Parketnummer: 15/741447-11
Uitspraakdatum: 24 april 2012
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 april 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Aksaray (Turkije),
wonende te [adres] (postadres),
thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 18 november 2011 te Middenbeemster, gemeente Beemster, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk zijn ex-partner/levensgezellin en/of de moeder van twee van zijn kinderen [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte bestuurde auto met hoge snelheid op die [slachtoffer] is af/ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 18 november 2011 te Middenbeemster, gemeente Beemster, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn ex-partner/levensgezellin en/of de moeder van twee van zijn kinderen [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid op die [slachtoffer] is in/afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op een of meer tijdstippen of omstreeks de periode van 29 oktober 2011 tot en met 18 november 2011 te Middenbeemster, gemeente Beemster en/of te Purmerend in elk geval in Nederland, zijn ex-partner/levensgezellin en/of de moeder van twee van zijn kinderen, [slachtoffer] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans (telkens) met zware mishandeling, en/of met brandstichting immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend per telefoon en/of per SMS deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik zal niet rusten voor je dood bent" en/of "ik zal je met benzine overgieten en je in brand steken" , althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking in elk geval op op 29 oktober 2011 opzettelijk dreigend per SMS aan die [slachtoffer] heeft bericht: "Ik ga je de hel eerst op aarde laten beleven" en/of "Voor sletten als jij is er geen plaats op deze wereld, hoer van iedereen" en/of "het is bijna zover...." en op 18 november 2011 opzettelijk dreigend per SMS aan dei [slachtoffer] heeft bericht: Hoer, je kan zoveel politie naar huis laten komen als je wilt. Ik zit 24 uur achter je aan. Hoedan ook zal ik je een dag pakken. Je zult sterven, er is geen ontsnappen aan. Slet, ik ga je moeder neuken.";
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
Door de raadsman van verdachte is betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard aangezien gedurende een opmerkelijk lange periode, namelijk van 18 november 2011 tot en met 28 december 2011 telefoon- en imeinummers van verdachte zijn getapt teneinde diens verblijfplaats te achterhalen. De duur van die periode geeft te denken, omdat op basis van CIE-informatie en op enig moment langs andere weg verschillende mogelijke verblijfplaatsen van verdachte bekend zijn. Desondanks wordt verdachte pas op 28 december 2011 in de nabijheid van het kantoor van zijn advocaat aangehouden naar aanleiding van een afgeluisterd telefoongesprek waaruit de informatie voortvloeit dat hij die dag daar een afspraak heeft. Door deze handelwijze is door de politie - onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie - het feitelijk contact tussen verdachte en zijn advocaat gefrustreerd. Ofschoon uit het dossier niet duidelijk wordt aan welk gesprek de politie de informatie over het bezoek aan de advocaat heeft ontleend, acht de raadsman waarschijnlijk dat de informatie op basis van een geheimhoudergesprek ter beschikking is gekomen. Door op deze manier te handelen heeft het openbaar ministerie doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van de hier aan de orde zijnde beginselen en voorschriften de belangen van verdachte, zijn recht op een eerlijk proces, geschonden, aldus de raadsman.
Bij de beoordeling van het verweer stelt de rechtbank voorop dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn van een dusdanig ernstige inbreuk op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijk proces is tekortgedaan, dat daaraan het door de raadsman bepleite gevolg verbonden dient te worden. De rechtbank is van oordeel dat - mocht het al zo zijn dat hij op basis van eerder beschikbare informatie had kunnen worden aangehouden - verdachte geen rechtens te respecteren belang heeft bij het uitblijven van zijn aanhouding. Evenmin vindt steun in het recht de opvatting, dat - reeds op zichzelf - het recht van verdachte op vertrouwelijke communicatie met zijn raadsman wordt geschonden door met gebruikmaking van uit het onderzoek verkregen informatie verdachte aan te houden in de buurt van het kantoor van de advocaat terwijl hij daarnaar op weg is. Die laatste kwestie zou anders komen te liggen als de desbetreffende informatie verkregen is op basis van een afgeluisterd geheimhoudergesprek, in het bijzonder met de advocaat in kwestie. Dat in onderhavige zaak de informatie over de afspraak van verdachte op het kantoor van zijn advocaat is verkregen op basis van een telefoongesprek met die advocaat, is een veronderstelling van de raadsman die zonder aanwijzingen voor een dergelijke gang van zaken niet aannemelijk is. De rechtbank wijst in dit verband op het proces-verbaal van bevindingen op dossierpagina 91 waar letterlijk de volgende passage staat: 'Over de tap komt naar voren dat verdachte [verdachte] op 28 december 2011 om 15.00 uur een afspraak heeft bij de advocaat. Hij vraagt aan de gebruiker van het telefoonnummer [mobiele telefoonnummer 1] of hij hem ophaalt op de gebruikelijke plek'. Hoewel op basis van deze passage niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de informatie over de afspraak met de advocaat naar voren komt in dit gesprek, dat verdachte voert met iemand die gebruik maakt van genoemd telefoonnummer dat niet aan een advocaat toebehoort, acht de rechtbank het, gelet op het feit dat zich in het dossier geen aanwijzing van het tegendeel bevindt, niet aannemelijk dat de informatie afkomstig is uit een geheimhoudergesprek.
Nu van schending van enig recht van verdachte niet is gebleken acht de rechtbank het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging. Voorts zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan het voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de benadeelde partij te verbinden.
4.1. Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair ten laste is gelegd en dat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat, nu niet - ook niet bij benadering - kan worden vastgesteld met welke snelheid verdachte in de richting van aangeefster heeft gereden, uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat verdachte opzet had op het van het leven beroven van aangeefster, ook niet in voorwaardelijke zin.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2
Op 18 november 2011 wordt aangifte gedaan door [slachtoffer]. In haar aangifte verklaart zij dat haar ex-partner [verdachte] heet en dat zij samen twee kinderen hebben. Wanneer zij die dag op de parkeerplaats aan de Bamestraweg in Middenbeemster nabij haar werk is en de weg oversteekt, hoort zij een auto die met piepende banden rijdt en veel toeren maakt. Als zij in de richting kijkt waar deze geluiden vandaan komen ziet zij een grijze Volkswagen Polo in haar richting rijden. In dit voertuig herkent zij haar ex-partner als bestuurder. Aangeefster schrikt van het handelen van haar ex-partner en tracht zo snel mogelijk van de weg te komen. Hiertoe is is zij weggesprongen en daarbij ten val gekomen. Aangeefster heeft voorts verklaard dat de auto zo dicht langs haar kwam dat zij die met haar hand raakte.2
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ontkend dat hij met de auto op zijn ex-partner is ingereden. Hij heeft verklaard dat hij op de parkeerplaats was om daar met zijn ex te praten over de erkenning van de kinderen en dat zij schrok toen zij hem in de auto op de parkeerplaats zag staan, waarna zij ten val is gekomen. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig. Allereerst vindt de verklaring van aangeefster steun in de verklaring van de getuige [getuige 1]. Die heeft evenals aangeefster verklaard dat zij die ochtend het geluid van gierende banden hoorde en dat zij een donkergrijze personenauto zag die op haar collega inreed op het moment dat deze wilde oversteken. Zij verklaart voorts dat haar collega door de manoeuvre van de bestuurder ten val is gekomen.3 Daar komt bij dat bij de politie het telefoonnummer [mobiele telefoonnummer 2] bekend is als een telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik is. Teneinde de verblijfplaats van verdachte te achterhalen wordt het imei-nummer [IMEI nummer] waarbij dit telefoonnummer in gebruik is, getapt. Op 18 december 2011 worden de volgende sms-berichten ontvangen en verzonden:
Ontvangen: waarom word je gezocht dan?
Verzonden: ik hep met auto haar aan gerijden
Ontvangen: zo gek dat is wel moeder van je kinderen, niet doen
Verzonden: Die hoer heeft verdiend4
Na zijn aanhouding zijn bij verdachte twee telefoons aangetroffen. In de telefoon met het imei-nummer [IMEI nummer] wordt het sms-bericht aangetroffen waarin staat dat de verzender van het bericht haar met de auto heeft aangereden. Onderzoek heeft uitgewezen dat naast het eerder genoemde telefoonnummer ook het nummer [mobiele telefoonnummer 3] bij het genoemde imei-nummer in gebruik is.5 Met dit telefoonnummer is een aantal sms-berichten naar aangeefster gestuurd.6 Door aangeefster, woonachtig in Purmerend en werkzaam in Middenbeemster, is aangifte gedaan van bedreiging. Zij heeft in dit verband verklaard dat zij van haar ex-partner sms-berichten ontving in de Turkse taal en waarin onder meer te lezen is dat zij met benzine overgoten en in brand gestoken zal worden. Bovendien heeft aangeefster op 14 november 2011 een sms-bericht ontvangen waarin zij bedreigd wordt nu zij niet met verdachte samen naar de gemeente is gegaan om de kinderen te laten erkennen, hetgeen tot gevolg zal hebben dat bij haar de ramen worden ingegooid en dat hij zal langskomen om te regelen dat hij de kinderen zonder haar medewerking kan erkennen.7
Het telefoontoestel van aangeefster is uitgelezen. Uit dit onderzoek komt naar voren dat aangeefster een aanzienlijk aantal sms-berichten in de Turkse taal heeft ontvangen.8 Uit een vertaling van deze sms-berichten blijkt dat aangeefster onder meer de volgende teksten ge-sms't krijgt:
Op 29 oktober 2011: 'Ik ga je de hel op aarde laten beleven. Voor sletten als jij is er geen plaats op deze wereld, hoer van iedereen. Het is bijna zover...'.
Op 18 november 2011: 'Hoer, je kan zoveel politie naar huis laten komen als je wilt. Ik zit 24 uur per dag achter je aan. Hoe dan ook zal ik je een dag pakken. Je zult sterven, er is geen ontsnappen aan. Slet, ik ga je moeder neuken'.
Voorts zijn naar aangeefster met hetzelfde telefoonnummer in het Turks sms-berichten gestuurd waarin wordt gerefereerd aan het erkennen van de kinderen.9 Gelet op deze feiten en omstandigheden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte voornoemde bedreigingen naar aangeefster heeft verstuurd.
4.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat
Subsidiair
hij op 18 november 2011 te Middenbeemster, gemeente Beemster, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan de moeder van twee van zijn kinderen [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto op die [slachtoffer] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij in de periode van 29 oktober 2011 tot en met 18 november 2011 te Middenbeemster, gemeente Beemster en/of te Purmerend, in elk geval in Nederland, zijn ex-partner, de moeder van twee van zijn kinderen, [slachtoffer] telkens heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend per telefoon of per SMS deze dreigend de woorden toegevoegd: "ik zal niet rusten voor je dood bent" en "ik zal je met benzine overgieten en je in brand steken" , althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking, in elk geval op 29 oktober 2011 opzettelijk dreigend per SMS aan die [slachtoffer] heeft bericht: "Ik ga je de hel eerst op aarde laten beleven" en "Voor sletten als jij is er geen plaats op deze wereld, hoer van iedereen" en "het is bijna zover...." en op 18 november 2011 opzettelijk dreigend per SMS aan die [slachtoffer] heeft bericht: Hoer, je kan zoveel politie naar huis laten komen als je wilt. Ik zit 24 uur achter je aan. Hoe dan ook zal ik je een dag pakken. Je zult sterven, er is geen ontsnappen aan. Slet, ik ga je moeder neuken.";
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair: Poging tot zware mishandeling,
Feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de straf
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 29 december 2011 waaruit blijkt dat verdachte in dat register eerder als verdachte is geregistreerd en bovendien meerdere malen is veroordeeld, doch niet voor soortgelijke feiten.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn ex-partner door op haar in te rijden met een auto. Aanleiding voor het handelen van verdachte zou tegenwerking door het slachtoffer zijn geweest bij het erkennen van zijn kinderen. Hoewel de rechtbank, als van zulke tegenwerking sprake is, kan begrijpen dat dit voor verdachte frustrerend is, kan zijn handelen op geen enkele wijze hierdoor gerechtvaardigd worden. Slechts door alertheid van het slachtoffer is voorkomen dat zij, de moeder van twee van de kinderen van verdachte, ernstig gewond is geraakt.
Voorts heeft verdachte gedurende een aanzienlijke periode sms-berichten gestuurd met weerzinwekkende teksten, veelal inhoudende zeer ernstige bedreigingen. Gelet op de inhoud van de berichten zijn deze ook ingegeven door het recht dat verdachte meent te hebben ten aanzien van zijn kinderen. Ook voor de sms-berichten geldt dat deze door kennelijk bestaande frustraties niet kunnen worden gerechtvaardigd. Dat het slachtoffer daadwerkelijk bevreesd is voor verdachte komt tot uiting in de slachtofferverklaring welke ter terechtzitting is voorgelezen. Dat die vrees niet misplaatst is blijkt uit het eerste bewezen verklaarde feit: verdachte deinst er niet voor terug over te gaan tot geweldshandelingen.
Nu de problemen tussen verdachte en zijn ex-partner met betrekking tot de kinderen geëscaleerd zijn in het voornoemde handelen van verdachte, acht de rechtbank een contactverbod gedurende de proeftijd bij een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk. De rechtbank zal, gelet op de ernst van de problemen en het agressieve handelen van verdachte, aan deze voorwaardelijke straf een langere proeftijd verbinden dan de gebruikelijke twee jaar, teneinde te voorkomen dat verdachte wederom overgaat tot bedreigingen of geweld. Aangezien uit het onderzoek is gebleken dat verdachte ook anderen inzet om contact op te nemen met zijn ex-partner, zal de rechtbank bovendien bepalen dat hij ook niet door middel van anderen contact met haar mag opnemen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank een contactverbod met het slachtoffer noodzakelijk. Een dergelijk verbod zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 750,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank ziet in verdachte's als feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde en door de rechtbank bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot zware mishandeling en bedreiging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren.
Verklaart deze feiten strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal onthouden van enig contact, direct of indirect, met [slachtoffer].
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 750,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Malsch, voorzitter,
mr. M.J.M. Verpalen en mr. A.E. Patijn, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 april 2012.
Mr. Malsch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 november 2011, dossierpagina 12 en 13.
3 Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 18 november 2011, dossierpagina 149.
4 Proces-verbaal d.d. 19 december 2011, dossierpagina 87 en 88.
5 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2012, dossierpagina 93.
6 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 12 december 2011, dossierpagina 89.
7 Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 november 2011, dossierpagina 13.
8 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2011, dossierpagina 89.
9 Een schriftelijk bescheid, zijnde een vertaling van sms-berichten in de Turkse taal door een beëdigd vertaler, dossierpagina 120 en 121.