ECLI:NL:RBHAA:2012:BW2955

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700883-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van belaging met onvoldoende bewijs voor stelselmatigheid

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem, stond de verdachte terecht voor belaging van de aangeefster. De tenlastelegging omvatte meerdere gedragingen, waaronder het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster door haar te bellen en zich bij haar woning op te houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 november 2011 vijf keer naar het werk van de aangeefster heeft gebeld, waarbij hij zich voordeed als een medewerker van de politie. Ondanks deze hinderlijke gedragingen, oordeelde de rechtbank dat de aard, duur en frequentie van de telefoontjes niet voldeden aan de vereiste stelselmatigheid voor belaging. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en hefte het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op. De uitspraak vond plaats op 13 april 2012, na een openbare terechtzitting op 30 maart 2012. De rechtbank benadrukte dat de gedragingen van de verdachte, hoewel hinderlijk, niet de ernst en stelselmatigheid vertoonden die vereist zijn voor een veroordeling wegens belaging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit afgewezen en de verdachte vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700883-11
Uitspraakdatum: 13 april 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 maart 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Beverwijk,
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 november 2011 tot en met 15 november 2011 te Haarlem, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is hij, verdachte,
- (meermalen) zich bij de woning van die [slachtoffer] opgehouden en/of
- (meermalen), contact gezocht met die [slachtoffer] door haar een brief (met dreigementen, waaronder de tekst: "Christmas is hot with M-cocktails") te sturen en/of door haar te bellen en/of
- (meermalen) achter die [slachtoffer] aangereden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 136 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft gevorderd aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden te verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de Reclassering, alsmede een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod met betrekking tot de locaties waar aangeefster werkzaam is. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie gevorderd deze in het geheel toe te wijzen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze dienen te worden verbeurd verklaard.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich in een periode die vier dagen bestrijkt, schuldig heeft gemaakt aan stalking, in juridische bewoordingen: belaging, van aangeefster [slachtoffer].
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging voorop dat daarvoor vereist is dat de inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster stelselmatig zijn. Uit vaste jurisprudentie volgt dat de duur, de aard, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen alsmede de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer, relevante factoren zijn bij de vraag of sprake is van stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.
De gedragingen die aan verdachte ten laste zijn gelegd en die volgens de tenlastelegging maken dat sprake is geweest van belaging, zijn het (meermalen) achter aangeefster aanrijden, het zich (meermalen) ophouden bij de woning van aangeefster en het (meermalen) zoeken van contact met aangeefster door middel van brieven en het plegen van telefoontjes naar het werk van aangeefster.
Op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft de rechtbank vastgesteld dat met 'achter aangeefster is aangereden' gedoeld wordt op de avond van 12 november 2011 toen verdachte in Haarlem was. Uit de aangifte komt naar voren dat aangeefster die bewuste avond, op het moment dat zij in Erasmuslaan rijdt waar een van de locaties van de instelling waarvoor zij werkt is gevestigd, een witte Mercedes ziet. Zij ziet de witte Mercedes afslaan in de richting van de Jan van Zutphenstraat. Aangeefster is vervolgens doorgereden naar de Jan van Zutphenstraat, alwaar de witte Mercedes haar tegemoet komt. Zij herkent tijdens het passeren van deze witte Mercedes de daarin achter het stuur gezeten verdachte.
Als zij vervolgens doorrijdt naar de Braillelaan, ziet zij dat ook het voertuig waarin zij verdachte heeft herkend, daar rechts van haar rijdt. Vervolgens verklaart aangeefster: "ik ben achter deze Mercedes aangereden. Ik wilde namelijk weten wat het kenteken was".
Gelet op deze verklaring en het feit dat ook overigens nergens in het dossier staat gerelateerd dat verdachte achter aangeefster is aangereden, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte (meermalen) achter aangeefster is aangereden.
Voorts blijkt uit het dossier dat aangeefster enkele heel nare brieven en een kaart heeft ontvangen. Eén van deze brieven heeft verdachte geschreven, zo heeft hij ter terechtzitting verklaard. Echter, nu deze brief is gedateerd op 2 november 2011 en daarmee buiten de ten laste gelegde periode valt, draagt deze brief niet bij aan het bewijs in onderhavige zaak.
Met betrekking tot de andere brief en de kaart ontkent verdachte die te hebben geschreven en verzonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte deze brief en kaart heeft geschreven en aan aangeefster heeft verzonden. De enkele aangifte is daartoe immers onvoldoende. Hoewel in de brief staat geschreven 'we where in your garden, nice water', bevinden zich verder geen bewijsmiddelen in het dossier waaruit kan worden afgeleid dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode heeft opgehouden bij de woning van aangeefster, zodat ook deze gedraging niet bewezen kan worden.
Wel kan worden vastgesteld dat verdachte op 12 november 2011 tussen 18.18 uur en 21.49 uur in totaal vijf maal heeft gebeld naar het telefoonnummer van het werk van aangeefster. Bij het eerste telefoontje heeft verdachte, die zich daarbij voordeed als medewerker van de politie Limburg, daadwerkelijk aangeefster aan de lijn gehad. Om 21.49 uur heeft verdachte opnieuw naar het werk van aangeefster gebeld en daarbij twee van haar collega's aan de lijn gekregen. De overige telefoontjes die verdachte die avond naar het werk van aangeefster heeft gepleegd, hebben geleid tot een telefonisch contact van slechts enkele seconden. Uit de verklaringen van aangeefster noch uit die van de getuigen komt naar voren dat bij deze telefonisch contacten ook daadwerkelijk iets gezegd is.
Uit het voorgaande volgt dat van de aan verdachte ten laste gelegde gedragingen alleen bewezen kan worden dat verdachte op één dag vijf keer naar het werk van aangeefster heeft gebeld. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat verdachte zich jegens benadeelde wederom, ondanks eerdere veroordelingen, zeer hinderlijk heeft gedragen en de overlast die de benadeelde hiervan ondervindt, dient te stoppen, leiden deze gedragingen, naar hun aard, duur en frequentie alsmede de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de invloed die deze specifieke gedragingen op het slachtoffer hebben gehad, niet tot de conclusie dat sprake is van de voor belaging vereiste stelselmatigheid. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
5. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J.M. Uitermark, voorzitter,
mr. M. Hoendervoogt en mr. A. Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 april 2012.
Mr. Eichperger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.