhuld.
Van de zijde van het openbaar ministerie is in dit verband opgemerkt, dat juist geprivilegieerde mensen, mensen met macht, geld en positie, zich aan de wet moeten houden en dat de bereidheid - ondanks een uitstekende positie en een bevoorrecht leven - normen en waarden aan de laars te lappen, tot strafverzwaring dient te leiden. Bestaande mores in de vastgoedmarkt maken de strafwaardigheid van een en ander niet anders, heeft het openbaar ministerie daaraan toegevoegd, evenmin als de media-aandacht van overwegende invloed mag zijn op de strafmaat, aangezien hoge bomen nu eenmaal veel wind vangen.
Ook zonder dat uitgangspunt te verwerpen wil de rechtbank toch steeds in individuele zaken oog hebben voor alle aspecten die van belang geacht kunnen worden voor de bepaling van de strafsoort en de strafmaat. De media-aandacht die ook in de zaak van verdachte speelt, behoort daar zeker toe. De rechtbank acht aannemelijk dat de media-aandacht en de daarin reeds verwerkte oordelen een zware wissel hebben getrokken op verdachte en zijn privéleven. Zij ziet deze media-aandacht evenwel als een kennelijk onvermijdelijk en bovendien van een eigen dynamiek voorzien fenomeen dat zich bij uitstek in zaken met een zekere impact voordoet. In dit geval is de positie die verdachte in het maatschappelijk leven heeft bekleed, niet geheel onbegrijpelijk een aandachttrekkend aspect
Van de zijde van de verdediging is er daarnaast op gewezen dat bij het bepalen van de strafmaat in matigende zin rekening gehouden dient te worden met de omstandigheid dat de ruim vier jaar die de vervolging in eerste aanleg heeft geduurd, een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) inhoudt.
Vooropgesteld moet worden dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Als omstandigheden waarvan de redelijkheid van de duur van een zaak afhankelijk is hebben onder meer te gelden de ingewikkeldheid van een zaak, waartoe ook de omvang van het verrichte onderzoek en de gelijktijdige berechting van zaken tegen medeverdachten wordt gerekend, de invloed van verdachte en zijn raadsman op het procesverloop alsmede de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Ervan uitgaande dat bedoelde termijn een aanvang heeft genomen op het moment dat verdachte in verzekering is gesteld, te weten 13 november 2007, kan met de verdediging worden vastgesteld dat op het moment dat in eerste aanleg vonnis wordt gewezen, de vervolging van verdachte meer dan vier jaar in beslag heeft genomen. Anders dan de verdediging heeft betoogd, acht de rechtbank deze duur onwenselijk maar niet onredelijk lang, in aanmerking nemend de omvang van het door de FIOD-ECD verrichte onderzoek dat ook nog na 13 november 2007 heeft plaatsgevonden, de enorme omvang en de complexiteit van het Klimop-dossier, het uitgebreide onderzoek dat mede op verzoek van de verdediging in de zaak van verdachte en in de zaken van medeverdachten in het kabinet van de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden alsook de tijd die de behandeling ter terechtzitting van verdachtes zaak ter terechtzitting als gevolg van de gelijktijdige berechting van diverse in dit megaproces terechtstaande verdachten, in beslag heeft genomen. De rechtbank zal aan de hiervoor gedane vaststelling omtrent de lange duur van de vervolging dan ook geen consequenties verbinden die van invloed zijn op de strafmaat.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte inmiddels een schikking met de benadeelde partij heeft getroffen en daarmee het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft terugbetaald. Daarmee heeft verdachte er in ieder geval blijk van gegeven het laakbare van zijn gedragingen in te zien. Anders dan het openbaar ministerie ziet de rechtbank in die omstandigheid aanleiding de aan verdachte op te leggen straf enigszins te matigen.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de omtrent verdachte uitgebrachte psychologische en psychiatrische rapportages. Uit beide rapportages komt naar voren dat verdachte lijdt aan een ernstige depressie, die in geval van het ondergaan van een vrijheidsbenemende straf naar het oordeel van zowel de psycholoog als de psychiater mogelijk zal verergeren. Zonder de opmerkingen te miskennen die door de deskundigen zijn gemaakt omtrent de geschiktheid van verdachte een eventuele detentie te kunnen ondergaan, ziet de rechtbank voor een andere dan een vrijheidsbenemende straf evenwel geen ruimte. Het oordeel van de psycholoog en de psychiater meent zij te mogen aanmerken als een opname op een moment dat al weer enige tijd achter ons ligt. Een nieuwe beoordeling van het vermogen van verdachte een detentie te ondergaan zal kunnen plaatsvinden op het moment dat die kwestie daadwerkelijk aan de orde is.
Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 47, 51, 57, 140, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder 4 primair ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaar.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Verpalen, voorzitter,
mr. M. Daalmeijer en mr. M. Hoendervoogt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L. Wessels en mr. A.P. de Klerk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 januari 2012.
1 V38-27, p. 3 (midden).
2 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De genoemde bewijsmiddelen zijn in de voetnoten verkort aangegeven. Door verdachten afgelegde verklaringen zijn aangeduid met de letter "V", door getuigen afgelegde verklaringen met de letter "G", processen-verbaal van ambtshandeling met de letters "AH" en andere schriftelijke bescheiden met de letter "D".
3 V38-01, p. 3 (midden); V32-01, p. 1 (onder)/2 (boven).
4 D-1064.
5 D-1066.
6 V38-03, p. 6 (boven).
7 V38-07, p. 4 (boven).
8 V38-26, p. 10 (onder).
9 Proces-verbaal van verklaring [getuige 28] als getuige bij de rechter-commissaris dd 4 oktober 2010, p. 2 (midden).
10 AH-0081, p. 1.
11 V38-20, p. 2 (midden).
12 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 8 juli 2011: proces-verbaal trz, p. 9 (midden).
13 G41-04, p. 3 (midden).
14 G41-02, p. 6 (onder).
15 D-0755.
16 D-0757.
17 D-0710.
18 V38-11, p. 3 (onder).
19 V38-09, p. 3 (onder).
20 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 8 juli 2011: proces-verbaal trz, p. 6.
21 D-0874.
22 D-0892, p. 77.
23 V16-10, p. 3 (midden).
24 G41-01, p. 3 (boven).
25 D-1063.
26 D-0074.
27 D-1043, met boekingsstempel: D-0064.
28 D-0957.
29 D-1061, met boekingsstempel: D-0065 respectievelijk D-1062, met boekingsstempel: D-0066.
30 D-0955 respectievelijk D-0954.
31 Aangetroffen bij medeverdachte [medeverdachte 9] (D-1027) zowel als bij verdachte (D-3222).
32 V38-28, p. 8 (boven)
33 V38-04, p. 2 (midden).
34 V38-01, p. 3 (midden); V32-01, p. 1 (onder)/2 (boven).
35 D-1060.
36 D-1054.
37 D-0090.
38 D-0997, p. 00007 (boven).
39 D-1078.
40 D-3222.
41 Schriftelijke uitwerking van een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek op 29 november 2006 (gespreksnummer 260080994), p. 8 (onder)/9 (boven).
42 AH-0083, p. 3.
43 D-0129.
44 AH-0053, p. 7 (boven).
45 Schriftelijke uitwerkingen van een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek op 12 juni 2007, gespreksnummer 270056409, en van een telefoongesprek van 13 juni 2007, gespreksnummer 270055389.
46 Schriftelijke uitwerking van een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek op 19 juni 2007, gespreksnummer 270060761, p. 2.
47 AH-0084, p. 3.
48 D-1739.
49 D-3257.
50 G076-02, p. 7 (boven).
51 V32-01, p. 4 (onder).
52 V16-11, p. 5 (boven).
53 V38-28, p. 9 (midden).
54 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 8 juli 2011: proces-verbaal trz, p. 6.
55 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 8 juli 2011: proces-verbaal trz, p. 9 (midden).
56 V16-02, p. 5 (onder)/6 (boven).
57 V16-11, p. 4 (onder).
58 V38-17, p. 4 (boven).
59 D-1056.
60 V30-07, p. 3 (boven).
61 V30-06, p. 2 (boven).
62 V38-12, p. 5.
63 D-1053.
64 Zie de bankafschriften, opgenomen in het dossier onder documentnummers D-2734, D-2730 en D-2731.
65 D-1052.
66 D-2732.
67 D-0900.
68 D-2733.
69 D-0892, p. 79 (onder).
70 D-0874.
71 V38-13, p. 5 (midden).
72 V30-07, p. 2 (onder).
73 D-0129.
74 D-1060.
75 AH-0989, p. 38 (boven).
76 D-2080.
77 Schriftelijke uitwerking van een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek op 11 juni 2007, gespreksnummer 270054498, p. 2.
78 D-0132.
79 D-1016.
80 D-0173.
81 D-0892, p. 69 (midden).
82 D-0621.
83 D-1863.
84 D-0621.
85 D-0873 (agenda verdachte); D-2289 (agenda [medeverdachte 9]).
86 D-3351.
87 D-4178.
88 D-2301.
89 D-2299.
90 D-2300.
91 D-1160.
92 D-2529.
93 D-3747-1.
94 D-3734.
95 V-92-08, p. 2 (midden).
96 V-92-08, p. 2 (onder).
97 D-0892, p. 77.
98 V-92-08, p. 3 (midden).
99 D-3741-1; D-3741-2; D-3741-3; D-3741-4 en D-3741-5.
100 AH-1343, p. 33.
101 AH-1343, p. 33.
102 V92-10, p. 6 (onder).
103 D-3743, in reactie op een rechtshulpverzoek verstrekt door de Amerikaanse autoriteiten: AH-1343, p. 34.
104 V38-01, p. 2 (onder).
105 D-3709.
106 D-5482 4/7.
107 V38-01, p. 1.
108 D-5481.
109 D-0892, p. 80.
110 AH-1343, p. 27
111 AH-1343, p. 29.
112 V92-08, p. 5 (onder).
113 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 8 juli 2011: proces-verbaal trz, p. 10 (midden).
114 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 8 juli 2011: proces-verbaal trz, p. 10 (midden).
115 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 8 juli 2011: proces-verbaal trz, p. 4 (boven).
116 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 8 juli 2011: proces-verbaal trz, p. 8 (onder).
117 Requisitoir (behorend bij het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 september 2011), p. 240.
118 Een daarvan door het openbaar ministerie gegeven voorbeeld betreft de gang van zaken met betrekking tot de afkoop van het aanvankelijk door verdachte [medeverdachte 1] namens Bouwfonds aan Universum Vastgoed BV verleende winstrecht: requisitoir, p. 245.
119 Requisitoir, p. 248.
120 D-2379.
121 AH-0978.
122 Zie bijvoorbeeld AH-0055, p. 17.
123 Schriftelijke weergave opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek dd 13 juni 2007, gespreksnummer 270056518, p. 2.
124 Schriftelijke weergave opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek dd 19 juni 2007, gespreksnummer 270060761, p. 2.
125 Requisitoir, p. 254.
126 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 8 juli 2011: proces-verbaal trz, p. 9 (midden).
127 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 8 juli 2011: proces-verbaal trz, p. 10 (boven).
128 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 8 juli 2011: proces-verbaal trz, p. 10 (midden).
129 AH-0978.
130 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 8 juli 2011: proces-verbaal trz, p. 8 (onder).
131 D-0619.
132 V38-07, p. 6.
133 AH-0081, p. 1.
134 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 8 juli 2011: proces-verbaal trz, p. 8 (midden).
135 D-0997, p. 11
136 G41-01, p. 3 (midden).
137 G41-06, p. 5.
138 D-3168.