ECLI:NL:RBHAA:2012:BW4887

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-996525-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting in de beleggingssector en overtredingen van de Wet toezicht effectenverkeer 1995

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 10 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting in de beleggingssector en aan opzettelijke overtredingen van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud). De verdachte werd beschuldigd van het meermalen plegen van oplichting door middel van listige kunstgrepen en het verstrekken van valse informatie aan beleggers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen, tussen 1 september 2000 en 4 november 2004, opzettelijk valse informatie heeft verstrekt over investeringen in commanditaire vennootschappen, met als doel om zich of anderen wederrechtelijk te bevoordelen. De rechtbank heeft de verweren van de verdediging verworpen, waaronder het argument dat er sprake was van een 'besloten kring' en dat de participaties geen effecten waren in de zin van de wet. De rechtbank achtte de oplichting wettig en overtuigend bewezen en heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat de redelijke termijn voor berechting was overschreden. De vorderingen van 38 benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gestelde schade geen rechtstreeks verband hield met de bewezenverklaarde oplichting.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige economische strafkamer
Parketnummer: 15/996525-06
Uitspraakdatum: 10 februari 2012
Tegenspraak
Verkort strafvonnis (artikel 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 januari 2012 en 27 januari 2012 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te Amsterdam,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende te [adres in buitenland].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd:
Feit 1 primair
hij,
op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 september 2000 tot en met 4 november 2004, te (gemeente) Nieuw-Vennep en/of Amersfoort, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, te weten [bedrijfsnaam BV 1], en/of [bedrijfsnaam NV 2], en/of
[bedrijfsnaam CV 3], al dan niet handelend onder de naam [bedrijfsnaam 4], en/of [bedrijfsnaam BV 5], en/of (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een of meerdere valse na(a)m(en), en/of van een valse hoedanigheid, en/of (een) listige kunstgre(e)p(en), en/of een samenweefsel van verdichtsels, een of meer (natuurlijke) perso(o)n(en) en/of participant(en) (in/van een of meer(dere) commanditaire vennootschap([bedrijfsnaam CV 6]), heeft bewogen en/of doen bewegen tot de afgifte van (een) (geld)bedrag(en) (totaal circa NLG 105.000 per hierboven bedoelde CV, totaal circa NLG 1.155.000 (circa Euro 524.116)), en/of tot het aangaan en/of doen aangaan van een of meer(dere) schuld(en) en/of tot het teniet doen en/of doen teniet doen van een of meer(dere)
inschuld(en), te weten de inlegging(en) en/of betaling(en) van (een) (geld)bedrag(en) door eerder genoemde (natuurlijke) perso(o)n(en) en/of participant(en) uit hoofde
van (een) (mondelinge) (investerings-)overeenkomst(en), hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met voorgeschreven oogmerk, (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zakelijk weergegeven -
aan de eerder genoemde (natuurlijke) perso(o)n(en) en/of participant(en) via
brochure(s) en/of advertentie(s) en/of brie(f)(ven) en/of e-mail(s) en/of vergadering(en) en/of huisbezoek(en) en/of bijeenkomst(en), mondelinge en/of schriftelijke informatie verstrekt en/of doen verstrekken, te weten
- dat deelneming in (een of meerdere van de) eerder bedoelde commanditaire
vennootschap(pen) (een) (gegarandeerde) fiscale aftrekpost(en) en/of fiscale
faciliteiten oplevert/opleveren, en/of
- dat met de Belastingdienst (een) afspra(a)k(en) en/of een ruling is/zijn
overeengekomen over (een) (deze) aftrekpost(en), en/of
- dat de Belastingdienst de eerder genoemde aftrekpost(en) op de aangifte(n)
(zeker) zal honoreren, (terwijl hieromtrent met de Belastingdienst geen ruling en/of afspra(a)k(en) is/zijn gemaakt),
en/of
- dat als gevolg van de eerder genoemde aftrekpost(en) geen verlies op de participatie(s) en/of investering(en) geleden kan worden, en/of
- dat (een) particuliere venno(o)t(en) van (een) commanditaire vennootschap(pen) als ondernemer wordt/worden aangemerkt, en/of
- dat (een van de) eerder genoemde (commanditaire) vennootschap(pen)
(internet)activiteiten (gaat/gaan) verrichten, en/of
- dat (een) rendement(en) kan/kunnen worden behaald van percentages tussen de
circa 25% en 64%, (terwijl door voornoemde CV('s) en/of aan haar/hun gelieerde venootschap(pen) geen dan wel nauwelijks (internet)activiteiten zijn verricht),
en/of
- dat rendement(en) en/of (een) (eind)uitkering(en) (jaarlijks) wordt/worden
betaald en/of uitgekeerd en/of berekend, (terwijl geen dan wel nauwelijks rendement(en) en/of terugbetaling(en) hebben plaatsgevonden),
en/of
- dat in een overeenkomst is bepaald dat (een) CV('s) op 1 januari 2003 de
activa aan [bedrijfsnaam NV 2] kan/kunnen verkopen voor
een bedrag gelijk aan vijf keer de gemiddelde netto winst van de jaren 2001 en
2002, en/of
- dat [bedrijfsnaam NV 2] garant staat voor een
(gegarandeerde) minimale koopprijs van (de activa van) (een) CV('s),
(terwijl geen overeenkomst(en) tussen [bedrijfsnaam NV 2] en een of meer hiervoor bedoelde CV('s) is gesloten waarin de bedoelde
garantiestelling is opgenomen en/of terwijl [bedrijfsnaam NV 2] dan wel (een) ander(en) vennootschap(pen) niet garant heeft/hebben gestaan),
en/of
- dat een verkoopoptie bestaat voor de participant(en) en/of commanditaire
venno(o)t(en), en/of
- dat een optie bestaat voor de participant(en) en/of commanditaire
venno(o)t(en) om het/de ingelegde bedrag(en) en/of participatie('s) om te
zetten in een of meer aandelen van een beursgenoteerd bedrijf en/of
(internetparticipatie)fonds, (terwijl deze optie(s) (feitelijk) niet heeft/hebben bestaan en/of kon/konden worden geëffectueerd),
waardoor eerder bedoelde (natuurlijke) perso(o)n(en) en/of participant(en)
(telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n) van enig(e)
goed(eren) en/of tot het (doen) aangaan van bovenomschreven schuld(en) en/of
tot het (doen) teniet doen van bovenomschreven inschuld(en);
Feit 1 subsidiair
hij,
op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 september 2000 tot en met 29 juni 2005, te Nieuw-Vennep en/of Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), te weten [bedrijfsnaam BV 7] en/of
[bedrijfsnaam BV 1] en/of [bedrijfsnaam NV 2] en/of
The Internet One NV/BV en/of (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk (een) goed(eren), te weten een of meerdere (geld)bedrag(en) (te weten per hierna bedoelde commanditaire vennootschap circa NLG 105.000, totaal circa
NLG 1.155.000 (circa EURO 524.116)), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan een of meerdere (natuurlijke) perso(o)n(en) en/of participant(en) en/of
commanditaire venno(o)t(en) (in/van een of meerdere commanditaire vennootschap(pen), met de naam [bedrijfsnaam CV 6]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) op basis van, dan wel door middel van
- (een) (mondelinge) (investerings)overeenkomst(en), gesloten tussen deze
(natuurlijke) perso(o)n(en) en/of participant(en) in eerder genoemde
commanditaire vennootschap(pen) en [bedrijfsnaam BV 1], en/of
- (vervolgens na omzetting) (een) converteerbare obligatielening(en)
uitgegeven door [bedrijfsnaam BV 7], en/of
- (vervolgens na omzetting) (een) certifica(a)t(en) van aande(e)l(en) in [bedrijfsnaam NV/BV 8] en/of (een) ander(e) bedrij(f)(ven),
(telkens) onder zich had(den), in elk geval anders dan door misdrijf,
wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.
Feit 2
[bedrijfsnaam BV 7], op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 november 2002 tot en met 28 februari 2003, te Nieuw-Vennep en/of Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal(telkens) opzettelijk, in of vanuit Nederland, buiten besloten kring, bij uitgifte effecten, te weten een of meerdere (converteerbare) obligatielening(en),
heeft aangeboden dan wel zodanige aanbieding(en) door middel van een of meer advertentie(s) en/of en/of brochure(s) en/of document(en) in het vooruitzicht heeft gesteld,
terwijl zij, genoemde rechtspersoon, en/of haar mededader(s) terzake van het
aanbod/de aanbiedingen geen prospectus(sen) algemeen verkrijgbaar heeft/hebben
gesteld welke voldoet/voldoen aan bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur gestelde regels,
tot het plegen van welk(e) bovengenoemd(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welk(e) bovengenoemd(e) verboden gedraging(en) hij, verdachte,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.
Feit 3
[bedrijfsnaam BV 1], op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 oktober 2000 tot en met 31 maart 2001, te Nieuw-Vennep en/of Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk, in of vanuit Nederland, buiten besloten kring, bij uitgifte effecten, te weten de investering(en) en/of participatie(s) in een of meer commanditaire vennootschap(pen) (te weten een of meer [bedrijfsnaam 6]
CV('s)),
heeft aangeboden dan wel zodanige aanbieding(en) door middel van een of meer advertentie(s) en/of brochure(s) en/of document(en) in het vooruitzicht heeft gesteld,
terwijl zij, genoemde rechtspersoon, en/of haar mededader(s) terzake van het
aanbod/de aanbiedingen geen prospectus(sen) algemeen verkrijgbaar heeft/hebben
gesteld welke voldoet/voldoen aan bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur gestelde regels,
tot het plegen van welk(e) bovengenoemd(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij,
verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welk(e) bovengenoemd(e) verboden gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 240 uren, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze kunnen worden toegewezen en heeft zij gevorderd om daarbij telkens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
4. Bewijs
4.1 Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.2. Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
De raadsman van verdachte heeft wat betreft de onder 2 en 3 ten laste gelegde overtredingen van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (verder: Wte 1995) een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Er is naar de mening van de raadsman sprake van een verandering van wetgeving, zoals in die bepaling bedoeld. In de eerste plaats, omdat op 1 juli 2005 de nieuwe Vrijstellingsregeling Wte 1995 in werking is getreden en op basis van die regeling een vrijstelling van het hier bedoelde verbod geldt indien (kort gezegd) een aanbieding wordt gedaan aan minder dan 100 natuurlijke personen en/of een aanbieding wordt gedaan van effecten waarvan de tegenwaarde minder dan 2,5 miljoen euro bedraagt. In de tweede plaats, nu in de thans vigerende Wet op het Financieel Toezicht het criterium "besloten kring" is komen te vervallen en in die wet zelf is vastgelegd dat het onderhavige verbod niet geldt bij een aanbieding aan minder dan 100 natuurlijke personen. Volgens de raadsman dienen de voor verdachte gunstiger nieuwe bepalingen te worden toegepast en dient gelet op die bepalingen een vrijspraak te volgen.
De rechtbank overweegt als volgt. Na de ten laste gelegde periodes in de feiten 2 en 3 is de Wte 1995 en de daarop gebaseerde regelgeving gewijzigd. De wijziging per 1 juli 2005 van de Vrijstellingsregeling Wte 1995 waar de raadsman op doelt, houdt verband met de Wet van 23 juni 2005 tot wijziging van de Wte 1995 ter implementatie van - zakelijk weergegeven - Europese regelgeving, in het bijzonder de Prospectusrichtlijn. Gelet op de wetsgeschiedenis (zoals daarvan blijkt uit de Toelichting, gepubliceerd in de Staatscourant van 1 juli 2005, nr. 125, pag. 11) gaat het hierbij om een vanaf de wetswijziging te bewerkstelligen harmonisatie van wetgeving binnen Europa. Gelet hierop - en ook gezien het arrest van de Hoge Raad van 6 oktober 2009, LJN BJ3301 - kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat sprake is van een gewijzigd inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van vóór de wetswijziging gepleegde feiten. Dat geldt ook voor de latere "vervanging" van de Wte 1995 en de daarop gebaseerde regelgeving door de Wet op het Financieel Toezicht. Het beroep op artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht dient derhalve te worden verworpen.
Ten aanzien van feit 2
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een besloten kring, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, Wte 1995. De participanten in de 11 verschillende [bedrijfsnaam 6] C.V.'s zijn niet aan te merken als besloten kring, nu het hier niet een homogene groep betreft met onderlinge - en meer dan alleen zakelijke - relaties.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft betoogd dat de participaties in de [bedrijfsnaam 6] C.V.'s niet als effecten in de zin van de Wte 1995 kunnen worden aangemerkt. Meer in het bijzonder kunnen de participaties in de [bedrijfsnaam 6] C.V.'s niet als "rechten van deelgenootschap" zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en sub a, onder 2, Wte 1995 worden aangemerkt, nu verhandelbaarheid daarvan een essentieel kenmerk is van een effect in de zin van de Wte 1995, aldus de raadsman, die daarbij verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 29 juni 1999 (JOR 1999/150).
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Volgens artikel 1, aanhef, onder a, sub 2, Wte 1995 worden in deze wet onder effecten onder andere "rechten van deelgenootschap" verstaan. In haar aangifte van 13 juni 2005 kwalificeert de Autoriteit Financiële Markten (AFM) de onderhavige participaties in [bedrijfsnaam 6] C.V.'s als dergelijke rechten. De aangifte van de AFM houdt in dit verband het volgende in:
Kenmerkend voor de [bedrijfsnaam 6] C.V.'s is dat de belegger een vast bedrag investeert, dat deze jaarlijks een bepaald rendement ontvangt en dat hij na drie jaar minimaal 75 procent van zijn investering terug ontvangt. Op grond van deze kenmerken en de functie van de gestandaardiseerde overeenkomst, die aan de doelgroep van beleggers wordt gepresenteerd als investeringsmogelijkheid, komt de AFM tot de conclusie dat
(i) contractspartijen, met name de afnemer van het product, de bedoeling hebben het product als een effect te zien,
(ii) het product gestandaardiseerd is,
(iii) het product als beleggingsproduct wordt aangeboden en
(iv) het product geschikt is al een belegging.
Gelet op deze vaststellingen - welke de rechtbank overneemt - en nu de Wte 1995 niet inhoudt dat "rechten van deelgenootschap" slechts dan kunnen worden aangemerkt als effecten, indien zij overdraagbaar of verhandelbaar zijn, is de rechtbank daargelaten de vraag of de participaties in de [bedrijfsnaam 6] C.V.'s feitelijk verhandelbaar zijn, van oordeel dat deze participaties als "rechten van deelgenootschap" en daarmee als effecten in de zin van de Wte 1995 zijn aan te merken. Het betoog van de raadsman faalt.
Voorts is de rechtbank ook ten aanzien van feit 3 van oordeel dat geen sprake is geweest van een besloten kring, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, Wte 1995 (oud). Uit de bewijsmiddelen blijkt genoegzaam dat [verdachte] - als middellijk bestuurder van [bedrijfsnaam 1] B.V. - met hulp van [naam] en diens onderneming [bedrijfsnaam 4] de participaties aan een breed, niet-homogeen, publiek heeft aangeboden.
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1 primair
hij in de periode van 1 september 2000 tot en met 23 februari 2001 te Nieuw-Vennep en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, te weten [bedrijfsnaam BV 1] en [bedrijfsnaam NV 2] en anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, natuurlijke personen (participanten in commanditaire vennootsch[bedrijfsnaam CV 6]) heeft bewogen en/of doen bewegen tot de afgifte van geldbedragen, te weten de inleggingen van geldbedragen door eerder genoemde natuurlijke personen uit hoofde van een (investerings-) overeenkomst,
hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders met voorgeschreven oogmerk, telkens valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - aan de eerder genoemde natuurlijke personen via brochures en huisbezoeken mondelinge en schriftelijke informatie verstrekt en/of doen verstrekken, te weten
- dat deelneming in (een of meerdere van de) eerder bedoelde commanditaire vennootschappen gegarandeerde fiscale aftrekposten en/of fiscale faciliteiten opleveren, en
- dat de Belastingdienst de eerder genoemde aftrekposten op de aangiften zeker zal honoreren, terwijl hieromtrent met de Belastingdienst geen ruling of afspraken zijn gemaakt,
en
- dat als gevolg van de eerder genoemde aftrekposten geen verlies op de participaties en investeringen geleden kan worden, en
- dat een particuliere vennoot van een commanditaire vennootschap als ondernemer wordt aangemerkt, en
- dat eerder genoemde commanditaire vennootschappen internetactiviteiten gaan verrichten, terwijl door voornoemde CV's geen internetactiviteiten zijn verricht, en
- dat rendementen kunnen worden behaald van percentages tussen de circa 25% en 64%, en
- dat rendementen jaarlijks worden betaald en/of berekend terwijl geen rendementen en/of terugbetalingen hebben plaatsgevonden, en
- dat in een overeenkomst is bepaald dat CV's op 1 januari 2003 de activa aan [bedrijfsnaam NV 2] kunnen verkopen voor een bedrag gelijk aan vijf keer de gemiddelde netto winst van de jaren 2001 en 2002, en
- dat [bedrijfsnaam NV 2] garant staat voor een gegarandeerde minimale koopprijs van de activa van CV's, terwijl geen overeenkomsten tussen [bedrijfsnaam NV 2] en de hiervoor bedoelde CV's zijn gesloten waarin de bedoelde garantiestelling is opgenomen en terwijl [bedrijfsnaam NV 2] dan wel een andere vennootschap niet garant heeft gestaan, en
- dat een verkoopoptie bestaat voor de participanten en commanditaire vennoten, en/of
- dat een optie bestaat voor de participanten en commanditaire vennoten om de ingelegde bedragen en participaties om te zetten in een of meer aandelen van een beursgenoteerd bedrijf, terwijl deze opties feitelijk niet hebben bestaan en konden worden geëffectueerd,
waardoor eerder bedoelde natuurlijke personen telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte van enige goed.
Feit 2
[bedrijfsnaam BV 7] in de periode van 1 november 2002 tot en met 28 februari 2003 te Nieuw-Vennep en elders in Nederland, opzettelijk in Nederland, buiten besloten kring, bij uitgifte effecten, te weten converteerbare obligatieleningen, heeft aangeboden, terwijl zij, genoemde rechtspersoon, terzake van het aanbod geen prospectus algemeen verkrijgbaar heeft gesteld welke voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels,
tot het plegen van welk bovengenoemd strafbaar feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, opdracht heeft gegeven dan wel aan welke bovengenoemde verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, feitelijke leiding heeft gegeven.
Feit 3
[bedrijfsnaam BV 1] in de periode van 1 oktober 2000 tot en met 31 maart 2001 te Nieuw-Vennep en elders in Nederland, opzettelijk in Nederland, buiten besloten kring, bij uitgifte effecten, te weten participaties in commanditaire vennoots[bedrijfsnaam CV 6]'s, heeft aangeboden, terwijl zij, genoemde rechtspersoon, terzake van het aanbod geen prospectus algemeen verkrijgbaar heeft gesteld welke voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels,
tot het plegen van welk bovengenoemd strafbaar feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, opdracht heeft gegeven dan wel aan welke bovengenoemde verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, feitelijke leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud), gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
Feit 3:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud), gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met anderen (te weten rechtspersonen en de medeverdachte [naam medeverdachte]) schuldig gemaakt aan oplichting in de beleggingssfeer (en daarmee samenhangend aan overtredingen van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud)).
Verdachte heeft met andere (rechts)personen gelden van particulieren aangetrokken met de mededeling dat dit geld geïnvesteerd zou worden in internetactiviteiten en het aldus benaderde publiek onder meer voorgespiegeld dat in korte tijd veel geld kon worden verdiend door een zeer hoog rendement voor te houden op de ingelegde geldbedragen en garanties te verstrekken. Daarbij zijn aan de beleggers beloftes gedaan, onder meer met betrekking tot een gegarandeerd fiscaal voordeel en een gegarandeerde verkoopoptie, terwijl dergelijke garanties niet bestonden. Door de handelwijze van verdachte en zijn mededaders zijn meerdere personen ertoe overgegaan geld te investeren. Het inleggeld is in geen van de gevallen terugbetaald en ook in het vooruitzicht gestelde rendementen zijn nooit betaald.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander feitelijk leidinggeven aan meerdere verboden gedragingen van twee besloten vennootschappen.
Verdachte heeft opzettelijk, meermalen, in strijd met het in artikel 3, eerste lid van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 neergelegde verbod buiten een besloten kring van personen bij uitgifte effecten, te weten converteerbare obligaties en participaties in commanditaire vennootschappen aangeboden. Verdachte, die van voormelde besloten vennootschappen de bestuurder is, heeft zich als feitelijk leidinggever heel actief en sturend met deze strafbare zaken beziggehouden. De Wet toezicht effectenverkeer 1995 heeft als doelstelling een adequaat functioneren van de effectenmarkten en bescherming van de beleggers. Door in strijd met voornoemde wet effecten aan te bieden aan het publiek, zonder dat er een prospectus algemeen verkrijgbaar was, heeft verdachte een aanzienlijk geldbedrag aan het publiek onttrokken, zonder dat ook maar enigszins sprake is geweest van de waarborgen en garanties die voornoemde wet beoogt te bewerkstelligen.
Feiten als deze leiden in het algemeen tot grote verontwaardiging binnen de samenleving en doen afbreuk aan het vertrouwen binnen de financiële markt.
Ten gunste van verdachte weegt dat hij niet eerder is veroordeeld. Verder houdt de rechtbank er ten voordele van verdachte rekening mee dat de redelijke termijn, binnen welke berechting diende te hebben plaatsgevonden, in ruime mate overschreden is. De rechtbank zal daarom in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - welke strafmodaliteit, gezien de omvang van de onderhavige fraude, in principe als straf in aanmerking komt - een werkstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank - met de officier van justitie - van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat deze vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Tevens is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren dient te worden opgelegd. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte onvoldoende grond de door de officier van justitie geëiste straffen te matigen.
8. Vorderingen benadeelde partijen
De volgende benadeelde partijen hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen verdachte wegens door hen geleden materiële schade:
* [benadeelde partij 1], vordert € 25.393,
* [benadeelde partij 2], vordert € 6.348,
* [benadeelde partij 3], vordert € 15.870,
* [benadeelde partij 4], vordert € 9.522,
* [benadeelde partij 5], vordert € 9.522,
* [benadeelde partij 6], vordert € 9.522,
* [benadeelde partij 7], vordert € 6.348,
* [benadeelde partij 8], vordert € 6.348,
* [benadeelde partij 9] vordert € 6.348,
* [benadeelde partij 10], vordert € 15.870,
* [benadeelde partij 11], vordert € 15.870,
* [benadeelde partij 12], vordert € 15.870,
* [benadeelde partij 13], vordert € 3.174,
* [benadeelde partij 14], vordert € 9.522,
* [benadeelde partij 15], vordert € 3.174,
* [benadeelde partij 16], vordert € 9.522,
* [benadeelde partij 17], vordert € 9.522,
* [benadeelde partij 18], vordert € 6.348,
* [benadeelde partij 19], vordert € 9.522,
* [benadeelde partij 20], vordert € 15.870,
* [benadeelde partij 21], vordert € 9.522,
* [benadeelde partij 22], vordert € 9.522,
* [benadeelde partij 23], vordert € 6.348,
* [benadeelde partij 24], vordert € 9.522,
* [benadeelde partij 25], vordert € 3.174,
* [benadeelde partij 26], vordert € 6.348,
* [benadeelde partij 27], vordert € 3.174,
* [benadeelde partij 28], vordert € 12.696,
* [benadeelde partij 29], vordert € 22.219,
* [benadeelde partij 30] vordert € 6.348,
* [benadeelde partij 31], vordert € 9.522,
* [benadeelde partij 32], vordert € 9.522,
* [benadeelde partij 33], vordert € 9.522,
* [benadeelde partij 34], vordert € 12.696,
* [benadeelde partij 35], vordert € 6.348,
* [benadeelde partij 36], vordert € 9.522,
* [benadeelde partij 37], vordert € 3.174,
* [benadeelde partij 38], vordert € 6.348.
De rechtbank is van oordeel dat - wat er verder ook zij van het door de verdediging gedane beroep op "ne bis in idem" en verjaring - de benadeelde partijen reeds daarom niet in hun vorderingen kunnen worden ontvangen, nu de gestelde schade, bestaande telkens uit niet uitgekeerde obligatierente en niet uitbetaling van de obligatie, geen rechtstreeks verband houdt met de bewezenverklaarde oplichting betreffende de participaties in de [bedrijfsnaam 6] C.V.'s..
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 51, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
3 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud).
1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten (oud).
10. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren;
verklaart deze feiten strafbaar;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van DRIE (3) MAANDEN, met bevel dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte voorts tot het verrichten van tweehonderdveertig (240) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door honderdtwintig (120) dagen hechtenis;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht naar de maatstaf dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uur taakstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partijen - zoals genoemd onder 8. - niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mr. J.J.M. Uitermark en mr. S. Jongeling, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Zeeman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 februari 2012.
Mr. Uitermark en mr. Zeeman zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Parketnummer: 15/996525-06
Inzake: [verdachte] blad 11
vonnis