ECLI:NL:RBHAA:2012:BW4689

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
537402 CV EXPL 11-16100
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor juridische kosten en ongerechtvaardigde verrijking in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de maatschap [X.] Advocaten [X.] een vordering ingesteld tegen [Y.] voor betaling van juridische kosten. De zaak betreft een geschil over de vraag of [Y.] opdracht heeft gegeven aan [X.] voor juridische werkzaamheden. De procedure begon met een dagvaarding op 28 november 2011, waarna [Y.] schriftelijk heeft geantwoord. De kantonrechter heeft op 18 januari 2012 een comparitie van partijen gelast, waarbij [Y.] niet is verschenen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [Y.] had in 1997 haar woning als zekerheid verbonden voor een lening van fl. 200.000,- die haar raadsman, mr. [A.], had afgesloten. Na de dood van de geldverstrekker [B.] in 2005, heeft [Y.] geweigerd de lening af te lossen, stellende dat deze nooit aan haar was verstrekt. In een eerdere procedure is [Y.] in het ongelijk gesteld, maar in hoger beroep is zij door het Hof in het gelijk gesteld. [X.] heeft vervolgens vorderingen ingesteld voor onbetaalde facturen voor juridische werkzaamheden die zij voor [Y.] heeft verricht.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [X.] haar stelling dat [Y.] haar opdracht heeft gegeven niet voldoende heeft onderbouwd. Er is geen opdrachtbevestiging overgelegd en uit het computersysteem van [X.] blijkt dat [A.] tot zijn dood als debiteur werd aangemerkt. De facturen werden op zijn naam verstuurd en door hem voldaan. Dit ondersteunt het verweer van [Y.] dat [A.] de opdrachtgever was en verantwoordelijk voor de betaling van de facturen.

De vordering van [X.] is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er afspraken zijn gemaakt over de betaling van de werkzaamheden na de dood van [A.]. De kantonrechter concludeert dat de werkzaamheden ten behoeve van [Y.] zijn verricht, maar dat dit geen grondslag biedt voor aansprakelijkheid voor de kosten. De vordering wordt afgewezen en de proceskosten komen voor rekening van [X.].

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 537402 / CV EXPL 11-16100
datum uitspraak: 4 april 2012
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
de maatschap [X.] ADVOCATEN
te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen [X.]
verschenen bij mr. [X.]
tegen
[Y.]
te [woonplaats]
gedaagde
hierna te noemen [Y.]
procederend in persoon
De procedure
[X.] heeft [Y.] gedagvaard op 28 november 2011. [Y.] heeft schriftelijk geantwoord.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 18 januari 2012 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 2 maart 2012, waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van wat [X.] verder naar voren heeft gebracht. [Y.] is zonder bericht van verhindering niet verschenen.
De feiten
a. [Y.] heeft in 1997 aan haar toenmalig raadsman, mr. [A.] te Amsterdam, toestemming gegeven om haar woning als zekerheid te verbinden voor een lening van fl. 200.000,- die [A.] kreeg van [B.] althans Convoy Vastgoed B.V..
b. Na de dood van [B.] hebben de erven [B.] in 2005 door middel van Iduna Investments B.V. [Y.] verzocht de lening af te lossen. [Y.] heeft niet aan dat verzoek voldaan, stellende dat de lening nooit aan haar was verstrekt.
c. In een daarop volgende gerechtelijke procedure tussen Iduna Investments en [Y.] is [X.] (in de persoon van mr. [C.]) ten behoeve van [Y.] opgetreden.
d. In voormelde procedure in eerste aanleg is [Y.] in het ongelijk gesteld.
e. [Y.] is in hoger beroep gekomen en is daar vertegenwoordigd door [D.] ook afkomstig van [X.].
f. Op 8 mei 2007 heeft [A.], die nadien in oktober 2007 is overleden, schriftelijk verklaard dat de betreffende lening uitsluitend aan hem zelf ten goede is gekomen, dat [Y.] slechts zekerheid voor de lening had gesteld en dat het nooit de bedoeling was dat door haar een lening met Convoy Vastgoed B.V. zou worden gesloten.
g. Bij arrest van 2 november 2010 is [Y.] door het Hof in het gelijk gesteld.
h. In het computersysteem van [X.] is [A.] tot 19 juli 2007 als debiteur voor het dossier [Y.] / Iduna Investments B.V. aangemerkt. Vanaf 22 november 2007 is dat [Y.].
i. De facturen van [X.] zijn tot 2007 voldaan door [A.]. In 2008 zijn enkele betalingen gedaan door [Y.] en door VOF Hotel the Regal, maar meerdere facturen zijn onbetaald gebleven.
De vordering
[X.] vordert (samengevat), na wijziging van de eis, veroordeling van [Y.] tot betaling van € 7.221,56 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum van de facturen, de buitengerechtelijke kosten ad € 700,- en de proceskosten. [X.] legt aan de vordering ten grondslag dat zij in opdracht en voor rekening van [Y.] juridische werkzaamheden heeft verricht en dat [Y.] ondanks aanmaningen het daarvoor verschuldigde honorarium niet heeft voldaan. Daarnaast stelt [X.] dat [Y.] betaling verschuldigd is omdat de werkzaamheden ten behoeve van haar zijn uitgevoerd.
Het verweer
[Y.] betwist de vordering. Zij voert aan dat zij nooit opdracht heeft gegeven aan [X.], laat staan dat zij heeft ingestemd met de door [X.] gehanteerde voorwaarden en tarieven. [A.] die er niet voor had gezorgd dat de hypotheek op haar naam was doorgehaald, heeft [X.] ingeschakeld om ten behoeve van [Y.] op te treden, waarbij de kosten voor rekening van [A.] zouden komen. Dat is door de dood van [A.] niet anders geworden. In november 2009 heeft [Y.] weliswaar een bedrag van € 5.000,- aan [X.] betaald, maar dat deed zij alleen maar omdat mr. [D.] anders zijn werkzaamheden moest staken. Zij heeft daarbij laten weten dat [X.] de verdere facturen bij de erven [A.] moest indienen. Ten onrechte heeft [X.] een bedrag van € 3.000,- afgeboekt op een factuur van 12 juni 2007 die nog op naam van [A.] stond, terwijl niet duidelijk is waar het restant ad € 2.000,- op is afgeboekt. De overgelegde facturen heeft [Y.] niet eerder gezien, terwijl zij ook geen aanmaningen heeft ontvangen. Ten slotte stelt [Y.] dat de procedure in eerste aanleg niet goed is behandeld: nagelaten is om toen een verklaring van [A.] te verkrijgen, waardoor hoger beroep noodzakelijk werd. De kosten daarvan hadden voorkomen kunnen worden.
De beoordeling van het geschil
1. [X.] heeft haar stelling dat [Y.] haar opdracht heeft gegeven voor de juridische werkzaamheden die zij bij haar in rekening heeft gebracht, in het licht van het verweer van [Y.] niet nader onderbouwd. Een opdrachtbevestiging is niet overgelegd. Voorts volgt uit het computersysteem van [X.] dat zij tot diens dood, [A.] als debiteur aanmerkte. De facturen werden op zijn naam verstuurd en door hem voldaan. Dit sluit aan op het verweer van [Y.] dat [A.] opdrachtgever was en dat hij verantwoordelijk was voor betaling van de facturen.
Dat betekent dat in elk geval de factuur van 12 juni 2007 en een deel van de factuur van 8 november 2007 (voor zover deze ziet op werkzaamheden verricht voor het overlijden van [A.]) zonder specifieke afspraken daarover met [Y.], niet voor rekening van [Y.] kan komen. Een dergelijke afspraak is gesteld noch gebleken. Een door [Y.] betaald bedrag van € 3.000,- is dan ook ten onrechte afgeboekt op de factuur van 12 juni 2007 die immers op naam van [A.] stond.
2. Voorts is gesteld noch gebleken dat [X.] na de dood van [A.] afspraken heeft gemaakt over de verdere betaling van haar werkzaamheden. Weliswaar heeft [X.] sindsdien [Y.] als debiteur in haar computersysteem opgenomen, maar uit haar stellingen volgt niet dat zij dat ook met [Y.] is overeengekomen. [X.] heeft op grond van de enkele omstandigheid dat zij met instemming althans medeweten van [Y.] haar werkzaamheden heeft voortgezet, niet mogen afleiden dat [Y.] daarmee ook instemde met facturering aan haar. Zij ging er immers van uit dat gefactureerd zou worden aan de erven [A.]. Het had op de weg van [X.] gelegen de betaling van de facturen uitdrukkelijk aan de orde te stellen en daarover afspraken te maken.
3. Ter zitting heeft [X.], naar aanleiding van het verweer van [Y.], benadrukt dat de werkzaamheden ten behoeve van [Y.] zijn verricht. Dat moge juist zijn, maar daarmee is nog geen grondslag voor aansprakelijkheid voor de kosten gegeven. Overigens hadden ook [A.] en zijn erven belang bij die werkzaamheden: indien Iduna de door [Y.] verstrekte zekerheid had uitgewonnen, was er gelet op hetgeen [Y.] over de lening heeft gesteld voor haar alle reden geweest om zich vervolgens op [A.] en zijn erven te verhalen.
4. Voor zover [X.] met het voorgaande heeft beoogd een beroep te doen op ongerechtvaardigde verrijking (ex artikel 6:212 BW), faalt dat beroep. Nog daargelaten dat de verarming van [X.] en de verrijking van [Y.] niet zonder meer kan worden gesteld op het bedrag van de door [X.] verzonden declaraties, geldt dat degene die verrijkt is alleen verplicht is tot schadevergoeding voor zover dit redelijk is. Nu [Y.] reeds € 5.000,- heeft voldaan, waarvan een deel ten onrechte is afgeboekt op een aan [A.] gerichte factuur en van het restant van € 2.000,- niet aanstonds duidelijk is waarop deze is afgeboekt, is schadevergoeding niet zonder meer redelijk.
5. Ook de omstandigheid dat [Y.] enkele deelbetalingen heeft gedaan, biedt geen grondslag voor de vordering van [X.]. Dat [Y.] voor een deel van de werkzaamheden van [X.] heeft willen betalen, wil nog niet zeggen dat zij daarmee ook heeft ingestemd met het aan haar in rekening brengen van alle werkzaamheden.
6. De conclusie is dan ook dat de vordering zal worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van [X.] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld, maar zullen aan de zijde van [Y.] worden begroot op nihil.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [X.] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [Y.] tot en met vandaag worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.