2.14 De documenten 2006-4 a tot en met h, welke zien op het misbruik maken van gemeentelijke eigendommen, heeft verweerder met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob niet aan eisers verstrekt omdat deze veel persoonlijke gegevens bevat dan wel door de aard van de facturen en/of gegevens herleidbaar zijn tot een persoon. Na lezing van de documenten is de rechtbank van oordeel dat het in casu het handelen en/of nalaten van een enkele ambtenaar betreft.. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g van de Wob in de weg staat aan openbaarmaking van deze documenten. Bovendien zou door anonimisering van bijvoorbeeld facturen vrijwel niets van de betreffende documenten overblijven.
2.15 De documenten 2006-5 a tot en met c, hebben betrekking op misbruik van (vertrouwelijke) informatie. Verweerder heeft met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob niet aan eisers verstrekt omdat ook na anonimisering de omstandigheden herleidbaar zijn tot een persoon. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g van de Wob in de weg staat aan openbaarmaking van deze documenten.
2.16 Document 2006-6, misbruik (vertrouwelijke) informatie, heeft verweerder met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob niet aan eisers verstrekt omdat de omstandigheden herleidbaar zijn tot een persoon. Na lezing van het document is de rechtbank van oordeel dat het document informatie bevat die de persoonlijke levenssfeer betreft. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g van de Wob in de weg staat aan openbaarmaking van dit document. Verweerder heeft dit document tevens niet verstrekt omdat het zou gaan om een document dat is opgesteld ten behoeve van intern beraad en persoonlijke beleidsopvattingen bevat (artikel 11, eerste lid, van de Wob). De rechtbank heeft in het document geen persoonlijke beleidsopvattingen kunnen ontdekken, zodat verweerder zich niet in redelijkheid op deze weigeringsgrond heeft kunnen beroepen.
2.17 De documenten 2006-7 a en b, hebben betrekking op een diefstal (het ter zitting genoemde “patatincident”). Verweerder heeft met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob niet aan eisers verstrekt omdat de documenten door de aard van melding herleidbaar zijn. Na lezing van de documenten is de rechtbank van oordeel dat bij deze melding meerdere personen zijn betrokken, de integriteit van de overheid in het geding is en dat de melding een grote uitstraling naar de dienst heeft. Niet valt in te zien waarom geanonimiseerde openbaarmaking van deze documenten niet wenselijk is. Het standpunt van verweerder dat openbaarmaking achterwege dient te blijven op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob, berust niet op een deugdelijke motivering.
2.18 De documenten 2006-9 b en c, betreffen een mogelijke integriteitsschending. Verweerder heeft deze documenten met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob niet aan eisers verstrekt omdat de omstandigheden herleidbaar zijn tot een persoon. Voorts heeft verweerder het onder 9b genoemde document niet verstrekt omdat het zou gaan om een document dat is opgesteld ten behoeve van intern beraad en persoonlijke beleidsopvattingen bevat als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wob. Na lezing van de documenten is de rechtbank van oordeel dat document 9b naast aantekeningen uit het persoonsdossier van de betrokken ambtenaar persoonlijke beleidsopvattingen bevat. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g van de Wob en artikel 11, eerste lid, van de Wob in de weg staat aan openbaarmaking van deze documenten. Gelet op de inhoud heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt kunnen stellen dat (geanonimiseerde) openbaarmaking van dit document niet wenselijk is. Voor document 9c geldt dat het document naar het oordeel van de rechtbank terecht is geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g aangezien vrijwel alle aspecten erin herleidbaar zijn tot een persoon. Door anonimisering zou niets van het document overblijven.
2.19 De documenten 2007-4 a tot en met d, betreffen de melding van belangenverstrengeling. Verweerder heeft met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob niet aan eisers verstrekt omdat de omstandigheden herleidbaar zijn tot een persoon. Na lezing van de documenten is de rechtbank van oordeel dat in casu sprake is van een melding waarbij een hele cluster is betrokken met een grote uitstraling naar de dienst. Het standpunt van verweerder dat openbaarmaking achterwege dient te blijven op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob, berust niet op een deugdelijke motivering.
2.20 De documenten 2007-5 a tot en met c en e tot en met g, hebben betrekking op fraude bij een subsidieaanvraag. Verweerder heeft met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob niet aan eisers verstrekt omdat de omstandigheden herleidbaar zijn tot een persoon. Verweerder heeft voorts documenten b en e niet verstrekt omdat het zou gaan om documenten die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad en persoonlijke beleidsopvattingen bevat (artikel 11, eerste lid, van de Wob). Na lezing van de documenten is de rechtbank van oordeel dat bij de melding meerdere ambtenaren zijn betrokken en door het handelen van deze ambtenaren de integriteit van de openbare dienst in het geding is. Het standpunt van verweerder dat openbaarmaking achterwege dient te blijven op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob, berust niet op een deugdelijke motivering. De rechtbank ziet niet in, gelet op het inhoud van de documenten, waarom geanonimiseerde openbaarmaking niet wenselijk is. De rechtbank deelt wel het standpunt van verweerder dat de documenten b en e persoonlijke beleidsopvattingen bevatten, zodat de weigering om deze te verstrekken stand kan houden.
2.21 Document 2007-6 ziet op misbruik van bevoegdheden, belangenverstrengeling en fraude. Verweerder heeft dit document met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, e en g, van de Wob niet aan eisers verstrekt omdat de omstandigheden herleidbaar zijn tot een persoon. Na lezing van de documenten is de rechtbank van oordeel dat meerdere ambtenaren van een cluster bij de melding zijn betrokken maar dat de casus in feite een enkele ambtenaar betreft door wiens handelen de integriteit van de openbare dienst wordt geschaad. Gelet op de inhoud van de documenten is geanonimiseerde openbaarmaking niet mogelijk, omdat de omstandigheden ook dan herleidbaar zijn tot een persoon. Gelet op het vorenstaande behoeft het standpunt van verweerder dat het document niet wordt verstrekt in het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob) geen nadere bespreking.
2.22 De documenten 2007-7 a en c, welke betrekking hebben op een misdraging, heeft verweerder met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob niet aan eisers verstrekt omdat de omstandigheden herleidbaar zijn tot een persoon. Na lezing van de documenten is de rechtbank van oordeel dat de casus een enkele ambtenaar betreft en dat voorts sprake is van een zuiver arbeidsrechtelijke aangelegenheid tussen verweerder en de ambtenaar. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g van de Wob in de weg staat aan openbaarmaking van deze documenten.
2.23 De documenten 2007-8 a tot en met c heeft betrekking op misbruik van bevoegdheden. Verweerder heeft met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob niet aan eisers verstrekt omdat de omstandigheden herleidbaar zijn tot een persoon. Na lezing van de documenten is de rechtbank van oordeel dat het in casu gaat om een grensgeval. De casus ziet enerzijds op een enkele ambtenaar en is sprake van een zuiver arbeidsrechtelijke aangelegenheid tussen verweerder en de ambtenaar, anderzijds is bij de melding een cluster betrokken. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden herleidbaar zijn tot een persoon. Gelet hierop heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g van de Wob in de weg staat aan openbaarmaking van deze documenten.
2.24 De documenten 2007-11 a tot en met c hebben betrekking op oplichting en valsheid in geschrift. Verweerder heeft met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob niet aan eisers verstrekt omdat de omstandigheden herleidbaar zijn tot een persoon. Na lezing van de documenten is de rechtbank van oordeel dat de casus een enkele ambtenaar betreft en dat voorts sprake is van een zuiver arbeidsrechtelijke aangelegenheid tussen verweerder en de ambtenaar. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g van de Wob in de weg staat aan openbaarmaking van deze documenten.
2.25 De documenten 2008-2 a en b hebben betrekking op misbruik van gemeentelijke eigendommen. Verweerder merkt daarbij op dat sprake is van een medewerker die zich buiten werktijd heeft schuldig gemaakt aan intimidatie en misbruik van gemeentelijke eigendommen. Verweerder heeft de documenten met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob niet aan eisers verstrekt omdat de omstandigheden herleidbaar zijn tot een persoon. Na lezing van de documenten is de rechtbank van oordeel dat de casus een enkele ambtenaar betreft en dat voorts sprake is van een zuiver arbeidsrechtelijke aangelegenheid tussen verweerder en de ambtenaar. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g van de Wob in de weg staat aan openbaarmaking van deze documenten.
2.26 Document 2008-3 d, een vertrouwelijk rapport in een onderzoek naar misbruik van gemeentelijke eigendommen, heeft verweerder met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob niet aan eisers verstrekt omdat de omstandigheden herleidbaar zijn tot een persoon. Na lezing van de documenten is de rechtbank van oordeel dat de casus een enkele ambtenaar betreft en dat voorts sprake is van een zuiver arbeidsrechtelijke aangelegenheid tussen verweerder en de ambtenaar. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g van de Wob in de weg staat aan openbaarmaking van dit document.
2.27 De documenten 2008-4 a en b, betreffen twee processen-verbaal van aangifte in een melding over bedreiging en intimidatie, niet door een ambtenaar. Verweerder heeft met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob niet aan eisers verstrekt omdat de omstandigheden herleidbaar zijn tot een persoon. Na lezing van de documenten is de rechtbank van oordeel dat in casu sprake is van zuiver arbeidsrechtelijke aangelegenheid tussen verweerder en de ambtenaar en dat door het handelen van de ambtenaar de integriteit van de openbare dienst niet wordt geschaad. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g van de Wob in de weg staat aan openbaarmaking van deze documenten.
2.28 Het voorgaande leidt tot de volgende conclusies.
- Openbaarmaking van de documenten 2006-4, 2006-5, 2006-6, 2006-9b en 9c, 2007-5 b en e, 2007-6, 2007-7 a en c, 2007-8 a tot en met c, 2007-11, 2008-2 a en b, 2008-3 en 2008-4 mag achterwege blijven.
- Ten aanzien van documenten 2006-1 b tot en met d, 2006-3 a t/m c, 2006-7, 2007-4 a tot en met d, 2007- 5 a, c, d, f en g, heeft verweerder zich in redelijkheid niet op het standpunt kunnen stellen dat openbaarmaking achterwege dient te blijven op de door hem aangegeven gronden.