ECLI:NL:RBHAA:2012:BW3946

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
190293 / HA RK 12-27
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing

Op 4 april 2012 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een wrakingszaak, waarbij het verzoek tot wraking van de sector kanton niet-ontvankelijk werd verklaard. Het verzoeker had op 15 februari 2012 een wrakingsverzoek ingediend, maar dit verzoek voldeed niet aan de vereisten. Verzoeker had geen specifieke rechter genoemd die hij wilde wraken, noch had hij de feiten en omstandigheden uiteengezet die hem tot dit verzoek hadden gebracht. De rechtbank oordeelde dat het indienen van een wrakingsverzoek 'uit voorzorg', zonder de benodigde details, niet aan de eisen voldeed die aan een dergelijk verzoek gesteld worden.

De rechtbank merkte op dat er eerder, op 20 december 2011, al een wrakingsverzoek van verzoeker was afgewezen om vergelijkbare redenen. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat verzoeker misbruik maakte van de mogelijkheid om een wrakingsverzoek in te dienen. Daarom werd besloten dat verdere wrakingsverzoeken van verzoeker in de hoofdzaak niet meer in behandeling zouden worden genomen.

De beslissing werd openbaar uitgesproken op 6 april 2012 door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer, met de griffier aanwezig. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 190293 / HA RK 12-27
Beslissing van 4 april 2012
Op verzoek van
[verzoeker],
wonende te [plaats], [gemeente],
verzoeker,
1. Procesverloop
1.1. Bij verzoek van 15 februari 2012 heeft verzoeker de wraking verzocht van de sector kanton in de bij deze rechtbank, sector kanton, aanhangige zaak met [zaaknummer], hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2. Mr. [X], kantonrechter, heeft namens de sector kanton schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3. De wrakingskamer heeft, gelet op het navolgende, afgezien van een mondelinge behandeling.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1. Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek het volgende aangevoerd:
‘Alhoewel ik moge aannemen dat voortzetting van de zaak door sector Kanton Rb Haarlem vanwege besmetting en de schijn van partijdigheid (mijn brieven van 25 en 30 januari 2012) uit den boze is, doe ik u toch uit voorzorg deze wrakingsbrief toekomen.’
3. De beoordeling
3.1. Uit het verzoek van 15 februari 2012 blijkt dat verzoeker ‘uit voorzorg’ het onderhavige wrakingsverzoek heeft ingediend. Daarbij heeft verzoeker niet vermeld welke rechter hij beoogt te wraken. Evenmin heeft verzoeker vermeld welke feiten en omstandigheden hem tot zijn verzoek brengen.
3.2. Het ‘uit voorzorg’ sturen van een ‘wrakingsbrief’, zonder daarbij een rechter en de gronden van het wrakingsverzoek te vermelden, voldoet niet aan de eisen die tenminste aan een wrakingsverzoek zijn te stellen. Daaruit volgt dat het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk is en geen behandeling behoeft.
3.3. De rechtbank heeft op 20 december 2011 in onderhavige zaak een eerder wrakingsverzoek reeds afgewezen, mede op de grond dat verzoeker een door de wrakingskamer toen kennelijk noodzakelijke nadere toelichting niet had gegeven. In dat feit en in de omstandigheid dat verzoeker ook thans geen grond aanvoert, ziet de rechtbank aanleiding voor de conclusie dat sprake is van misbruik van de mogelijkheid een wrakingsverzoek in te dienen. Daarin vindt de rechtbank aanleiding te bepalen dat verdere wrakingsverzoeken van verzoeker in de onderhavige hoofdzaak, niet meer in behandeling zullen worden genomen.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2. bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen;
4.3. beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de kantonrechter en de wederpartij een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.4. beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. van Andel, voorzitter, en mrs. R.H.M. Bruin en M. Flipse, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2012 in tegenwoordigheid van mr.drs. I. Helmich als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.