ECLI:NL:RBHAA:2012:BW3778

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700014-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met ernstige brandwonden in detentiecentrum

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 5 april 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van een medegedetineerde. De verdachte heeft op 16 november 2010 in Zaandam een pan met heet water over het slachtoffer gegooid, wat resulteerde in zeer ernstige brandwonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde, ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van de temperatuur van het water. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als geloofwaardig beoordeeld, en concludeerde dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, en is de schadevergoedingsmaatregel van toepassing verklaard. De rechtbank heeft benadrukt dat het feit, dat zich binnen de muren van een detentiecentrum heeft afgespeeld, gevoelens van onveiligheid met zich meebrengt, en dat de gevolgen van het handelen van de verdachte langdurig zijn voor het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700014-12
Uitspraakdatum: 5 april 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 maart 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Mogadishu (Somalië),
thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na ter terechtzitting van 22 maart 2012 toegestane wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 16 november 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, aan een
persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (brandwonden
op het lichaam (bovenzijde rug, schouder, borst, knie en pols)), heeft toegebracht, door opzettelijk een pan kokend althans heet water tegen en/of over die [slachtoffer] heen te gooien;
subsidiair
hij op of omstreeks 16 november 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet kokend, althans heet water tegen de rug en/of de schouder en/of de knie en/of de pols, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden1
Op 16 november 2010 zijn verdachte en [slachtoffer] beiden gedetineerd op de detentieboot in Zaandam. Die dag zit [slachtoffer] met een medegedetineerde op een bankje buiten zijn cel in de buurt van het kantoor van de bewaarders.2 Op enig moment ziet [slachtoffer] dat verdachte met een pan in zijn handen vanuit de keuken in zijn richting komt lopen. Wanneer verdachte bij [slachtoffer] is, gooit verdachte de inhoud van de pan over [slachtoffer] heen. Als gevolg van het hete water dat in de pan blijkt te zitten heeft [slachtoffer] heel veel pijn3 en heeft hij forse brandwonden opgelopen aan zijn rug, schouder, nek, borst, knie en pols.4 In december 2010 spreekt een arts de verwachting uit dat, als gevolg van deze brandwonden, blijvende littekens zullen ontstaan, dat de geschatte duur van de genezing enige tot meerdere weken zal zijn en dat de littekens zorg zullen blijven behoeven.5 In januari 2011 verklaart een arts dat ongeveer 4,5 % van het huidoppervlak verbrand is, dat de huid nog heel fragiel is en langdurig moet worden behandeld met Vaseline, dat de mobiliteit van de gewrichten goed in de gaten moet worden gehouden en dat op termijn eventueel plastische chirurgie aangewezen zal zijn.6
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, nu hij weliswaar bewust de inhoud van de pan over [slachtoffer] heen heeft gegooid, maar niet wist dat het water dat in de pan zat zo heet was dat het brandwonden zou veroorzaken.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit verweer het volgende. Verdachte heeft op enig moment in de keuken, van het fornuis, een pan gepakt met daarin volgens eigen zeggen ongeveer een liter water. Met deze pan is hij richting [slachtoffer] gelopen met de bedoeling hem iets te doen, nu deze [slachtoffer] volgens verdachte over zijn kleding had geürineerd. Dit had verdachte vlak voor het incident gezien.7 [slachtoffer] heeft verklaard dat hij zag dat er rook van de pan kwam8 en één van de bewaarders heeft gezien dat verdachte behoedzaam liep met de pan in de handen en gefocust was op de pan, waarbij deze bewaarder de indruk had dat verdachte niet wilde morsen.9 De verklaring van [slachtoffer] over de rook die van de pan kwam vindt ten eerste bevestiging in het letsel van [slachtoffer] en ten tweede in de situatie die ontstond na het moment waarop het water over [slachtoffer] heen is gegooid. Immers, een bewaarder heeft gezien dat er damp van het t-shirt van [slachtoffer] kwam10 en een andere bewaarder heeft kort na het incident waargenomen dat [slachtoffer] er verschrikkelijk verbrand uitzag.11 Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer], waarin hij aangeeft dat hij damp van de pan zag komen, anders dan de raadsman heeft aangevoerd, niet ongeloofwaardig. Bovendien betekent al het voorgaande dat het niet anders kan dan dat verdachte, die met de pan met water een aanzienlijke afstand heeft overbrugd, moet hebben geweten dat het water in de pan heet was. Verdachte had, door het water over [slachtoffer] heen te gooien, dus opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat, hoewel het letsel van [slachtoffer] ernstig is, dit in juridische zin niet aangemerkt kan worden als zwaar lichamelijk letsel nu het niet zo is dat uitzicht op volkomen genezing ontbreekt en bovendien uit het schrijven van de PI Haaglanden van 7 december 2010 blijkt dat [slachtoffer] vrijwel genezen is. Uit de stukken maakt de rechtbank op dat [slachtoffer] zeer forse brandwonden heeft opgelopen en dat in totaal ongeveer 4,5% van zijn lichaamsoppervlak tweedegraads tot diep tweedegraads is verbrand. Als gevolg hiervan is langdurige behandeling met Vaseline nodig en is op termijn misschien plastische chirurgie nodig.12 Op 25 mei 2011 heeft contact met [slachtoffer] plaatsgevonden. Tijdens dit contact heeft [slachtoffer] gezegd dat hij nog dagelijks crème moet smeren, dat het herstel nog geruime tijd zal duren, dat de kleur van zijn huid nooit meer terug zal komen op de plaatsen waar de huid verbrand is en dat hij nog altijd pijn ondervindt van de plek bij zijn schouder.13 Voorts blijkt uit de medische verklaring dat littekens te verwachten zijn. Op de foto's van het letsel is goed te zien dat [slachtoffer] over een aanzienlijk deel van zijn lichaam verwondingen heeft.14 Op grond van deze bevindingen komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer]. Immers, in het normale spraakgebruik zijn dergelijke brandwonden aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Daar komt bij dat, hoewel de verwondingen wellicht genezen zijn, de ontsierende littekens over een groot deel van het lichaam van [slachtoffer] zichtbaar zullen blijven.
4.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 16 november 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (brandwonden op het lichaam (bovenzijde rug, schouder, borst, knie en pols)), heeft toegebracht, door opzettelijk een pan heet water over die [slachtoffer] heen te gooien;
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Zware mishandeling
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de zware mishandeling van een medegedetineerde. Verdachte heeft een pan met dusdanig heet water over het slachtoffer gegooid dat deze hierdoor zeer ernstige brandwonden heeft opgelopen. Wat ook de reden is geweest van het handelen van verdachte, dit kan nimmer een actie als de onderhavige rechtvaardigen. Naast de hevige pijn die het slachtoffer hiervan heeft ondervonden en de aanzienlijke periode die hij in het ziekenhuis heeft moeten doorbrengen, zullen, als gevolg van het handelen van verdachte, littekens een aanzienlijk deel van zijn lichaam blijven ontsieren waardoor hij nog dagelijks aan de gevolgen wordt herinnerd.
Feiten als het onderhavige brengen gevoelens van onveiligheid met zich. Dat het feit zich binnen de muren van een detentiecentrum heeft afgespeeld doet daaraan niet af. Daar komt bij dat het incident op klaarlichte dag plaatsvond en veel medegedetineerden hiermee zijn of hadden kunnen worden geconfronteerd.
De periode dat verdachte in het kader van de uitlevering heeft vastgezeten, zowel in Duitsland als in Nederland, dient van de opgelegde gevangenisstraf te worden afgetrokken (artikel 27 Wetboek van Strafrecht).
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.066,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit € 1.066,- als vergoeding voor het verblijf in het ziekenhuis en € 7.000,- immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,- billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal bepalen dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: zware mishandeling) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering, voorlopige hechtenis en uitleveringsdetentie heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 3.066,-, bestaande uit € 1.066,- voor de materiële en € 2.000,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.066,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Bordes, voorzitter,
mr. J.H. Dubois en mr. P.M. Wamsteker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 april 2012.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] d.d. 7 maart 2011, dossierpagina 60 (onder)
3 Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 november 2010, dossierpagina 7 en 8.
4 Schriftelijke bescheiden, zijnde foto's van het letsel, dossierpagina's 16-19.
5 Een geschrift zijnde een medische verklaring d.d. 23 november 2010, dossierpagina 14.
6 Een geschrift, zijnde een schrijven van de inrichtingsarts van detentiecentrum Zaandam d.d. 14 januari 2011.
7 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 22 maart 2012.
8 Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 november 2010, dossierpagina 7 (onder).
9 Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 22 maart 2011, dossierpagina 67 (onder).
10 Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 22 maart 2011, dossierpagina 67 (boven).
11 Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] d.d. 7 maart 2011, dossierpagina 61 (midden).
12 Een geschrift, zijnde een schrijven van de inrichtingsarts van detentiecentrum Zaandam d.d. 14 januari 2011.
13 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 mei 2011, dossierpagina 79 (onder).
14 Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring d.d. 23 november 2011, dossierpagina 14 (inclusief foto's van het letsel als bijlagen, dossierpagina 16-19).