RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/996502-07
Uitspraakdatum: 27 januari 2012
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 1 juli 2010, 25 november 2010, 26 november 2010, 1 december 2010, 22 december 2010, 21 maart 2011, 9 mei 2011, 26 mei 2011, 30 mei 2011, 8 juni 2011, 23 juni 2011, 24 juni 2011, 6 juli 2011, 26 september 2011, 27 september 2011, 21 oktober 2011, 7 november 2011, 9 november 2011 en 13 januari 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Hij in of omstreeks de periode van 24 april 2005 tot en met 13 november 2007 te Haelen en/of Hoofddorp, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 3.100.000 (exclusief btw), in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld
door voor te wenden dat dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren verkregen op basis van een (valse of vervalste) maatschapovereenkomst tussen Landquest NV en [vennootschap 19] (D-0557/D-0781/D-1131) en/of een (daar opvolgende) (valse of vervalste) ontbindingsovereenkomst tussen Landquest NV en [vennootschap 19] (D-0780/D-1869/D-2267) en/of een (valse of vervalste) factuur van [vennootschap 19] aan Landquest NV (D-0751),
althans dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerpen/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
[vennootschap 19] in of omstreeks de periode van 24 april 2005 tot en met 13 november 2007 te Haelen en/of Hoofddorp, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 3.100.000 (exclusief btw), in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld
door voor te wenden dat dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren verkregen op basis van een (valse of vervalste) maatschapovereenkomst tussen Landquest NV en [vennootschap 19] (D-0557/D-0781/D-1131) en/of een (daar opvolgende) (valse of vervalste) ontbindingsovereenkomst tussen Landquest NV en [vennootschap 19] (D-0780/D-1869/D-2267) en/of een (valse of vervalste) factuur van [vennootschap 19] aan Landquest NV (D-0751),
althans dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven,
terwijl voornoemde [vennootschap 19] en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer (rechts)personen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 1 juli 2007 te Hoofddorp en/of Weert en/of Haelen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 436.250,- excl. BTW, in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld
door voor te wenden dat dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren verkregen op basis van een (valse of vervalste) factuur van [vennootschap 19] aan Coordinatie Bouwwezen BV (D-0545) en/of een (valse of vervalste) factuur van [vennootschap 18] aan Coordinatie Bouwwezen BV (D-0541/D-0544/D-0820/D-1447) en/of een (valse of vervalste) factuur van [vennootschap 18] aan Wertha Vastgoed I BV (D-3212),
althans dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
[vennootschap 19] in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 1 juli 2007 te Hoofddorp en/of Weert en/of Haelen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 436.250,- excl. BTW, in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld
door voor te wenden dat dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren verkregen op basis van een (valse of vervalste) factuur van [vennootschap 19] aan Coordinatie Bouwwezen BV (D-0545) en/of een (valse of vervalste) factuur van [vennootschap 18] aan Coordinatie Bouwwezen BV (D-0541/D-0544/D-0820/D-1447) en/of een (valse of vervalste) factuur van [vennootschap 18] aan Wertha Vastgoed I BV (D-3212),
althans dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven,
terwijl [vennootschap 19] en/of haar mededader(s) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer (rechts)personen, althans alleen, opdracht heeft gegeven, dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
Hij in of omstreeks de periode van 1 april 2002 tot en met 13 november 2007 te Haelen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 5.445.363 (Fl. 12.000.000) (exclusief btw), in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op het/de voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren en/of wie het voorhanden had/hadden (te weten hij, verdachte, en/of medeverdachte [medeverdachte 2])
door voor te wenden dat dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren verkregen op basis van een (valse of vervalste) winstdelingsovereenkomst tussen Universum Beheer BV en Ceylonstaete BV (D-0835) en/of een (valse of vervalste) vaststellingsovereenkomst tussen Universum Beheer BV en Ceylonstaete BV (D-0836)
door dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) te ontvangen op de bankrekening van Universum Beheer BV, van welke vennootschap medeverdachte [medeverdachte 2] door middel van aandelenverhoudingen die voor derden niet zichtbaar waren, (economisch) (mede)eigenaar was
door dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en), althans delen daarvan, door te storten of door te doen laten storten, via de de bankrekening van Universum Holding BV, op een of meer Zwitserse bankrekening(en) (bij de Clariden Bank te Basel),
althans dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Universum Beheer B.V. en/of Universum Holding B.V. op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2002 tot en met 13 november 2007 te Haelen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 5.445.363 (Fl. 12.000.000) (exclusief btw), in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren en/of wie het voorhanden had/hadden (te weten hij, verdachte, en/of medeverdachte [medeverdachte 2])
door voor te wenden dat dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren verkregen op basis van een (valse of vervalste) winstdelingsovereenkomst tussen Universum Beheer BV en Ceylonstaete BV (D-0835) en/of een (valse of vervalste) vaststellingsovereenkomst tussen Universum Beheer BV en Ceylonstaete BV (D-0836)
door dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) te ontvangen op de bankrekening van Universum Beheer BV, van welke vennootschap medeverdachte [medeverdachte 2] door middel van aandelenverhoudingen die voor derden niet zichtbaar waren, (economisch) (mede)eigenaar was
door dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en), althans delen daarvan, door te storten of door te doen laten storten, via de bankrekening van Universum Holding BV, op een of meer Zwitserse bankrekening(en) (bij de Clariden Bank te Basel),
althans dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven,
terwijl voornoemde Universum Beheer B.V. en/of Universum Holding B.V. en/of haar/hun mededader(s) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer (rechts)personen, althans alleen, opdracht heeft gegeven, dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Universum Vastgoed BV en/of Koblok Exploitaties BV op of omstreeks 15 april 2004 en/of 30 maart 2004 en/of 28 oktober 2003 en/of 21 december 2004, althans in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 19 juni 2007, te Roermond en/of Tilburg en/of Bloemendaal te Aerdenhout en/of Baarn en/of Lage Vuursche en/of Haelen en/of Haarlem en/of Rosmalen, in el geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)
A - een overeenkomst tussen enerzijds Drentepark v.o.f. vertegenwoordigd door haar vennoten [vennootschap 6] en [vennootschap 20] en anderzijds Universum Vastgoed BV vertegenwoordigd door haar directeuren [betrokkene 1] en [verdachte], terzake - zakelijk weergegeven - een aan Universum Vastgoed BV te betalen vergoeding van EUR 2.586.547,- voor de bemiddeling en inspanning die Universum Vastgoed BV heeft verricht als gevolg waarvan een ontwikkelovereenkomst tot stand is gekomen tussen Schootse Poort en Bouwfonds Ontwikkeling BV en/of voor de in het bezit van Universum Vastgoed BV zijnde bouwclaim terzake van het project Eurocenter te Amsterdam, welke bouwclaim voorziet in de bouw van een woontoren en twee kantoortorens (D-0036),en/of
B - een overeenkomst tussen enerzijds [medeverdachte 14] en anderzijds Universum Vastgoed BV, terzake - zakelijk weergegeven - een te betalen vergoeding van EUR 136.134,- voor de bemiddeling en inspanning die Universum Vastgoed BV heeft verricht / zal verrichten als gevolg waarvan een ontwikkelingsovereenkomst tot stand zal komen tussen Schootse Poort/Philips Pensioenfonds en Bouwfonds Vastgoedontwikkeling CV (D-0860), en/of
C - een overeenkomst tussen enerzijds [medeverdachte 14] en anderzijds Koblok Exploitaties BV, terzake - zakelijk weergegeven - een te betalen vergoeding van (ondermeer) EUR 1.050.000,- excl. btw, voor de bemiddeling en inspanning die Koblok Exploitaties BV heeft verricht als gevolg waarvan [medeverdachte 14] een bouwclaim heeft kunnen verzilveren betrekking hebbende op het project Eurocenter te Amsterdam (D-1060),
zijnde (telkens) een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben Universum Vastgoed BV en/of Koblok Exploitaties BV en/of haar mededader(s)
A - in genoemde overeenkomst onder A opgenomen dat - zakelijk weergegeven -
- Universum Vastgoed BV bemiddeling en inspanning heeft verricht als gevolg waarvan tussen Schootse Poort en Bouwfonds Ontwikkeling BV een ontwikkelovereenkomst is gesloten, terwijl in werkelijkheid Universum Vastgoed BV geen bemiddeling en/of inspanning heeft verricht bij de totstandkoming van de ontwikkelovereenkomst tussen Schootse Poort en Bouwfonds Ontwikkeling BV
en/of
- Universum Vastgoed BV een bouwclaim terzake van het project Eurocenter in haar bezit heeft, terwijl in werkelijkheid Universum Vastgoed BV geen (zakelijke) rechten kan doen gelden ten aanzien van het project Eurocenter en/of ten overstaan van Drentepark v.o.f., althans geen rechten en/of bouwclaim heeft ten waarde van de overeengekomen vergoeding van EUR 2.586.547,-
B - in genoemde overeenkomst onder B opgenomen dat - zakelijk weergegeven -
- Universum Vastgoed BV bemiddeling en inspanning heeft verricht / zal verrichten als gevolg waarvan tussen Schootse Poort/Philips Pensioenfonds en Bouwfonds Vastgoedontwikkeling CV een overeenkomst tot stand zal komen, terwijl in werkelijkheid Universum Vastgoed BV geen bemiddeling en/of inspanning heeft verricht / zal verrichten bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen Schootse Poort/Philips Pensioenfonds en Bouwfonds Vastgoedontwikkeling CV
en/of
- [medeverdachte 14] zich zal inspannen dat de bouwopdracht inzake het project Eurocenter wordt verstrekt aan een nader door het Bouwfonds aan te wijzen aannemer en/of aannemercombinatie, terwijl [medeverdachte 14] in werkelijkheid geen inspanningen zou gaan verrichten, dan wel Universum Vastgoed BV en/of haar mededader(s) ten tijde van de opstelling en ondertekening van de overeenkomst (D-0860) wist(en) dat [medeverdachte 14] geen inspanningen zoals genoemd zou gaan verrichten,
C - in genoemde overeenkomst onder C opgenomen dat - zakelijk weergegeven - [medeverdachte 14] een bouwclaim in haar bezit heeft en/of Koblok Exploitaties BV bemiddeling en/of inspanning heeft verricht voor het verzilveren van deze bouwclaim, terwijl in werkelijkheid [medeverdachte 14] geen bouwclaim in haar bezit had, althans niet een bouwclaim met een geldelijke waarde zoals is overeengekomen door en/of betaald aan [medeverdachte 14], en/of in werkelijkheid Koblok Exploitaties BV geen bemiddeling en/of inspanning heeft verricht ten behoeve van het verzilveren van deze (gepretendeerde) bouwclaim
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte en/of zijn mededader(s), opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) hij, verdachte en/of zijn mededader(s), feitelijke leiding heeft/hebben gegeven;
Hij op of omstreeks 15 april 2004 en/of 30 maart 2004 en/of 28 oktober 2003 en/of 21 december 2004, althans in de periode 1 oktober 2003 tot en met 19 juni 2007, te Roermond en/of Tilburg en/of Bloemendaal te Aerdenhout en/of Baarn en/of Lage Vuursche en/of Haelen en/of Haarlem en/of Rosmalen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)
A - een overeenkomst tussen enerzijds Drentepark v.o.f. vertegenwoordigd door haar vennoten [vennootschap 6] en [vennootschap 20] en anderzijds Universum Vastgoed BV vertegenwoordigd door haar directeuren [betrokkene 1] en [verdachte], terzake - zakelijk weergegeven - een aan Universum Vastgoed BV te betalen vergoeding van EUR 2.586.547,- voor de bemiddeling en inspanning die Universum Vastgoed BV heeft verricht als gevolg waarvan een ontwikkelovereenkomst tot stand is gekomen tussen Schootse Poort en Bouwfonds Ontwikkeling BV en/of voor de in het bezit van Universum Vastgoed BV zijnde bouwclaim terzake van het project Eurocenter te Amsterdam, welke
bouwclaim voorziet in de bouw van een woontoren en twee kantoortorens (D-0036),en/of
B - een overeenkomst tussen enerzijds [medeverdachte 14] en anderzijds Universum Vastgoed BV, terzake - zakelijk weergegeven - een te betalen vergoeding van EUR 136.134,- voor de bemiddeling en inspanning die Universum Vastgoed BV heeft verricht / zal verrichten als gevolg waarvan een ontwikkelingsovereenkomst tot stand zal komen tussen Schootse Poort/Philips Pensioenfonds en Bouwfonds Vastgoedontwikkeling CV (D-0860), en/of
C - een overeenkomst tussen enerzijds [medeverdachte 14] en anderzijds Koblok Exploitaties BV, terzake - zakelijk weergegeven - een te betalen vergoeding van (ondermeer) EUR 1.050.000,- excl. btw, voor de bemiddeling en inspanning die Koblok Exploitaties BV heeft verricht als gevolg waarvan [medeverdachte 14] een bouwclaim heeft kunnen verzilveren betrekking hebbende op het project Eurocenter te Amsterdam (D-1060),
zijnde (telkens) een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
A - in genoemde overeenkomst onder A opgenomen dat - zakelijk weergegeven -
- Universum Vastgoed BV bemiddeling en inspanning heeft verricht als gevolg waarvan tussen Schootse Poort en Bouwfonds Ontwikkeling BV een ontwikkelovereenkomst is gesloten, terwijl in werkelijkheid Universum Vastgoed BV geen bemiddeling en/of inspanning heeft verricht bij de totstandkoming van de ontwikkelovereenkomst tussen Schootse Poort en Bouwfonds Ontwikkeling BV
en/of
- Universum Vastgoed BV een bouwclaim terzake van het project Eurocenter in haar bezit heeft, terwijl in werkelijkheid Universum Vastgoed BV geen (zakelijke) rechten kan doen gelden ten aanzien van het project Eurocenter en/of ten overstaan van Drentepark v.o.f., althans geen rechten en/of bouwclaim heeft ten waarde van de overeengekomen vergoeding van EUR 2.586.547,-
B - in genoemde overeenkomst onder B opgenomen dat - zakelijk weergegeven -
- Universum Vastgoed BV bemiddeling en inspanning heeft verricht / zal verrichten als gevolg waarvan tussen Schootse Poort/Philips Pensioenfonds en Bouwfonds Vastgoedontwikkeling CV een overeenkomst tot stand zal komen, terwijl in werkelijkheid Universum Vastgoed BV geen bemiddeling en/of inspanning heeft verricht / zal verrichten bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen Schootse Poort/Philips Pensioenfonds en Bouwfonds Vastgoedontwikkeling CV
en/of
- [medeverdachte 14] zich zal inspannen dat de bouwopdracht inzake het project Eurocenter wordt verstrekt aan een nader door het Bouwfonds aan te wijzen aannemer en/of aannemercombinatie, terwijl [medeverdachte 14] in werkelijkheid geen inspanningen zou gaan verrichten, dan wel Universum Vastgoed BV en/of haar mededader(s) ten tijde van de opstelling en ondertekening van de overeenkomst (D-0860) wist(en) dat [medeverdachte 14] geen inspanningen zoals genoemd zou gaan verrichten,
C - in genoemde overeenkomst onder C opgenomen dat - zakelijk weergegeven - [medeverdachte 14] een bouwclaim in haar bezit heeft en/of Koblok Exploitaties BV bemiddeling en/of inspanning heeft verricht voor het verzilveren van deze bouwclaim, terwijl in werkelijkheid [medeverdachte 14] geen bouwclaim in haar bezit had, althans niet een bouwclaim met een geldelijke waarde zoals is overeengekomen door en/of betaald aan [medeverdachte 14], en/of in werkelijkheid Koblok Exploitaties BV geen bemiddeling en/of inspanning heeft verricht ten behoeve van het verzilveren van deze (gepretendeerde) bouwclaim
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
Hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2003 tot en met 13 november 2007, te Hoevelaken en/of Haelen en/of Roermond, in elk geval in Nederland en/of te Basel (Zwitserland), in elk geval in Zwitserland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 5.055.181 (exclusief btw), in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren en/of wie het voorhanden had/hadden (te weten hij, verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 2])
door voor te wenden dat dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren verkregen op basis van een (valse of vervalste) brief van Bouwfonds Ontwikkeling BV aan Universum
Vastgoed BV (D-0620) en/of een (valse of vervalste) brief van Universum Vastgoed BV aan Bouwfonds Ontwikkeling CV (D-1982) en/of
een (valse of vervalste) (bouwclaim)overeenkomst tussen Drente Park VOF en Universum Vastgoed BV (D-0036) en/of
een (valse of vervalste) (bouwclaim)overeenkomst tussen Universum Vastgoed BV en [medeverdachte 14] (D-0860) en/of
een (valse of vervalste) factuur van Universum Vastgoed BV aan [medeverdachte 14] (D-2237) en/of
een (valse of vervalste) factuur van Universum Vastgoed BV aan Bouwfonds Ontwikkeling BV (D-1992) en/of
drie, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van Universum Vastgoed BV aan Drentepark VOF (D-1636 en/of D-2076 en/of D-2078) een (valse of vervalste) factuur van Universum Beheer BV aan Koblok Exploitaties BV (D-1593)
door dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) te ontvangen op de bankrekening van Universum Vastgoed B.V. en/of Universum Beheer BV, van welke vennootschap(pen) medeverdachte [medeverdachte 2] middels aandelenverhoudingen die voor derden niet zichtbaar waren, (economisch) (mede)eigenaar was
door dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en), althans delen daarvan, na de liquidatie van Universum Vastgoed B.V., door te storten of te doen of laten doorstorten, via de bankrekening van Universum Holding BV, naar een of meer Zwitserse bankrekening(en) (bij de Clariden Bank te Basel),
althans dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Universum Vastgoed B.V. en/of Universum Beheer B.V. en/of Universum Holding B.V. in of omstreeks de periode van 1 oktober 2003 tot en met 13 november 2007, te Hoevelaken en/of Haelen en/of Roermond, in elk geval in Nederland en/of te Basel (Zwitserland), in elk geval in Zwitserland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 5.055.181 (exclusief btw), in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op het/de voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren en/of wie het voorhanden had/hadden (te weten hij, verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 2])
door voor te wenden dat dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren verkregen op basis van een (valse of vervalste) brief van Bouwfonds Ontwikkeling BV aan Universum Vastgoed BV (D-0620) en/of
een (valse of vervalste) brief van Universum Vastgoed BV aan Bouwfonds Ontwikkeling CV (D-1982) en/of
een (valse of vervalste) (bouwclaim)overeenkomst tussen Drente Park VOF en Universum Vastgoed BV (D-0036) en/of
een (valse of vervalste) (bouwclaim)overeenkomst tussen Universum Vastgoed BV en [medeverdachte 14] (D-0860) en/of
een (valse of vervalste) factuur van Universum Vastgoed BV aan [medeverdachte 14] (D-2237) en/of
een (valse of vervalste) factuur van Universum Vastgoed BV aan Bouwfonds Ontwikkeling BV (D-1992) en/of
drie, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van Universum Vastgoed BV aan Drentepark VOF (D-1636 en/of D-2076 en/of D-2078) en/of
een (valse of vervalste) factuur van Universum Beheer BV aan Koblok Exploitaties BV (D-1593)
door dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) te ontvangen op de bankrekening van Universum Vastgoed B.V. en/of Universum Beheer BV, van welke vennootschap(pen) medeverdachte [medeverdachte 2] middels aandelenverhoudingen die voor derden niet zichtbaar waren,(economisch) (mede)eigenaar was
door dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en), althans delen daarvan, na de liquidatie van Universum Vastgoed B.V., door te storten of te doen of laten doorstorten, via de bankrekening van Universum Holding BV, naar een of meer Zwitserse bankrekening(en) (bij de Clariden Bank te Basel),
althans dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven,
terwijl voornoemde Universum Vastgoed B.V. en/of Universum Beheer B.V. en/of Universum Holding B.V. en/of haar/hun mededader(s) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(en) feit(en) hij, verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (telkens) opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) hij, verdachte en/of zijn mededader(s), feitelijke
leiding heeft/hebben gegeven;
Universum Vastgoed B.V. op of omstreeks 30 oktober 2003 te Hoevelaken en/of Haelen en/of Roermond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
een (namens Bouwfonds Ontwikkeling B.V. ondertekende) brief van Bouwfonds Ontwikkeling B.V. aan Universum gedateerd 30 oktober 2003 (D-0620),
zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers hebben/heeft Universum en/of haar mededader(s)
in die brief D-0620 (onder meer) vermeld, althans doen of laten vermelden -zakelijk weergegeven- dat de afspraken die in de brief van 23 mei 2000 (D-0032) afkomstig van Universum Vastgoed BV staan vermeld ten behoeve van de samenwerking voor het project Eurocenter, in ruil voor welke samenwerking en inspanningen Bouwfonds Ontwikkeling B.V. een vergoeding aan Universum Vastgoed BV verschuldigd was van 25% van de vastgestelde projectwinst, welke brief van 23 mei 2000 destijds namens Bouwfonds Ontwikkeling B.V. voor akkoord was getekend en aan Universum Vastgoed was geretourneerd, gezien de gewijzigde situatie opnieuw met elkaar zijn bekeken en dit heeft geresulteerd in de afspraak dat de vergoeding van 25 % van de projectwinst van Bouwfonds
Ontwikkeling B.V. aan Universum Vastgoed BV in zijn geheel vervalt en Bouwfonds Ontwikkeling B.V. een aanbreng- en verkoopcourtage verschuldigd is aan Universum Vastgoed BV voor de door Universum Vastgoed BV verrichte bemiddeling en activiteiten op het gebied van de ontwikkelingsovereenkomst en verhuur, ter hoogte van 2.000.000,- euro exclusief btw,
terwijl die werkzaamheden in werkelijkheid niet, althans niet in zijn geheel door (of namens) Universum Vastgoed BV zijn verricht, althans dat bedrag voornoemd in werkelijkheid niet betrekking had op de in voornoemde brief van 30 oktober 2003 vermelde werkzaamheden,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte, opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
Hij op of omstreeks 30 oktober 2003 te Hoevelaken en/of Haelen en/of Roermond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
een (namens Bouwfonds Ontwikkeling B.V. ondertekende) brief van Bouwfonds Ontwikkeling B.V. aan Universum Vastgoed B.V. gedateerd 30 oktober 2003 (D-0620),
zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers hebben/heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
in die brief D-0620 (onder meer) vermeld, althans doen of laten vermelden -zakelijk weergegeven- dat de afspraken die in de brief van 23 mei 2000 (D-0032) afkomstig van Universum Vastgoed BV staan vermeld ten behoeve van de samenwerking voor het project Eurocenter, in ruil voor welke samenwerking en inspanningen Bouwfonds Ontwikkeling B.V. een vergoeding aan Universum Vastgoed BV verschuldigd was van 25% van de vastgestelde projectwinst, welke brief van 23 mei 2000 destijds namens Bouwfonds Ontwikkeling B.V. voor akkoord was getekend en aan Universum was geretourneerd, gezien de gewijzigde situatie opnieuw met elkaar zijn bekeken en dit heeft geresulteerd in de afspraak dat de vergoeding van 25 % van de projectwinst van Bouwfonds Ontwikkeling B.V. aan Universum Vastgoed BV in zijn geheel vervalt en Bouwfonds Ontwikkeling B.V. een aanbreng- en verkoopcourtage verschuldigd is aan Universum Vastgoed BV voor de door Universum Vastgoed BV verrichte bemiddeling en activiteiten op het gebied van de ontwikkelingsovereenkomst en verhuur, ter hoogte van 2.000.000,- euro exclusief btw,
terwijl die werkzaamheden in werkelijkheid niet, althans niet in zijn geheel door (of namens) Universum Vastgoed BV zijn verricht, althans dat bedrag voornoemd in werkelijkheid niet betrekking had op de in voornoemde brief van 30 oktober 2003 vermelde werkzaamheden,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Universum Vastgoed BV in of omstreeks de periode van 30 oktober 2003 tot en met 1 maart 2008 te Weert, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) [medeverdachte 11], die anders dan als ambtenaar werkzaam was in dienstbetrekking, immers als relatiebeheerder in dienstbetrekking bij de ING-Groep in de regio Zuid, Rayonkantoor Weert, in elk geval bij de ING, naar aanleiding van hetgeen die
[medeverdachte 11] voornoemd in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, (telkens) (een) gift(en) en/of (een) belofte(n) heeft gedaan van die aard en/of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moest aannemen dat die [medeverdachte 11] voornoemd die gift(en) en/of belofte(n) (telkens) in strijd met de goede trouw zou verzwijgen tegenover zijn werkgever,
welke belofte(n) en/of giften bestond(en) uit
- de (economische) eigendom van 2 %, althans van 1,5%, van de aandelen van Universum Vastgoed BV (D-0627) en/of
welke gift(en) bestond(en) uit
- een bedrag van 78.000,- euro of daaromtrent en/of een bedrag van 1.353,- euro, in de vorm van een liquidatie-uitkering in verband met de liquidatie van Universum Vastgoed BV en/of als voorschot op deze liquidatie-uitkering,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 oktober 2003 tot en met 1 maart 2008 te Weert, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) [medeverdachte 11], die anders dan als ambtenaar werkzaam was in dienstbetrekking, immers als relatiebeheerder in dienstbetrekking bij de ING-Groep in de regio Zuid, Rayonkantoor Weert, in elk geval bij de ING, naar aanleiding van hetgeen die [medeverdachte 11] voornoemd in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten,
(telkens) (een) gift(en) en/of (een) belofte(n) heeft gedaan van die aard en/of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moest aannemen dat die [medeverdachte 11] voornoemd die gift(en) en/of belofte(n) (telkens) in strijd met de goede trouw zou verzwijgen tegenover zijn werkgever,
welke belofte(n) en/of giften bestond(en) uit
- de (economische) eigendom van 2 %, althans van 1,5%, van de aandelen van Universum Vastgoed BV (D-0627) en/of
welke gift(en) bestond(en) uit
- een bedrag van 78.000,- euro of daaromtrent en/of een bedrag van 1.353,- euro, in de vorm van een liquidatie-uitkering in verband met de liquidatie van Universum Vastgoed BV en/of als voorschot op deze liquidatie-uitkering,
8.
PROJECTEN EUROCENTER EN 126:
Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 13 november 2007 te Eindhoven en/of Hoevelaken en/of Hoofddorp en/of Heemstede en/of Weert en/of Haelen en/of Roermond en/of Tilburg en/of Aerdenhout en/of Bloemendaal en/of Rosmalen en/of 's Hertogenbosch en/of Den Haag en/of Bilthoven en/of Haarlem en/of Alphen aan den Rijn en/of Capelle aan den IJssel en/of IJsselstein en/of Waddinxveen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en). althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie,
te weten een organisatieverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 14] en/of [medeverdachte 2] en/of [betrokkene 16] en/of [medeverdachte 6] en/of [betrokkene 3] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 8] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [medeverdachte 3] en/of [betrokkene 6] en/of [medeverdachte 4] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of Landquest NV en/of Kanaalcentrum Utrecht BV en/of Europalaan Utrecht BV en/of Idlewild Consultants BV en/of Universum Holding BV en/of Universum Beheer BV een/of [medeverdachte 15] en/of [medeverdachte 13] en/of [medeverdachte 14] en/of AFR Vastgoed BV (van 29 januari 2001 tot 10 april 2006 optredend onder de handelsnaam [vennootschap 2]) en/of [vennootschap 4] en/[vennootschap 5] en/of [vennootschap 6] en/of een of meer andere(n) (rechts)perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, namelijk onder meer:
- oplichting van Stichting Philips Pensioenfonds en/of Philips Real Estate Investment Management BV en/of Schootse Poort Onroerend Goed Beheer BV en/of Bouwfonds (art 326 Sr)
- verduistering in dienstbetrekking bij Stichting Philips Pensioenfonds en/of Philips Real Estate Investment Management en/of Schootse Poort Onroerend Goed Beheer BV en/of Bouwfonds (art 322 Sr)
- valsheid in geschriften (art 225 Sr)
- actieve en/of passieve niet-ambtelijke omkoping (art 328ter Sr)
- witwassen (art 420bis en 420quater Sr)
bestaande die deelneming onder meer uit:
het bedenken en/of plannen en/of voorbereiden van vorenbedoelde misdrijven
en/of
het uitdenken en/of vastleggen van constructies waarop de met vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden worden verdeeld en/of aan het zicht worden onttrokken van derden
en/of
het ten behoeve van vorenbedoelde misdrijven oprichten van vennootschappen en/of aangaan van samenwerkingsverbanden en/of inrichten van de (eigendoms)verhoudingen binnen vennootschappen en/of op andere wijze betrekken van derden
en/of
het ten behoeve van vorenbedoelde misdrijven doen van giften en/of beloften aan andere deelnemers van die organisatie en/of aan anderen in ruil voor medewerking
en/of
het verzwijgen tegenover de werkgever (Bouwfonds en/of Stichting Philips Pensioenfonds en/of Philips Real Estate Investment Management BV en/of Schootse Poort Onroerend Goed Beheer BV) van (deze) giften en/of beloften
en/of
het aanwenden en/of gebruik maken van de positie en/of specifieke kennis en/of vaardigheden van (een) andere deelnemer(s) van de organisatie en/of van anderen
en/of
het voor rekening van en/of op naam van de werkgever (doen of laten) aangaan van valse of vervalste en/of onzakelijke overeenkomsten
en/of
het ten behoeve van het aangaan van valse of vervalste overeenkomsten overleggen van valse of vervalste KBA's en/of notities en/of andere stukken
en/of
het (doen of laten) verrichten van (frauduleuze) betalingen aan de contractpartijen ter uitvoering van valse of vervalste overeenkomsten
en/of
het (doen of laten) verstrekken van geheime of vertrouwelijke informatie aan andere deelnemers van de organisatie en/of aan anderen
en/of
het (doen of laten) opnemen van valse of vervalste overeenkomsten en/of facturen en/of brieven in bedrijfsadministraties (van de werkgever)
en/of
het (doen of laten) opmaken en/of samenstellen van valse of vervalste facturen en/of overeenkomsten en/of brieven ten behoeve van de verdere doorgeleiding van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen (frauduleuze) gelden
en/of
het doen of laten beheren van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden door andere deelnemers van de organisatie en/of het beheren van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden voor andere deelnemers van de organisatie
en/of
het (doen of laten) beheren van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden middels buitenlandse vennootschappen en/of buitenlandse bankrekeningen
en/of
het beleggen of bijwonen van bijeenkomsten en/of vergaderingen met de andere deelnemers van de organisatie, zulks ten behoeve van besluitvorming over vorenbedoelde misdrijven
en/of
het werven en/of selecteren en/of opleiden en/of coachen van nieuwe leden en/of huidige leden van de organisatie
en/of
het feitelijk leiding geven aan vorenbedoelde misdrijven.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
(Partiële) niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat met betrekking tot het onder feit 7 zowel primair als subsidiair ten laste gelegde, het medeplegen van het actief omkopen van [medeverdachte 11], het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard. Hij heeft in dit verband aangevoerd dat niet alleen de in dat feit opgenomen gift inhoudende de verkrijging van de aandelen door [medeverdachte 11], maar ook de ten laste gelegde gift van € 78.000, althans € 1.353 in de vorm van een liquidatie-uitkering is verjaard.
Een liquidatie-uitkering kan volgens de verdediging niet als een zelfstandige gift worden beschouwd aangezien [medeverdachte 11] reeds voorafgaand aan die uitkering een recht op een bedrag van € 78.000 had conform zijn aandelenbezit en het daaraan gekoppelde vermogen van de onderliggende onderneming, zodat met die liquidatie-uitkering het vermogen van [medeverdachte 11] per saldo gelijk is gebleven en er dus niets van waarde aan hem is overgedragen. Voor zover al sprake is van een gift aan [medeverdachte 11], kan die slechts betrekking hebben op de verkrijging van aandelen in Universum Vastgoed BV door [medeverdachte 11]. Nu die overdracht in mei 2000 heeft plaatsgevonden is dit feit conform ook het eigen oordeel van het openbaar ministerie verjaard hetgeen de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie tot gevolg heeft, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. Het aan verdachte onder feit 7 ten laste gelegde delict van artikel 328ter, tweede lid Sr kende, gelet op de ten laste gelegde periode die is gelegen voor de inwerkingtreding van de Wet van 26 november 2009, Stb. 2009, 525 op 1 april 2010, destijds een maximum strafbedreiging van één jaar, zodat dit feit op grond van artikel 70, eerste lid onder 1° Sr na verloop van zes jaren verjaart, tenzij de verjaring tussentijds wordt gestuit. Door de opening van een gerechtelijk vooronderzoek tegen verdachte in oktober 2009 is in onderhavige zaak de verjaring gestuit voor feiten die zijn gepleegd na 31 oktober 2003. Voor de vraag of een feit is verjaard is doorslaggevend de pleegperiode die in het aan verdachte ten laste gelegde feit is omschreven. Verdachte is onder feit 7 ten laste gelegd dat hij in de periode van 30 oktober 2003 tot en met 1 maart 2008 [medeverdachte 11] heeft omgekocht, onder andere door het doen van een belofte en/of gift, inhoudende een deel van de aandelen in Universum Vastgoed BV. Nu het recht tot strafvordering voor de periode die aan verdachte met betrekking tot feit 7 ten laste is gelegd niet is verjaard, immers de verjaring is vanaf oktober 2003 gestuit door de opening van het gerechtelijk vooronderzoek, is daarmee de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging voor dit feit - met een kleine aanpassing van de ten laste gelegde periode - reeds gegeven. Dat de feitelijke aandelenoverdracht beduidend eerder plaatsvindt en niet valt in de ten laste gelegde periode raakt daarmee niet de ontvankelijkheid van het openbaar minsterie maar is een kwestie die zich oplost in de vraag of de aan verdachte ten laste gelegde gedragingen bewezen kunnen worden verklaard. In dat verband zal ook het door de verdediging opgeworpen standpunt dat een liquidatie-uitkering geen gift in de zin van artikel 328ter Sr inhoudt, moeten worden beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie ook overigens ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle acht ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die hij reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
4. Bewijs
Bij de bespreking van de vraag of hetgeen verdachte is ten laste gelegd, bewezen kan worden verklaard, besteedt de rechtbank in de eerste plaats aandacht aan de verweren die zijn gericht op vrijspraak en die naar het oordeel van de rechtbank tot die bepleite conclusie leiden en behandelt zij eventuele substantiële op het bewijs of de bruikbaarheid daarvan gerichte verweren. Daarna zal in de vorm van een lopend betoog worden aangegeven wat de rechtbank van het ten laste gelegde bewezen acht. In het kader van dat betoog wordt aandacht besteed aan van de zijde van het openbaar ministerie of van de verdediging ingenomen standpunten. Voor verwijzing naar vindplaatsen wordt gebruik gemaakt van voetnoten. Bij verwijzingen naar stukken van het strafdossier geldt dat steeds rechtstreeks wordt verwezen naar die stukken. Van het zogenaamde bewijsmiddelenoverzicht dat van de zijde van het openbaar ministerie aan de rechtbank en de (raadsman van) verdachte is overgelegd als bijlage bij het uitgesproken en tevens in geschrifte gepresenteerde requisitoir en dat hoofdzakelijk bestaat uit verwijzingen naar stukken van het strafdossier alsmede citaten daaruit, heeft de rechtbank daarbij geen gebruik gemaakt.
Bewijsuitsluiting
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, nadat hij op 13 november 2007 was aangehouden, vier maal is verhoord zonder dat hij is gewezen op zijn recht om een advocaat te raadplegen, zodat de processen-verbaal van die eerste vier verklaringen van verdachte niet aan het bewijs mogen meewerken. Subsidiair heeft de raadsman van verdachte betoogd dat bewijsuitsluiting van genoemde verklaringen dient te volgen vanwege de omstandigheid dat hetgeen in die processen-verbaal is geverbaliseerd onjuist, onbetrouwbaar en op onderdelen misleidend is om als bewijs te kunnen dienen.
Het openbaar ministerie heeft zich bij repliek aangesloten bij het door de verdediging ingenomen primaire standpunt.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van de zogeheten Salduz-jurisprudentie (EHRM 27 november 2008, NJ 2009, 214 en HR 30 juni 2009, NJ 2009, 349) heeft een verdachte het recht om voorafgaande aan het verhoor een raadsman te consulteren. Een verdachte kan, nadat hij op dit recht gewezen is, afzien van gebruikmaking van dit consultatierecht. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte is aangehouden op 13 november 2007 en diezelfde dag en de dag erna ten overstaan van ambtenaren van de FIOD-ECD vier verklaringen heeft afgelegd. Uit de daarvan opgemaakte processen-verbaal van verhoor blijkt niet dat verdachte een raadsman heeft kunnen consulteren of op deze mogelijkheid is gewezen, terwijl evenmin blijkt dat verdachte van dit recht afstand heeft gedaan.
Het voorgaande leidt er toe dat de verklaringen die verdachte op 13 en 14 november 2007 heeft afgelegd (in het dossier opgenomen onder V16-01, V16-02, V16-03 en V16-04) zijn verkregen in strijd met de rechten als verwoord in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit levert een vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a Sv, welk verzuim volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad behoudens twee gevallen - indien verdachte uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in ieder geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn recht, dan wel bij het bestaan van dwingende redenen dat recht te beperken - leidt tot bewijsuitsluiting.
Nu deze uitzonderingen zich hier niet voordoen dienen de verklaringen die in het dossier zijn opgenomen onder V16-01 tot en met V16-04 van het bewijs te worden uitgesloten.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden 1
4.2.1 Feiten 1 primair en 2 primair (project 126)
Een voorgeschiedenis; de aankoop van het project Symphony
Ingevolge een op 2 januari 2002 gesloten beheersovereenkomst2 met Stichting Philips Pensioenfonds (hierna: Philips Pensioenfonds) is de onderneming die per 1 juni 2004 Philips Real Estate Investment Management BV (hierna: PREIM) is geheten3 en van welke onderneming [medeverdachte 2] tot aan zijn vertrek per 1 december 2006 operationeel directeur is4, belast met het volledige beheer van het direct in onroerend goed objecten belegde vermogen van Philips Pensioenfonds, tevens inhoudende de aan- en verkoop van onroerend goed. In een memo gedateerd 27 juli 2004 en gericht aan zijn mededirecteur [betrokkene 2] bericht [medeverdachte 2] in genoemde hoedanigheid van operationeel directeur van PREIM, door Bouwfonds te zijn benaderd om op te treden als eindbelegger voor het project Symphony en vraagt hij toestemming om met Bouwfonds (verdere) onderhandelingen te mogen voeren over de aankoop van dit project.5 Het project Symphony betreft de ontwikkeling en realisatie van een kavel in het projectgebied Gershwin aan de Zuidas in Amsterdam en omvat een woongebouw, een kantoorgebouw, een hotel en een bijbehorende parkeergarage.6
In het kader van de hiervoor bedoelde beheersovereenkomst golden er bepaalde grenzen waarbinnen het beheer van in onroerend goed belegd vermogen van Philips Pensioenfonds diende plaats te vinden. Zo diende de totale waarde van de onroerend goed-beleggingen ten opzichte van het totale te beleggen vermogen binnen bepaalde marges te blijven; in eerste instantie bedroeg het percentage maximaal in onroerend goed te beleggen vermogen 12%, later werd dat 10% met een marge van plus of min twee procent.7
Omdat de aankoop van het project Symphony zou leiden tot overschrijding van deze binnen Philips Pensioenfonds vastgestelde beleggingskaders ontstond de noodzaak een gedeelte van het bij Philips Pensioenfonds in bezit zijnde onroerend goed af te stoten.8 Om die reden vraagt [medeverdachte 2] in het hiervoor genoemde memo tevens toestemming te mogen nagaan welke complexen afgestoten zouden kunnen worden en of deze aan Bouwfonds verkocht zouden kunnen worden. Vanaf september/oktober 2004 worden formele onderhandelingen over de aankoop van project Symphony gevoerd, waarbij [medeverdachte 2] samen met [medeverdachte 8], laatstgenoemde is werkzaam als hoofd van de binnen PREIM bestaande Afdeling Portefeuille Management9, namens Philips Pensioenfonds de onderhandelingen met Bouwfonds voert.10 In een uitdraai van een op de computer van [medeverdachte 2] aangetroffen en niet ondertekend memo van hem aan [betrokkene 2] met als datum 31 januari 2005 - naar welk memo overigens in de latere en wel door [betrokkene 2] voor akkoord ondertekende directienotitie d.d. 31 maart 2005 wordt verwezen - wordt gemeld dat met Bouwfonds een principeakkoord is bereikt over zowel de investering in Symphony als verkoop van delen van de bestaande portefeuille (de rechtbank begrijpt: van Philips Pensioenfonds).11 In een veel vroeger stadium na de aanvang van de formele onderhandelingen tussen Bouwfonds en PREIM over Symphony is echter reeds duidelijk dat Bouwfonds geen interesse heeft in de aankoop van onroerend goed van Philips Pensioenfonds en daarmee is een swap dus van de baan.12 Op 16 juni 2005 is het dan nog in ontwikkeling zijnde project door Bouwfonds MAB Ontwikkeling BV verkocht aan Philips Pensioenfonds voor een bedrag van € 336.750.000 (inclusief BTW).13
De verkoop van het pakket onroerend goed op 1 februari 2006 (project 126)
De aankoop van het project Symphony heeft geleid tot de verkoop van een groot pakket onroerend goed, bestaande uit woningen en drie kantoorcomplexen. Deze transactie - die in het strafdossier project 126 is gaan heten - heeft op 1 februari 2006 haar beslag gekregen wanneer Philips Pensioenfonds de bedrijfsgebouwen Unisys in de Haarlemmermeer, Telespy te Amsterdam en Kanaalcentrum te Utrecht alsmede een groot aantal woningen in Amsterdam voor een bedrag van € 384.510.000 verkoopt en levert aan [vennootschap 2] (hierna: [vennootschap 2]), een vennootschap van [betrokkene 3].14 Vier minuten nadat deze notariële overdracht heeft plaatsgevonden, verkoopt en levert [vennootschap 2] ditzelfde pakket onroerend goed, door tussenkomst van dezelfde notaris, voor een bedrag van
€ 386.510.000 aan Kanaalcentrum Utrecht BV15. Deze vennootschap is kort voor 1 februari 2006 opgericht en kent als enig aandeelhouder en bestuurder Landquest NV16, welke vennootschap op haar beurt wordt bestuurd door [medeverdachte 1].17 Kanaalcentrum Utrecht BV betaalt voor het pakket € 386.510.000, zodat de directe transactiewinst voor [vennootschap 2] € 2.000.000 is. Vijf minuten na de levering aan Kanaalcentrum Utrecht BV wordt het pakket onroerend goed met uitzondering van het kantoorgebouw Kanaalcentrum, opnieuw via dezelfde notaris voor een bedrag van € 399.110.00018 doorverkocht en geleverd aan Landquest NV, zoals gezegd een vennootschap van [medeverdachte 1]. Ten slotte verkoopt en levert Landquest NV het pakket onroerend goed, met uitzondering van het kantoorgebouw Telespy, diezelfde dag aan Fortis Verzekeringen Vastgoed Maatschappij NV (hierna: Fortis) voor een bedrag van € 400.624.000.19 Op 31 juli 2006 wordt het complex Telespy door Lanquest NV verkocht aan TT Amsterdam Funding Company Ltd voor € 20.500.00020 en op 22 augustus 2007 wordt het kantorencomplex Kanaalcentrum door Europalaan Utrecht BV - een eveneens aan [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap21, welke vennootschap de economische eigendom van voornoemd kantorencomplex in maart 2007 overgedragen heeft gekregen van Kanaalcentrum Utrecht BV22, verkocht en geleverd aan HDGM Holdings LLC23. Vastgesteld kan worden dat met deze reeks (door)verkopen van het pakket onroerend goed door vennootschappen van [medeverdachte 1] tientallen miljoenen euro's zijn verdiend.24
[medeverdachte 1] komt bij PREIM aan tafel
Bij een ontmoeting eind 2003 of begin 2004 heeft [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] gevraagd wat hij, [medeverdachte 1], moest doen om bij hem (de rechtbank begrijpt: in zijn hoedanigheid van directeur van PREIM) aan tafel te komen. Nadat [medeverdachte 2] hierop heeft laten weten dat [medeverdachte 1] hem moest meenemen naar de races25, bezoeken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in 2004 op kosten van [medeverdachte 1] in 2004 - en overigens ook in 2005 - de Formule 1-races in Monaco.26 Aansluitend voert [medeverdachte 1] gesprekken met [medeverdachte 2], waarbij [medeverdachte 2] verdachte aan tafel brengt als iemand die belangen van hem behartigde.27 Voor [medeverdachte 1] was het doel van de gesprekken met [medeverdachte 2] om exclusief aan tafel te komen voor project 126 waarbij de wens van [medeverdachte 1] was het onroerend goed zelf te kopen. [medeverdachte 1] bleek daarvoor volgens [medeverdachte 2] qua naam en geld niet sterk genoeg.28 Om in het kader van de aankoop van dit project exclusief aan tafel te komen heeft [medeverdachte 1] toezeggingen aan [medeverdachte 2] gedaan.29
Vanaf half november 2004 wordt er tussen [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]) namens [vennootschap 2] en [medeverdachte 2] namens PREIM gesproken over de verkoop van pakket 126 aan een [betrokkene 19]-vennootschap, zo valt af te leiden uit een brief gedateerd 30 november 2004 waarin [betrokkene 3], onder verwijzing naar een op 15 november 2004 gehouden bespreking, aangeeft dat de [vennootschap 3] als koper van het pakket onroerend goed wil optreden.30 Vanaf 20 april 2005 is met de ondertekening door [betrokkene 3] van een zogeheten geheimhoudingsverklaring, een formeel onderhandelingstraject tussen [vennootschap 2] en PREIM gaan lopen met betrekking tot de verkoop van pakket 126.31 Dat [medeverdachte 1] bij deze onderhandelingen betrokken is en op de achtergrond sturend optreedt, bevestigt [medeverdachte 8] aan wie [medeverdachte 1] op enig moment heeft gezegd dat hij een goede kandidaat had om pakket 126 te kopen waarbij hij de naam van [betrokkene 3] heeft genoemd. Hoewel de bedoelingen van [medeverdachte 1] hem op dat moment niet duidelijk waren, wist [medeverdachte 8] destijds wel dat toen [betrokkene 3] als kandidaat-koper van pakket 126 bij PREIM aan tafel geraakte, [medeverdachte 1] daarachter zat.32 Er liepen twee trajecten, een formeel traject met [betrokkene 3] en een informeel traject met [medeverdachte 1], aldus [medeverdachte 8]33 die tevens aangeeft dat de onderhandelingen over de prijs tussen [medeverdachte 2] en [betrokkene 3] hebben plaatsgevonden.34 Ook [betrokkene 3] geeft aan dat hij deze onderhandelingen nagenoeg uitsluitend met [medeverdachte 2] heeft gevoerd35 en dat hij [medeverdachte 1] heeft laten weten dat hij 2 miljoen euro wilde verdienen, waarna vervolgens mondeling is afgesproken dat hij, [betrokkene 3], twee miljoen zou verdienen als de aankoopprijs binnen de perken zou blijven.36 [Getuige 15] verklaart dat hij van [medeverdachte 1] heeft gehoord dat [betrokkene 3] er in deze transactie tussen is geschoven om met [vennootschap 2] een partij van naam aan tafel te krijgen bij PREIM.37
Met betrekking tot het informele traject zegt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] te hebben gesproken over onder meer de hoogte van de vraagprijs en de uiteindelijke koopprijs van pakket 126. [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 1] bij die gelegenheden laten weten dat de vraagprijs in de markt € 400 miljoen zou zijn en gaandeweg de gesprekken is aan [medeverdachte 1] duidelijk gemaakt dat de uiteindelijke koopprijs tussen de 380 en 390 miljoen euro zou liggen.38
In dezelfde periode waarin de onderhandelingen tussen [medeverdachte 2] en [betrokkene 3] over de verkoop van pakket 126 op gang komen, verblijven [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte op kosten van [medeverdachte 1] begin april 2005 enige dagen in Hotel De Crillon in Parijs.39 In de agenda van verdachte staat op 14 april 2005 een afspraak met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in het Mövenpick hotel in Den Bosch genoteerd.40 Bij veel van de gesprekken die [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] voerde was verdachte aanwezig.41 Nog voordat de prijs voor het te verkopen pakket 126 tussen [betrokkene 3] en [medeverdachte 2] definitief wordt vastgesteld42, bereikt [medeverdachte 1], onder het voorbehoud van definitieve goedkeuring van de directie, overeenstemming met Fortis Vastgoed BV over de (door)verkoop van het overgrote deel van hetzelfde pakket onroerend goed aan een nog nader te noemen onderdeel van Fortis.43 Dat het daarbij gaat om het door Philips Pensioenfonds op dat moment nog te verkopen pakket onroerend goed kan worden afgeleid uit de verklaring van [getuige 16], toenmalig hoofd projectverwerving bij Fortis Vastgoed BV, aan wie [medeverdachte 1] had meegedeeld dat hij vastgoed van Philips kon verkopen.44
Verdeling van de in project 126 gerealiseerde winst
Op het woonadres van [betrokkene 17], een fiscalist die bij een onderneming van verdachte in dienst is geweest45, is een cd-rom aangetroffen met daarop onder de directory '[medeverdachte 2]' een bestand met de naam 'Symphony Fiscale aspecten winstverdeling.xls'. Volgens de documenteigenschappen van het bestand is het document op 24 april 2005 opgesteld.46
In een op 21 september 2005 gewijzigde versie van dit document47 is het volgende staatje opgenomen:
[betrokkene 17] heeft over deze aantekeningen verklaard dat verdachte hem in 2005 benaderde met de mededeling dat hij voor 1/15e deel gerechtigd was in de resultaten van een vastgoedportefeuille en dat hij, verdachte, hem, [betrokkene 17], 20% van zijn aandeel gunde, vanwege de goede relatie en het feit dat hij verdachte altijd met raad en daad bijstond. Verdachte vertelde [betrokkene 17] verder dat het om een grote vastgoedtransactie ging, waarbij verdachte als adviseur was betrokken. Verdachte gaf hem niet de indruk dat hij voor zijn winstaandeel intensieve inspanningen in de zin van werkzame uren hoefde te verrichten. Volgens [betrokkene 17] was het voor verdachte een soort buitenkansje. Met betrekking tot deze vastgoedtransactie weet [betrokkene 17] nog te melden dat de naam 'Kanaleneiland uit Utrecht' is genoemd.48
Vastgesteld kan worden dat het kantorencomplex Kanaalcentrum te Utrecht één van de registergoederen uit pakket 126 is, dat de in het overzicht opgenomen aankoopsom nagenoeg overeenkomt met de prijs waarvoor op 1 februari 2006 project 126 door Philips Pensioenfonds is verkocht en de genoemde verkoopsom enigszins in de buurt komt van de prijs waarvoor het project op dezelfde datum aan Fortis is verkocht. De verklaring van [betrokkene 17] omtrent verdachtes gerechtigdheid in de resultaten van een vastgoedportefeuille vindt steun in de verklaring van [medeverdachte 1] die aangeeft dat hij tussen maart en september 2005 met verdachte heeft gesproken over de potentiële winst in project 12649 en dat hij met verdachte de afspraak heeft gemaakt dat deze een percentage zou krijgen van de feitelijk te behalen winst met de verkoop van pakket 126.50
Eveneens is op de bij [betrokkene 17] thuis in beslag genomen cd-rom een bestand aangetroffen
met de bestandsnaam 'Overeenkomst Landquest-Universum Holding-Universum.doc'.51
Het bestand dat volgens de documenteigenschappen is opgemaakt op 19 juni 2005 bevat, mede bezien in samenhang met de eveneens bij [betrokkene 17] aangetroffen print van een e-mail gedateerd 20 juni 2005 aan verdachte, een concept overeenkomst inhoudende een verdeling van het resultaat betreffende een onroerend goed-portefeuille die Landquest NV van '[betrokkene 19] BV' heeft gekocht, tussen Landquest BV (46,67%), Universum Holding BV (46,67%) en Universum BV (6,66%). De economische eigendom van aandelen in Universum Holding BV is op dat moment voor 99% in handen van [medeverdachte 2],52 [vennootschap 19] - een vennootschap waarvan verdachte alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder is - is 100% aandeelhouder van Universum BV.53 Als bijlage bij genoemde e-mail van 20 juni 2005 is deze concept overeenkomst kennelijk ter beoordeling aan verdachte voorgelegd, getuige de inhoud van het begeleidend schrijven van [betrokkene 17], inhoudende onder meer: "Natuurlijk hoor ik graag of [voornaam medeverdachte 2] en jij het hiermee eens zijn (per slot van rekening is jullie belang groter dan dat van mij)"54, waarbij de rechtbank begrijpt dat met "[voornaam medeverdachte 2]" [medeverdachte 2] is bedoeld.
In de woning van [betrokkene 17] zijn ook twee velletjes met handgeschreven aantekeningen gevonden waarboven de datum 27 september 2005 staat vermeld.55 Op het eerste vel met aantekeningen wordt onder meer vermeld: "Landquest is contractpartij (...) moet afrekenen met de overige partijen (...) Universum Holding : 46,67 Landquest : 46,67 [verdachte] (Beheer?) : 6,66% (...)
Februari: verkoop 1e tranche -> liquiditeiten 20-30 mio vóór VpB + Kanaaleiland Alles zit dan in Landquest"
Uit de hiervoor weergegeven stukken en (handgeschreven) aantekeningen en de verklaring van [betrokkene 17], in onderling verband en samenhang bezien, komt een verdeling van winst volgens een bepaalde verdeelsleutel naar voren. Gelet op de in deze stukken en aantekeningen genoemde partijen, waaronder '[betrokkene 19] BV', de bij de verdeling betrokken Landquest NV, Universum vennootschappen en [vennootschap 19] - en de in de stukken vermelde bedragen, kan het niet anders zijn dan dat die aantekeningen betrekking hebben op de verkoop van pakket 126 door Philips Pensioenfonds en de nadien door Landquest NV verwachte winst na doorverkoop van dit onroerend goed aan Fortis. Op basis van deze stukken, met name als deze worden bezien in samenhang met de verklaringen van [betrokkene 17] en [medeverdachte 1], is eveneens de conclusie gerechtvaardigd dat met de in D-2273 opgenomen initialen "WF", "JvV", "EF" en "LJ" respectievelijk [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], verdachte en [betrokkene 17] zijn bedoeld die, al dan niet via hun vennootschappen, gerechtigd zijn tot een bepaald gedeelte van de winst die met verkoop van pakket 126 zal worden gerealiseerd en welke winst volgens die aantekeningen naar de verwachting van dat moment ergens tussen de 20 en 30 miljoen euro zou gaan bedragen. De inhoud van de bij [betrokkene 17] aangetroffen documenten en aantekeningen, zoals hiervoor beschreven, vindt ook steun in aantekeningen zoals die in één van de aantekeningenboeken van [medeverdachte 5] zijn opgetekend. [medeverdachte 5] zegt dat [medeverdachte 1] hem vertelde waar hij mee bezig was en dat hij dat heeft opgeschreven.56 Dit aantekeningenboek bevat bij de datum 2/6, waarvan de rechtbank, gezien het verloop van de data bij de diverse in dit boek opgenomen aantekeningen, aanneemt dat het 2 juni 2005 betreft, een schematische weergave van de transacties rondom pakket 126, zoals deze kennelijk op dat moment waren voorzien.57 [medeverdachte 5] eindigt deze aantekening met de zinsnede onder meer inhoudende dat Universum pas in 2008 zal meedelen in het resultaat.
Nadat de (door)verkopen van pakket 126 op 1 februari 2006 hun beslag hebben gekregen, kan uit daarop betrekking hebbende aantekeningen worden afgeleid dat van de door de vennootschappen van [medeverdachte 1] reeds behaalde en naar verwachting nog te behalen winsten bij die transacties nadere schattingen zijn gemaakt. Zo worden bij [betrokkene 17] drie losse vellen met handgeschreven aantekeningen58 aangetroffen waarbij op het eerste vel onder meer het volgende staat genoteerd:
[medeverdachte 2]/[medeverdachte 1]/[verdachte] 27/02/06
Op bank (27/02/06) 11
Telespy-gebouw 16 Netto na aftrek van huurgarantie
Kanaaleiland 15 Volgens taxatie Zadelhoff
---
42
Af: betaling Top -/- 10 ??
---
32
15 winst Kanaaleiland
---
47
Kanaaleiland voor 30 verkopen dan weg!
Op het derde vel, vermoedelijk afkomstig uit een ander schrijfblok dan het eerste en tweede vel, is onder meer het volgende vermeld:
Bank 12,5 Kanaal 15
Telespy 20,5 Roodbont 6 (stelpost)
Garanties -/- 5 Afkoopsom -/- 6
" -/- 1 15
-----
27
15
----
42
In deze aantekeningen wordt er kennelijk vanuit gegaan dat er na 1 februari 2006 per bank een bedrag van tussen 11 en 12,5 miljoen euro is binnengekomen. Dit strookt met de bevinding dat in de eerste twee weken van februari 2006 een bedrag van ongeveer
€ 11.810.936 is bijgeschreven op bankrekeningen van Kanaalcentrum Utrecht BV en Landquest NV.59 De in de aantekeningen genoemde getallen 16 Netto na aftrek huurgarantie en Telepsy 20,5 kunnen niet anders worden geïnterpreteerd dan dat zij verwijzen naar een (verwachte) opbrengst van het kantoorgebouw Telespy bij de verkoop daarvan door Landquest NV. Op 31 juli 2006 heeft Landquest NV dit kantoorgebouw immers verkocht voor een bedrag van € 22.244.302 waarbij een huurgarantie ter hoogte van 6 miljoen euro voor de gehele looptijd is afgegeven.60 Voor het in de aantekeningen voorkomende Kanaaleiland - de rechtbank begrijpt dat daarmee kantorencomplex Kanaalcentrum is bedoeld - wordt kennelijk een opbrengst van 15 miljoen euro verwacht bij een verkoopprijs van 30 miljoen euro. Aan de inhoud van deze aantekeningen kan de vaststelling worden ontleend dat omstreeks 27 februari 2007 een winst uit project 126 wordt verwacht die ligt tussen 42 en 47 miljoen euro.
In een in het aantekeningenboek van [medeverdachte 5] voorkomende aantekening bij de datum 27 juni (2006, rb) is opgesteld staat het getal 45 (de rechtbank begrijpt: 45 miljoen euro) vermeld als een resultaat dat wordt verdeeld volgens dezelfde verdeelsleutel als die voorkomt in bij [betrokkene 17] aangetroffen aantekeningen en documenten uit 2005 die hierboven reeds zijn beschreven. De aantekening van [medeverdachte 5] houdt voor zover hier van belang, in:61
7/15 L 21
7/15 F 21
1/15 E 3
---
45?
Precies eenzelfde verdeling van 45 (de rechtbank begrijpt: 45 miljoen euro), zij het in een iets andere volgorde maar volgens dezelfde verdeelsleutel, komt voor in een schriftje met handgeschreven aantekeningen dat bij verdachte thuis is aangetroffen.62 In dat schriftje bevindt zich ook een aantekening, waar boven staat "29/6-06 Mövenpick" en die begint met "Winst 42 milj incl. Kanaaleiland, Unisys en Telespy"; deze aantekening eindigt met de volgende verdeling:63
10.500 --> 7/15
10.500 --> 7/15
1.500 --> 1/15
22.5
De opstelling waarbij 22.500 wordt verdeeld in 10.500, 10.500 en 1.500 - welke getallen de rechtbank opvat als dat daarmee geldbedragen van respectievelijk € 10.500.000 en
€ 1.500.000 zijn bedoeld - is eveneens terug te vinden in een andere bij verdachte thuis aangetroffen handgeschreven aantekening, waarbij onderaan de pagina de toevoeging: "ovk 11-3-2006" staat vermeld.64
4.2.1.1 Feit 1 (witwassen van € 3.100.000)
Maatschapovereenkomst Le Crillon Investments en de ontbinding daarvan
Op 11 maart 2006 ondertekenen [medeverdachte 1] te Heemstede namens Landquest NV, gevestigd in Hoofddorp, en verdachte te Haelen namens [vennootschap 19], gevestigd in Haelen, een maatschapovereenkomst.65 Met ondertekening van deze overeenkomst zijn genoemde partijen blijkens de inhoud daarvan de maatschap genaamd Le Crillon Investments aangegaan met betrekking tot de aankoop, de ontwikkeling, de exploitatie en de verkoop van de portefeuille, welke activiteiten voor gezamenlijke rekening van Landquest NV en [vennootschap 19] plaatsvinden. Uit de overeenkomst volgt verder dat met de portefeuille wordt bedoeld een onroerend goedportefeuille, bestaande uit 1.492 woningen en ca. 72.000 m2 kantooroppervlakte alsmede bijbehorende zaken (o.a parkeervoorzieningen), omtrent de aankoop waarvan Landquest NV onderhandelingen heeft gevoerd met [vennootschap 2], gevestigd te Amstelveen. Vastgesteld kan worden dat het hier gaat om het door Philips Pensioenfonds op 1 februari 2006 verkochte pakket 126. De winst van de maatschap (vóór belastingen) wordt, zo volgt uit de overeenkomst, verdeeld in de verhouding 14/15e deel (= afgerond: 93,33%) voor Landquest NV en 1/15e deel (= afgerond: 6,67%) voor [vennootschap 19].
Eveneens op 11 maart 2006 ondertekenen verdachte namens [vennootschap 19] en [betrokkene 17] namens [vennootschap betrokkene 17] een maatschapovereenkomst66, waarin partijen hebben vastgelegd de tussen hen bestaande voorwaarden waaronder met betrekking tot de hiervoor bedoelde maatschap tussen [vennootschap 19] en [vennootschap betrokkene 17] een (onder)maatschap is aangegaan. Het winstaandeel van [vennootschap betrokkene 17] bedraagt 1/5e deel van de winst met een maximum van € 400.000.
Vanaf 19 oktober 2006 volgen betalingen van Landquest NV aan [vennootschap 19].
De eerste betaling aan de vennootschap van verdachte geschiedt op basis van een factuur gedateerd 30 september 2006 van [vennootschap 19] aan Landquest NV waar onder de omschrijving "inzake werkzaamheden betreffende maatschap Le Crillon Investments" een bedrag van € 100.000 (exclusief € 19.000 BTW) in rekening wordt gebracht.67 Op 19 oktober 2006 is deze factuur door Landquest NV voldaan.68 Vervolgens wordt op 31 oktober 2006 van de bankrekening ten name van Landquest NV een bedrag van € 1,5 miljoen onder de omschrijving "Conform afspraak" overgeboekt naar een bankrekening van [vennootschap 19]69, welk bedrag een dag later op die rekening wordt bijgeschreven.70
Weer één dag later, 2 november 2006 wordt vanaf deze bankrekening van [vennootschap 19] € 300.000 betaald aan Adviesbureau [betrokkene 17].71
In een overeenkomst opgemaakt en ondertekend te 's-Hertogenbosch op 8 februari 2007 door [medeverdachte 1] en verdachte wordt de maatschap tussen Landquest NV en [vennootschap 19] ontbonden.72 De overeenkomst houdt voorzover hier van belang, onder meer in dat het winstaandeel van [vennootschap 19] in de maatschap ter finale kwijting wordt vastgesteld op een bedrag ad € 3.000.000, zodat na aftrek van reeds uitbetaalde voorschotbetalingen van € 1.500.000 uiterlijk op 15 februari 2007 € 1.000.000 en uiterlijk op 15 april 2007 € 500.000 zal worden voldaan. Op 9 februari 2007 ontvangt [vennootschap 19] op haar bankrekening € 1.000.000 afkomstig van Landquest NV73 en op 10 april 2007 wordt op die bankrekening een bedrag van € 500.000 bijgeschreven, wederom afkomstig van Landquest NV.74
In een eveneens op 8 februari 2007 gedateerde en door verdachte en [betrokkene 17] ondertekende overeenkomst75 is in verband met beëindiging van de hiervoor genoemde maatschap tussen Landquest NV en [vennootschap 19] ook de tussen laatstgenoemde vennootschap en [vennootschap betrokkene 17] bestaande maatschap beëindigd. Het winstaandeel van [vennootschap betrokkene 17] in de (onder)maatschap wordt bepaald op het reeds in de maatschapovereenkomst voorziene maximum bedrag van € 400.000. Op 12 februari 2007 wordt vanaf de rekening van [vennootschap 19] een bedrag van € 100.000 overgeboekt naar de rekening van Adviesbureau [betrokkene 17].76
In totaal ontvangt verdachte van Landquest NV op grond van de twee hiervoor besproken overeenkomsten en een factuur een bedrag van € 3.100.000 (exclusief BTW), welk bedrag staat vermeld in het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde witwasverwijt.
De verdediging heeft in dit verband betoogd dat ten aanzien van de betalingen die naar verdachte zijn gevloeid geen sprake is van enig onderliggend misdrijf; de twee overeenkomsten noch de factuur zijn vervalst of valselijk opgemaakt en evenmin kan worden gezegd dat daarmee de werkelijkheid, namelijk dat [medeverdachte 2] geld van [medeverdachte 1] kreeg, is verhuld. Een eventuele betaling van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] regardeert niet de tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] gemaakte afspraken en daarop gebaseerde betalingen, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. In diverse in 2005 en 2006 opgestelde aantekeningen wordt steeds eenzelfde verdeelsleutel (7/15, 7/15, 1/15) gehanteerd. In bij verdachte en [medeverdachte 5] aangetroffen aantekeningen die dateren van na 1 februari 2006 keert die verdeelsleutel terug bij een verdeling van het getal 45 en een verdeling van het getal 22.500. In het licht van de inhoud van de eerder bij [betrokkene 17] aangetroffen documenten en aantekeningen uit 2005, kunnen deze aantekeningen naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden geïnterpreteerd dan dat zij gaan over een tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte afgesproken verdeling van de winst die met de verkoop van pakket 126 is gerealiseerd en nog zal worden behaald met de verkoop van de kantoorgebouwen Kanaalcentrum en Telespy, welke winst na 1 februari 2006, de datum waarop de (door)verkopen van pakket 126 hebben plaatsgevonden, in totaal op een bedrag van 45 miljoen euro wordt begroot.
Dit leidt vervolgens tot de in de laatste aantekeningen beschreven eerste verdeling van de helft van die winst, zijnde 22,5 miljoen euro, waarbij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] elk een bedrag van € 10.500.000 toekomt en verdachte recht heeft op € 1.500.000. Een bevestiging van die conclusie kan worden gevonden in een opgenomen en afgeluisterd gesprek tijdens een ontmoeting die verdachte op 14 juni 2007 heeft met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in het Mercure Hotel in Den Bosch. Bij deze gelegenheid spreken zij over verdeling van gelden volgens een verdeelsleutel die in de hiervoor besproken aantekeningen steeds weer terugkomt. Zo zegt [medeverdachte 1] tegen verdachte: "[voornaam medeverdachte 2], die moet dan gewoon, voor ons in de, in het verrekenmodel, hoeveel was het ook weer, [voornaam verdachte] (...) zeven vijftiende en één vijftiende" wat [medeverdachte 2] vervolgens bevestigt met de woorden: "Zo gaat het." Verdachte zegt in hetzelfde gesprek vervolgens: "hebben we bij die vorige ook gedaan. Daar stond tien en een half, dat was eerst twee en twintig en een half, voor jullie ieder tien en een half en voor mij anderhalf. Zo wordt dat ook gedaan hè.".77
Deze tien en een half en een en een half stroken in ieder geval met de in aantekeningen genoemde bedragen van € 10.500.000 respectievelijk € 1.500.000 als delen van de winst waarop [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] respectievelijk verdachte volgens die aantekeningen recht hebben.
Ten aanzien van de achtergrond van de winstverdeling overweegt de rechtbank het volgende. Zoals hiervoor is geconcludeerd biedt de inhoud van de diverse documenten en aantekeningen, beschouwd in samenhang met de verklaring van [betrokkene 17] en het hiervoor aangehaalde OVC-gesprek, bewijs dat er reeds in 2005 tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte afspraken zijn gemaakt over een verdeling van een (verwachte) winst die met de (door)verkoop van pakket 126 door [medeverdachte 1], althans aan hem gelieerde vennootschappen is en nog zal worden behaald en in welke winstverdeling verdachte één van de gerechtigden is. Verdachte gunt [betrokkene 17] daarbij een deel van zijn winst.
Tegelijkertijd geldt dat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] een toezegging heeft gedaan die ertoe heeft geleid dat hij voor de aankoop van pakket 126, via het bedrijf van [betrokkene 3], exclusief bij PREIM aan tafel kwam en dit onroerend goed via de vennootschap van [betrokkene 3] kon kopen en doorverkopen.78 Naar het oordeel van de rechtbank kan het onder die omstandigheden niet anders zijn dan dat die toezegging van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] inhield de belofte dat een gedeelte van de winst die [medeverdachte 1] met de verkoop van pakket 126 zou realiseren aan hem zou toekomen. [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte hebben volgens de diverse aantekeningen immers reeds medio 2005 de verwachting gehad van een aanzienlijke winst die met de (door)verkoop van pakket 126 aan onder meer Fortis in vennootschappen van [medeverdachte 1] gerealiseerd zou gaan worden, waarbij zij met betrekking tot die winst een verdeelsleutel hebben afgesproken inhoudende dat [medeverdachte 2] en verdachte gerechtigd waren tot 7/15e respectievelijk 1/15e deel van die winst.
Verdachte wordt in de hiervoor besproken aantekeningen van meet af aan - naast [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] - genoemd als één van de gerechtigden in die te realiseren winst.
[medeverdachte 1] verklaart ook dat hij tussen maart en november 2005 met verdachte heeft gesproken over de potentiële winst in 126, bij welke gelegenheid verdachte een bedrag van 20 tot 22 miljoen euro als referentiewinst heeft berekend, welk bedrag ook met [medeverdachte 2] is gedeeld.79
De onroerend goed-portefeuille waarvan in de maatschapovereenkomst tussen Landquest NV en [vennootschap 19] melding wordt gemaakt, betreft ontegenzeggelijk het door Philips Pensioenfonds aan [vennootschap 2] en vervolgens via vennootschappen van [medeverdachte 1] aan Fortis verkochte pakket 126. Nadat deze (door)verkopen op 1 februari 2006 hun beslag hadden gekregen, heeft [medeverdachte 1] op basis van de twee hiervoor genoemde maatschapovereenkomsten Le Crillon Investments met verdachte afgerekend.80 Via zijn vennootschap [vennootschap 19] ontvangt verdachte daarbij een bedrag van 3,1 miljoen euro (netto), welk bedrag op € 100.000 na, zijn grondslag vindt in voornoemde overeenkomsten. De hoogte van het bedrag dat op grond van die overeenkomsten aan verdachte wordt betaald (3 miljoen euro) komt overeen met verdachtes aandeel (1/15e) in de na 1 februari 2006 in aantekeningen van onder meer verdachte begrote winst van 45 miljoen euro. De hoogte van de eerste betaling aan [vennootschap 19] (1,5 miljoen euro) op 1 november 2006 past bovendien naadloos in de verdeling van de helft van de verwachte winst in project 126, zoals die volgt uit onder verdachte aangetroffen aantekeningen (D-1029) waarin een te verdelen bedrag van 22.500 (22,5 miljoen euro, rb) wordt genoemd.
In diezelfde aantekening staat vermeld "ovk 11-3-2006", hetgeen in het licht van het voorgaande niet anders kan worden geïnterpreteerd dan als een verwijzing naar de maatschapovereenkomst Le Crillon Investments die immers op die datum door [medeverdachte 1] en verdachte is ondertekend. Dat met deze betalingen aan verdachte, althans zijn vennootschap, uitvoering wordt gegeven aan de tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte afgesproken winstverdeling zoals die reeds in 2005 is overeengekomen, vindt tevens steun in het feit dat vrijwel direct nadat Landquest NV € 1.500.000 aan [vennootschap 19] heeft betaald, laatstgenoemde vennootschap een bedrag van € 300.000 overmaakt naar Adviesburo [betrokkene 17]. Dit bedrag is nagenoeg exact 1/5e deel van € 1.500.000, voor welk deel verdachte [betrokkene 17] een winstdeel in project 126 had gegund.81
Met deze tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte in project 126 afgesproken winstverdeling van 7/15e, 7/15e en 1/15e is allereerst in tegenspraak de in de maatschapovereenkomst neergelegde winstverdeling volgens welke Landquest NV voor 14/15e deel in die winst gerechtigd zou zijn. Dat de tussen Landquest NV en [vennootschap 19] gesloten maatschap ziet op tussen partijen medio 2005 gemaakte afspraken met betrekking tot de aankoop, ontwikkeling, exploitatie en verkoop van pakket 126 waarbij verdachte, althans zijn vennootschap zich sterk zal maken voor de realisering van de financiering van deze portefeuille en waarbij de financiering van de portefeuille hoofdzakelijk zal geschieden door het aantrekken van vreemd vermogen, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Niet alleen wekt het bevreemding dat de overeenkomst eerst op 11 maart 2006 op schrift wordt gesteld en dus pas nadat de (door)verkopen van het desbetreffende pakket onroerend goed hebben plaatsgevonden, voor welke gang van zaken verdachte geen enkele verklaring heeft willen geven, daarnaast is van enige inspanning of werkzaamheid van verdachte op het terrein van financiering van onroerend goed uit dit pakket in het geheel niet gebleken. Daar komt bij dat Landquest NV in de zomer van 2005, om en nabij de periode dat verdachte en [medeverdachte 1] volgens de maatschapovereenkomst afspraken hebben gemaakt, met Fortis reeds in verregaande mate overeenstemming had bereikt over de verkoop van pakket 126, met uitzondering van de kantoorgebouwen Telespy en Kanaalcentrum. Voor zover deze (medio 2005) tussen verdachte en [medeverdachte 1] gemaakte afspraken inhielden dat verdachte zich zou bezighouden met de financiering van deze niet aan Fortis meeverkochte kantoorpanden, laat een zodanige inhoud van de rol van verdachte in de maatschap zich lastig rijmen met een zich in het dossier bevindend memo van [getuige 15] aan Landquest NV gedateerd 1 januari 2006, waaruit volgt dat deze ten behoeve van de aanvraag van een bankfinanciering door Landquest NV een berekening heeft gemaakt van de financieringsbehoefte van Landquest uitgaande van de aankoop van de kantoorgebouwen Unisys en Telespy.82 Op 4 oktober 2007 heeft verdachte gesproken met [getuige 15] naar aanleiding van vragen die door de Belastingdienst Haarlem waren gesteld over onder meer de maatschap Le Crillon Investments.83 In het in AH-0095 geverbaliseerde OVC-gesprek (opname vertrouwelijke communicatie) van 9 oktober 2007 tussen [medeverdachte 1] en verdachte doet laatstgenoemde aan [medeverdachte 1] verslag van dit gesprek. Verdachte zegt daarbij onder meer: "Ik zeg kijk ik zit al dertig jaar dat onroerend goed, ja maar wat doe je dan eigenlijk? Hoe heb je dat geld dan verdiend? Zo, weet je wel zo op die toon zo een beetje he. Ik zeg ja hoe heb je dat geld verdiend. Kijk dat staat natuurlijk wel in die maatschapsovereenkomst. Ja, waarom is die niet geregistreerd. Ik zeg ja, moet dat dan? Ja, die Belastingen die die kijken daar toch anders tegen aan als het niet geregistreerd is. Mij voegt het niks toe, we hebben die afspraak gemaakt en die afspraak dateert al van lang daarvoor. En ja, ik hou mij aan afspraken voor 1/15 gedeelte en mijn part was dat ik met name mij sterk zou maken voor die financieringen en bovendien zou ik niet voor 1/15 gedeelte in de winst mogen. Verlies mee lopen.. En gaandeweg zijn er ook nog andere dingen bijgekomen he. Ik zeg, dat leg ik je wel uit want dat zijn ook concrete vragen die komen. Ik zeg laat ik eens beginnen dat ik natuurlijk toch kan bogen op dertig jaar ervaring dat ik echt in de top bij bankiers praat en dat ik echt wel weet hoe de hazen (fonetisch) upen. En ik zeg dan nog eens wat ...ehm. Dat hele project had Jan waarschijnlijk niet gekregen als ik er niet zou zijn geweest. .......... Zo heb ik dat maar zo een beetje gebracht he."84
De in dit gesprek door verdachte gebruikte bewoordingen doen vermoeden dat hij tegenover [getuige 15] zijn best heeft gedaan een niet op waarheid berustend beeld te schetsen van zogenaamde werkzaamheden die hij voor het door hem in de maatschap verdiende geld heeft verricht. In het licht van alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat de aan de maatschapovereenkomst en de ontbindingsovereenkomst ten grondslag liggende inspanningen van [vennootschap 19] ten behoeve van de financiering van de aankoop van pakket 126 verzonnen activiteiten zijn. Deze conclusie vindt bevestiging in het feit dat blijkens deze overeenkomsten [vennootschap 19] gehouden was een administratie bij te houden, maar dat kennelijk niet heeft gedaan. In het geval [vennootschap 19] daadwerkelijk werkzaamheden dan wel inspanningen had verricht ten behoeve van de financiering had het voor de hand gelegen dat hiervan enige vastlegging had bestaan. Nu de inhoud van deze overeenkomsten in strijd is met de werkelijke gang van zaken, kunnen zij als vals worden bestempeld. Hetzelfde kan worden gezegd van de factuur ten bedrage van € 100.000 (exclusief BTW) en de betaling daarvan door Landquest NV aan [vennootschap 19], aangezien deze factuur blijkens haar omschrijving betrekking heeft op werkzaamheden betreffende de maatschap tussen verdachte en [medeverdachte 1] waarvan hiervoor is vastgesteld dat deze maatschap slechts is opgericht om een titel voor betalingen van [medeverdachte 1] naar verdachte te creëren.
Daar komt bij dat als deze factuur zou zien op werkzaamheden die verdachte heeft verricht voor de financiering van de onroerend goed portefeuille, waarvan hiervoor reeds is vastgesteld dat daarvan op geen enkele manier is gebleken, het onbegrijpelijk is dat daarvoor pas in september 2006 een factuur wordt gestuurd indien de gesprekken medio 2005, maar in ieder geval voor de zomer van 2005 - wanneer [medeverdachte 1] overeenstemming met Fortis bereikt over de verkoop van pakket 126 - zouden zijn gevoerd. Overigens wijst de rechtbank in verband met deze betaling nog op feit dat enkele dagen nadat Landquest NV de factuur heeft voldaan, [vennootschap 19] een bedrag van € 23.900 overmaakt aan Adviesburo [betrokkene 17]. Dit bedrag is nagenoeg exact 1/5e deel van € 119.000, voor welk deel [betrokkene 17] gerechtigd was in het winstdeel van verdachte in project 126.85
Onder de hierboven omschreven omstandigheden die er op neerkomen dat de betalingen aan verdachte zijn terug te voeren op gemaakte afspraken aangaande een verdeling van de met project 126 te behalen winst tussen [medeverdachte 1] (7/15e), [medeverdachte 2] (7/15e) en verdachte (1/15e) in ruil voor welke belofte [medeverdachte 1] exclusief bij PREIM aan tafel kwam voor project 126, zijn de maatschap- en de ontbindingsovereenkomst enkel en alleen opgemaakt teneinde een titel voor de betaling van het winstdeel aan verdachte te creëren. Dit leidt tot de conclusie dat daarmee de werkelijke aard van de betalingen, namelijk dat het geld afkomstig is van de omkoping van [medeverdachte 2], is verhuld.
Geen omkoping van [medeverdachte 2]?
De verdediging heeft in dit verband nog bepleit dat van omkoping van [medeverdachte 2] in de zin van artikel 328ter Sr geen sprake kan zijn aangezien [medeverdachte 2] niet in dienst was van Philips Pensioenfonds, maar als werknemer van Philips Electronics Nederland NV bij Philips Pensioenfonds gedetacheerd was. [medeverdachte 2] is daarmee geen werknemer in de zin van artikel 328ter Sr.
De rechtbank stelt op grond van zich in het dossier bevindende gegevens het volgende vast. Hoewel een arbeidsovereenkomst van [medeverdachte 2] niet in het dossier is aangetroffen, is [medeverdachte 2] naar eigen zeggen omstreeks 1985 in dienst getreden bij Philips Pensioenfonds.86 Met de invoering van de holdingstructuur in 2002 waarbij de uitvoeringsorganisatie van het Philips Pensioenfonds in dochterondernemingen is ondergebracht, zijn bestaande dienstbetrekkingen overgegaan naar Schootse Poort Holding BV. Na opheffing van die holdingstructuur in september 2005 zijn werknemers van PREIM in dienst gekomen van PREIM dan wel Philips Electronics Nederland NV (PEN).87 Volgens een uittreksel uit het handelsregister is [medeverdachte 2] van 1 januari 2002 tot 1 februari 2007 directeur van PREIM88, terwijl [medeverdachte 2] ook bij PREIM schriftelijk zijn ontslag heeft ingediend.89 Tot slot heeft [medeverdachte 2] volgens gegevens van de Belastingdienst in de jaren 2002 tot en met 2006 loon uit dienstbetrekking ontvangen van Koninklijke Philips Electronics NV (2002 tot en met 2005) en Philips Electronics Nederland BV (2006), waarbij zij opgemerkt dat volgens [getuige 4] de onderneming die loon uitbetaalt niet noodzakelijkerwijs de onderneming is waarbij [medeverdachte 2] in dienstbetrekking is.90 Op grond van het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] in genoemde jaren looninkomsten heeft genoten in dienstbetrekking bij PREIM dan wel PEN en dat hij daarmee wel degelijk als een werknemer van PREIM dan wel PEN en daarmee als een werknemer in de zin van artikel 328ter Sr kan worden beschouwd. Op 9 februari 2006 heeft [medeverdachte 2] voor akkoord ondertekend de Gedragscode Philips Real Estate Investment Management BV (PREIM), welke gedragscode op 1 januari 2006 in werking is getreden en de vóór die datum geldende gedragscode verving.91 Volgens deze gedragscode is het - zakelijk weergegeven - onder meer medewerkers van PREIM niet toegestaan giften in welke vorm dan ook, aan te nemen van (potentiële) zakelijke relaties van het Pensioenfonds. [medeverdachte 2] heeft zich niet aan de gedragscode gehouden door geen melding te maken bij zijn werkgever van het feit dat hij een belofte ontving - die steeds gerelateerd zijn geweest aan zijn functie - terwijl hij daartoe wel was gehouden.92
4.2.1.2 Feit 2 primair (witwassen van € 436.250)
In de administratie van Landquest NV, gevestigd te Hoofddorp, is een factuur aangetroffen afkomstig van Coördinatie Bouwwezen BV gedateerd de datum 16 april 2007.93 Coördinatie Bouwwezen BV is een vennootschap die blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel gevestigd is in Weert. Bestuurder van deze vennootschap is [betrokkene 20] (hierna: [betrokkene 20]) die enig en zelfstandig bevoegd directeur is van de vennootschap.94
De aandelen van Coördinatie Bouwwezen BV zijn in handen van Antoniushof NV95 waarvan [betrokkene 20]de aandeelhouder is.96 Coördinatie Bouwwezen is een vennootschap die volledig in eigendom aan [betrokkene 20] toebehoort en waarin geen activiteiten meer plaatsvinden. Binnen deze vennootschap, die een eigen bankrekening heeft, is alleen [betrokkene 20] betalingsbevoegd.97 Voor financiële zaken van onder meer Coördinatie Bouwwezen BV is [betrokkene 21] (verder te noemen: [betrokkene 21]) verantwoordelijk.98
Met voornoemde factuur brengt Coördinatie Bouwwezen BV een bedrag van € 450.000 ex BTW (€ 535.000 inclusief BTW) aan Landquest NV in rekening, waarbij als omschrijving op de factuur staat vermeld: 'inzake bemiddeling verkochte kantoorpanden aan Altera Vastgoed NV zijnde het pand/object Pegasus te Utrecht en het pand/object gebouw A aan de Claudius Prinsenlaan te Breda'.99 Op 21 april 2007 is voornoemd bedrag op de bankrekening van Coördinatie Bouwwezen BV bijgeschreven.100 Bij verdachte is aangetroffen een faxbericht gedateerd 6 april 2007 afkomstig van [betrokkene 21]. In dit faxbericht bevestigt [betrokkene 21] aan verdachte dat conform afspraak met [betrokkene 20] de overeengekomen transactie via Coördinatie Bouwwezen BV kan/zal plaatsvinden en dat hij, [betrokkene 21], de boekhoudkundige uitwerking nog met verdachte zal bespreken. Het faxbericht bevat verder de handgeschreven aantekening van Eric (de rechtbank begrijpt: verdachte) aan [voornaam medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) dat hij [medeverdachte 1] hierbij het briefhoofd stuurt van de BV die [betrokkene 20]verkiest voor de bekende € 450.000 en waarin hij vraagt of zij over de tekst van de factuur nog overleg zullen hebben.101
In de administratie van Coördinatie Bouwwezen BV is een factuur aangetroffen met de datum 16 april 2007 afkomstig van [vennootschap 18] waarmee laatstgenoemde vennootschap een bedrag van € 400.000 exclusief BTW (€ 476.000 inclusief BTW) in rekening brengt. Het begeleidend schrijven bij deze factuur is ondertekend door [medeverdachte 2].102 [vennootschap 18] is een vennootschap gevestigd te Weert en waarin [medeverdachte 2] sedert 4 januari 2007 enig bestuurder is. Enig aandeelhouder van deze vennootschap was tot 4 januari 2007 Universum BV te Haelen.103 Na 4 januari 2007 is Universum Holding BV houder van 99% van de aandelen van Universum BV en heeft verdachte 1% van de aandelen. Van Universum Holding BV bezit [medeverdachte 2] middels een aandelenbelang van 99% het overgrote deel van de eigendom; verdachte bezit de resterende aandelen (1%).104 De omschrijving op de factuur, die grote overeenkomst vertoont met de omschrijving op de hiervoor genoemde factuur van Coördinatie Bouwwezen BV aan Landquest NV, luidt: 'Bemiddeling verkochte kantoorpanden aan Altera Vastgoed BV met bijbehorende werkzaamheden. Het betreft het pand Euclideslaan 201 te Utrecht (object genaamd Pegasus) en het pand Claudius Prinsenlaan 138-148 te Breda'.105 Bij verdachte is zowel een handgeschreven concepttekst ten behoeve van deze factuur106 als een handgeschreven tekst voor het begeleidend schrijven bij die factuur107 aangetroffen en op zijn computer is een bestand met de naam '[medeverdachte 2].doc' gevonden waarin een factuur staat die grote gelijkenis vertoont met de door [vennootschap 18] verstuurde factuur van 16 april 2007.108 Blijkens een bankafschrift van [vennootschap 18] is op 24 april 2007 een bedrag van € 476.000 bijgeschreven afkomstig van Coördinatie Bouwwezen BV.109
Bij Coördinatie Bouwwezen BV is ook een factuur aangetroffen van [vennootschap 19] te Haelen gedateerd 4 juni 2007 en gericht aan Coördinatie Bouwwezen BV ter attentie van [betrokkene 20]. 110 [vennootschap 19] is een vennootschap waarvan verdachte 100% aandeelhouder en naast zijn echtgenote zelfstandig bevoegd directeur is en gemachtigd voor de bankrekening.111 Deze factuur betreft een bedrag van € 28.750 exclusief BTW
(€ 34.212,50 inclusief BTW) en houdt verband met 'Bemiddeling inzake verkoop kantoorpanden: Euchideslaan 201 te Utrecht en Claudius Prinsenlaan 138-148 te Breda'. Blijkens een bij [vennootschap 19] aangetroffen bankafschrift is het gefactureerde bedrag op 26 juni 2007 ontvangen van Coördinatie Bouwwezen BV.112
Bij [medeverdachte 2] is een factuur van [vennootschap 18] aangetroffen gedateerd 4 juni 2007 te Weert en gericht aan Wertha Vastgoed I BV ter attentie van [betrokkene 20] te Weert.113 [vennootschap betrokkene 20] is sinds 6 juli 2004 enig aandeelhouder en bestuurder Van Wertha Vastgoed I BV. De aandelen van [vennootschap betrokkene 20] zijn in handen van Stichting Administratiekantoor [betrokkene 20] Concern114 waarvan [betrokkene 20] als bestuurder samen met anderen bevoegd is.115
Het betreft een factuur voor een bedrag van € 7.500 exclusief BTW (€ 8.925 inclusief BTW) en volgens de omschrijving heeft deze factuur betrekking op de 'Gebruikersvergoeding periode 1 mei 2007 tot 1 mei 2008 Pand Driesveldlaan 91 te Weert'. Uit een bij [medeverdachte 2] aangetroffen bankafschrift blijkt dat dit bedrag op 9 juni 2007 vanaf een rekening van Wertha Vastgoed I BV op een bankrekening ten name van [vennootschap 18] is bijgeschreven.116
Een aangetroffen factuur van [vennootschap 18] eveneens gedateerd 4 juni 2007 en gericht aan [vennootschap 19] ten bedrage van € 15.000 exclusief BTW (€ 17.850 inclusief BTW) betreffende 'Gebruikersvergoeding periode 1 mei 2007 tot 1 mei 2008 Pand Driesveldlaan 91 te Weert'117 is op 23 juni 2007 eveneens betaald, zo volgt uit de bijschrijving van voornoemd bedrag op de bankrekening ten name van [vennootschap 18] ontvangen.118
Met de hiervoor weergegeven facturen ontvangen [vennootschap 18] en verdachte via zijn vennootschap in de periode van 24 april 2007 tot en met 23 juni 2007 een bedrag van in totaal € 436.250; verdachte ontvangt feitelijk in zijn vennootschap een bedrag van € 28.750 waarvan hij een deel, groot € 15.000 heeft doorbetaald aan de vennootschap van [medeverdachte 2]. Genoemde bedragen zijn exclusief BTW.
Medio 2006 is [betrokkene 20] door verdachte benaderd met de vraag of hij interesse had in een afspraak met [medeverdachte 2] omdat deze plannen had te vertrekken bij Philips Pensioenfonds. Tijdens hierop volgende gesprekken tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [betrokkene 20] wordt [betrokkene 20] verteld dat [medeverdachte 2] het bedrijf van [betrokkene 20] interessant vindt om in de toekomst een ontwikkelingsbedrijf op te starten en in dit verband worden [betrokkene 20] projecten in Breda en Den Haag genoemd. Vervolgens benadert verdachte [betrokkene 20] opnieuw. Bij die gelegenheid is [betrokkene 20] gevraagd als doorgeefluik te fungeren voor een betaling van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2].119 Verdachte vraagt [betrokkene 20] of deze een lege BV heeft van waaruit een doorbetaling naar [medeverdachte 2] kan plaatsvinden.120 In overleg met [betrokkene 21] is toen gekozen voor de vennootschap Coördinatie Bouwwezen BV.121 [betrokkene 21] bevestigt dat er omstreeks april 2007 op het kantoor van een vennootschap van [betrokkene 20]een gesprek tussen [betrokkene 20] en verdachte heeft plaatsgevonden, waar hij op enig moment bij is geroepen omdat er een factuur opgemaakt moest worden en waarbij hem is gevraagd of hiervoor nog een lege BV beschikbaar was.122 Vanuit deze lege vennootschap is in opdracht van [betrokkene 20]een factuur opgesteld door [betrokkene 21] voor een bedrag van € 450.000 en gestuurd aan Landquest NV, het bedrijf van [medeverdachte 1].123 De omschrijving op deze factuur is verzonnen; [betrokkene 20] heeft bij de op de factuur genoemde kantoren niet bemiddeld, zo verklaart hij zelf.124 De inhoud van de factuur van Coördinatie Bouwwezen BV stond in een notitie van verdachte die aan [betrokkene 20] is overhandigd.
Met betrekking tot een zich in het dossier bevindende brief van Landquest NV aan Coördinatie Bouwwezen BV waarbij informatie is gevoegd over de panden in Breda en Utrecht die aan Altera BV zijn verkocht,125 verklaart [betrokkene 20] dat hij deze informatie nooit heeft gezien en dat hij met deze projecten ook geen enkele bemoeienis heeft gehad.126
[betrokkene 22], manager verwerving bij Altera Vastgoed NV, bevestigt in zijn verklaring dat Landquest NV het pand aan de Euclideslaan 201 te Utrecht (object Pegasus) en een pand in Breda aan Altera Vastgoed NV heeft verkocht en dat [vennootschap 18] met deze deal niets te maken heeft gehad. De naam Coördinatie Bouwwezen BV zegt hem niets. De namen van [medeverdachte 2] en [betrokkene 20] heeft hij pas gehoord op het moment dat met [medeverdachte 1] werd gesproken over een nieuwe deal, te weten de mogelijke aankoop van een stuk grond (de rechtbank begrijpt dat het hier gaat over project D'Laudius in Breda) dat was gelegen naast het eerder door Altera aangekochte kantoorpand in Breda, welk stuk grond naar zeggen van [medeverdachte 1] door hem aan [medeverdachte 2] en [betrokkene 20] was doorverkocht, aldus [betrokkene 22].127
Door Landquest NV is vervolgens € 450.000 overgemaakt aan Coördinatie Bouwwezen BV. Op haar beurt betaalt Coördinatie Bouwwezen BV € 400.000 door aan [medeverdachte 2], althans zijn vennootschap. [medeverdachte 2] heeft hierom ook nog telefonisch verzocht.128 Van het bedrag van € 50.000 dat na betaling aan de vennootschap van [medeverdachte 2] in Coördinatie Bouwwezen BV achterblijft, is de helft voor [betrokkene 20]. De andere helft (€ 25.000) is bestemd voor verdachte en wordt door Coördinatie Bouwwezen BV betaald op basis van een door [vennootschap 19] gestuurde factuur waarin tevens een bedrag is opgenomen voor de huur van een kantoorruimte aan de Driesveldlaan in Weert. Tegelijkertijd ontvangt Coördinatie Bouwwezen BV ook nog een factuur van [vennootschap 18] in verband met de huur van diezelfde kantoorruimte die [betrokkene 20] zou huren. [betrokkene 20] heeft ook deze factuur betaald, hoewel hij daar geen kantoorruimte had en ook geen kantoorruimte nodig had. [betrokkene 20] heeft tot slot verklaard dat hij heeft geprobeerd het hem ten deel gevallen bedrag terug te betalen maar dat daar moeilijk over werd gedaan. Er is hem in plaats daarvan gevraagd nog een deal te doen maar dan van wat hoger. Dit is door [betrokkene 20] geweigerd waarna verdachte kennelijk boos is geworden.129
Van misdrijf afkomstig
Bij de beoordeling van het onder feit 2 ten laste gelegde witwasverwijt dient de rechtbank onder meer de vraag te beantwoorden of de via de vennootschappen [vennootschap 18] en [vennootschap 19] aan [medeverdachte 2] respectievelijk verdachte betaalde gelden van in totaal € 436.250 van enig misdrijf afkomstig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan die vraag bevestigend worden beantwoord en zij overweegt daartoe als volgt.
Over de achtergrond van de geldstroom naar onder meer de vennootschap van [medeverdachte 2] heeft [betrokkene 20] verklaard dat verdachte hem heeft gezegd dat [medeverdachte 2] niet rechtstreeks geld mocht ontvangen van [medeverdachte 1] en dat daarom mensen zoals hij er tussen zijn gezet.
[betrokkene 20] heeft van verdachte gehoord dat [medeverdachte 1] transacties heeft gedaan met Philips Pensioenfonds en daardoor winst heeft gemaakt waarvan een deel naar [medeverdachte 2] moest vloeien.130 Met de hiervoor reeds aangehaalde verklaringen van [betrokkene 20], [betrokkene 21] en [betrokkene 22] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat de vanuit Landquest NV afkomstige geldstroom waarvan in ieder geval € 436.250 (ex BTW) bij [medeverdachte 2] en verdachte terechtkomt, geld betreft dat door [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] is toegezegd. Dat het om geld gaat waarmee [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] in project 126 heeft omgekocht, vindt onder meer steun in het bij verdachte aangetroffen aantekeningenschriftje waarin onder meer de volgende handgeschreven aantekening is opgenomen: '12 juli 2007 [voornaam medeverdachte 1]-[voornaam medeverdachte 2]-[voornaam verdachte] 12,4 - 400.000 al verr.' en omcirkeld een bedrag van '12'.131 Ook op enkele andere plaatsen in dit aantekeningenschriftje van verdachte zijn handgeschreven aantekeningen te vinden die gaan over de geldstroom van € 450.000.132
In een OVC-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] dat kort daarop op 9 augustus 2007 plaatsvindt en waarvan de uitwerking zich in het dossier bevindt, hebben zij het onder meer over het belang dat de sommetjes goed bij [medeverdachte 2] op het netvlies moeten staan en de afdichting van een en ander, waarna verdachte vervolgens zegt: "Dat is duidelijk. Dus die gaat gewoon ... eigenlijk gaat het gewoon om tien en een half plus uh zeven vijftiende van vier, en daar gaat gewoon van af die vier die is al verrekend hè?".133 Even later in het gesprek wordt door [medeverdachte 1] en verdachte gesproken over de vijftigduizend die [betrokkene 20]aan de transactie heeft verdiend waar tweeëntwintig en een half vanaf is gegaan. Verdachte geeft vervolgens aan dat dit bedrag is opgebouwd uit drie maal zeven en een half en hij merkt op dat hij er € 13.750 op vooruit is gesprongen, het bedrag is hem zo in de schoot geworpen. [medeverdachte 1] merkt in dit verband richting verdachte op dat er mogelijk ooit vragen zullen komen over [voornaam medeverdachte 2] en dat hij in dat geval kan zeggen dat [medeverdachte 2] het hele pensioenfonds aan Altera heeft willen verkopen en dat [medeverdachte 2] daarin samen met [betrokkene 20]is opgetrokken en dat zij samen in de toekomst iets wilden opbouwen. Uit het gesprek komt naar voren dat verdachte en [medeverdachte 1] vinden dat het boekhoudkundig goed is opgelost en zij lijken bovendien tevreden met het feit dat ook [betrokkene 20]in dit verband aan dossiervorming heeft gedaan.134 Ten slotte komt de rol van [betrokkene 20]als doorgeefluik van de gelden ook nog naar voren in een tweetal OVC-gesprekken.
Op 13 juni 2007 heeft verdachte een ontmoeting met [medeverdachte 1] waarin [medeverdachte 1] aangeeft dat ze nu geen dingen moeten doorbetalen aan [voornaam medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 2]) en dat ze voorzichtig moeten zijn. Even later in het gesprek memoreert [medeverdachte 1] tegenover verdachte: "[voornaam verdachte] op mijn blote knieën dat wij besloten hebben en zo eigenwijs wezen om [voornaam medeverdachte 2] ([medeverdachte 2], rb) nergens in mijn boeken te plaatsen nu. Dat we daar [betrokkene 20]in gemonteerd hebben. [voornaam verdachte], anders hadden ze nu al [voornaam medeverdachte 2] in mijn boeken gevonden".135
In een tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte op 14 juni 2007 opgenomen gesprek,136, zegt [medeverdachte 1] op enig moment: "Ja [voornaam verdachte], dat brengt me dan nog even op de betalingen naar jullie respectievelijk, voor jou, moet je dan gewoon een factuur sturen, en voor [voornaam medeverdachte 2], heb ik nog eens even aan de grote lijn, jij opperde hem ook [voornaam medeverdachte 2], gedacht (...) [voornaam verdachte], zie jij kans dat [voornaam betrokkene 20] (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 20]) weer een rol speelt, maar dat ik hem betaal, maar dat die op een ander project [voornaam medeverdachte 2] betaalt?" en iets later als het gaat over die vier ton: "Nou, dat Altera is een geweldig goed verhaal, omdat [voornaam medeverdachte 2] ze kent".
Door en namens verdachte is betoogd dat de betaling van € 436.250 die via Coördinatie Bouwwezen BV is ontvangen een reëel karakter heeft. Het gaat volgens de verdediging om de betaling van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] van een commissie voor het aanbrengen van Altera als potentiële koper van de panden in Utrecht en Breda en het schadeloosstellen van [medeverdachte 2] voor de door hem gemaakte kosten betreffende het kantoorpand in Weert dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [betrokkene 20]en verdachte in het kader van de bedachte samenwerking hadden gehuurd. Daarnaast betreft het een vergoeding aan verdachte van de door hem geïnvesteerde tijd in die samenwerking en om een gebruikersvergoeding voor huur van het kantoor aan de Driesveldlaan te Weert door [betrokkene 20], aldus de verdediging.
Buiten dat men bij Altera Vastgoed NV niet bekend is met een bemiddelende rol die [medeverdachte 2] bij de verkoop van genoemde kantoorpanden in Breda en Utrecht door Landquest NV aan Altera Vastgoed NV zou hebben gehad en een dergelijke rol van verdachte ook op geen enkele wijze is gebleken, bieden de inhoud van de hiervoor aangehaalde OVC-gesprekken en de hiervoor weergegeven inhoud van bij verdachte aangetroffen aantekeningen veeleer steun aan hetgeen [betrokkene 20] bij de FIOD-ECD heeft verklaard, namelijk dat er een constructie is bedacht om geld van [medeverdachte 1] naar verdachte te laten gaan, waarbij van valse facturen gebruik is gemaakt. [betrokkene 20] heeft in zijn verklaring bij de rechter-commissaris op zijn eerder afgelegde verklaringen weliswaar de nodige nuanceringen aangebracht, maar hij is in die verklaring niet teruggekomen op zijn uitspraak dat er betalingen hebben plaatsgevonden door Landquest/[medeverdachte 1] aan een lege BV van hem en dat van daaruit is doorbetaald aan [medeverdachte 2].
Ook geeft [betrokkene 20] bij de rechter-commissaris aan dat wat hij bij de FIOD heeft verklaard klopt.137 Daaraan doet niet af de uitspraak van [betrokkene 20] bij de rechter-commissaris dat de betaling via zijn bedrijf een voorfinanciering door [medeverdachte 1] betreft waarbij er geld naar verdachte zou gaan voor projecten die mogelijk in de toekomst ontwikkeld zouden gaan worden, terwijl hij het vermoeden had dat verdachte onterecht en in verband met zaken tussen Philips Pensioenfonds en [medeverdachte 1], geld van laatstgenoemde kreeg, nu die uitspraak zijn eerder afgelegde verklaringen niet ongeloofwaardig maakt.
Dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte met [betrokkene 20]gesprekken hebben gevoerd over een samenwerking en dat er ook daadwerkelijk besprekingen over concrete projecten, waaronder project D'Laudius in Breda en een project in Curaçao, zijn gevoerd en ook stukken zijn opgesteld, acht de rechtbank niet onaannemelijk en wordt door [betrokkene 20] overigens ook niet ontkend. Dit laat echter onverlet dat aan de hier aan de orde zijnde betaling van € 436.250 facturen ten grondslag zijn gelegd die volgens hun omschrijving betrekking hebben op de verkoop van twee kantoorpanden waarbij [medeverdachte 2], verdachte en [betrokkene 20], althans hun vennootschappen, geen enkele betrokkenheid hebben gehad.
Met betrekking tot de beweerdelijke werkzaamheden die verdachte in de (beoogde) samenwerking van het viermanschap zou hebben verricht, overweegt de rechtbank dat buiten het feit dat van enige werkzaamheid van verdachte in dit kader niet is gebleken, niet valt in te zien waarom de eventuele daarvoor te betalen vergoeding alleen door [medeverdachte 1] gedragen zou moeten worden. Het door de verdediging tot slot ingenomen standpunt dat verdachte een gebruikersvergoeding diende te betalen in verband met de huur van het kantoorpand aan de Driesveldlaan te Weert schuift de rechtbank gelet op de verklaring van [betrokkene 20] daaromtrent en het ontbreken van enig stuk waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte een dergelijke vergoeding aan [medeverdachte 2] verschuldigd was, als ongeloofwaardig terzijde. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat in de periode van 24 april 2007 tot en met 23 juni 2007 door verdachte en zijn mededaders via vennootschappen een bedrag van in totaal € 436.250 (exclusief BTW) is witgewassen. Door op de facturen omschrijvingen te gebruiken die niet overeenkomen met de feitelijke achtergrond van de betalingen - de bedoeling was immers om van omkoping afkomstig geld bij [medeverdachte 2] te krijgen - is tevens sprake van valse facturen waarmee de werkelijke aard van de betaling wordt verhuld.
4.2.2 Feit 3 primair (project Ceylonstaete)
Algemeen
In 2000 is binnen Philips Pensioenfonds besloten het percentage in direct onroerend goed belegd vermogen te verlagen.138 Vanwege de magere performance van de aandelen en een verdere waardegroei van het onroerend goed ontstaat eind juni 2001 de noodzaak om opnieuw onroerend goed af te stoten teneinde binnen de gewenste bandbreedte te blijven.139
Op 2 juli 2001 vraagt en krijgt [medeverdachte 2], in zijn hoedanigheid van directeur van Schootse Poort Onroerend Goed BV intern toestemming om na het zomerreces in onderhandeling te treden met onder meer [betrokkene 9] over de verkoop van een pakket onroerend goed.140
Op 4 april 2002 verkoopt Philips Pensioenfonds, vertegenwoordigd door [medeverdachte 2], een pakket onroerende zaken en appartementsrechten aan Ceylonstaete BV, die wordt vertegenwoordigd door [vennootschap 22]., welke onderneming op haar beurt weer wordt vertegenwoordigd door [betrokkene 9] (verder: [betrokkene 9]).141 De verkoopprijs bedraagt in totaal € 190.594.549.142
Op 20 juli 2001 verwerft [vennootschap 19], van welke vennootschap verdachte samen met zijn echtgenote bestuurder is, krachtens een op 1 juli 2001 gesloten koopovereenkomst143, de eigendom van alle aandelen in de vennootschap [vennootschap 23].144 Bij een statutenwijziging is de naam van deze vennootschap op 2 augustus 2001 gewijzigd in Universum Beheer BV.145 Vervolgens wordt op 6 september 2001 de economische eigendom van de aandelen in Universum Beheer BV verkocht en geleverd aan verdachte in privé (3,75%) en aan Universum Holding BV (96,25%).146 De juridische eigendom van de aandelen blijft bij [vennootschap 19], die vanaf 20 juli 2001 tevens de directie in Universum Beheer BV voert.147 [medeverdachte 2] heeft sedert 18 mei 2000 een meerderheidsbelang (99%) in Universum Holding BV.148 Eveneens op 6 september 2001 hebben er met betrekking tot deze vennootschap transacties plaatsgevonden die erin resulteren dat [vennootschap 19] de juridische eigendom van alle aandelen van Universum Holding BV verwerft149 en waarbij vervolgens de economische eigendom van deze vennootschap voor 99% aan verdachte is overgedragen.150 Daarmee heeft [medeverdachte 2] per 6 september 2001 middellijk - via Universum Holding BV - 95,28% van de economische eigendom van Universum Beheer BV in handen en komt het vermogen dat in deze beide vennootschappen zit, voor het overgrote deel aan hem toe. In openbare bronnen zoals het handelsregister van de Kamer van Koophandel is de overdracht van het economisch belang van deze aandelen en daarmee dus de economische eigendom niet waarneembaar.151
Op 17 oktober 2001152 bereiken Philips Pensioenfonds en Ceylonstaete BV overeenstemming met betrekking tot de verkoop van het reeds genoemde pakket onroerend goed, welk pakket op 15 november 2001153 nog wordt uitgebreid met het complex Kanaleneiland. Nadat op 8 januari 2002 de koopovereenkomst is ondertekend154, hebben [betrokkene 9] namens Ceylonstaete BV en verdachte namens Universum Beheer BV op 4 respectievelijk 6 februari 2002 te Den Haag respectievelijk Haelen een overeenkomst ondertekend ter zake de verdeling van de met de exploitatie van een van het Philips Pensioenfonds te verwerven pakket onroerend goed te behalen resultaat. In deze overeenkomst staat vermeld dat de geprognosticeerde winst over de eerste drie jaar 24 miljoen gulden bedraagt, waarbij Universum Beheer BV recht heeft op de helft, te weten 12 miljoen gulden (ofwel € 5.445.363). Laatstgenoemd bedrag zal volgens de overeenkomst middels drie termijnen van elk 4 miljoen gulden per 2 april 2002, 2 april 2003 en 2 april 2004 bij vooruitbetaling aan Universum Beheer BV worden voldaan, waarna per 2 april 2005 het resultaat zal worden vastgesteld waarna verrekening met de aan Universum Beheer BV verstrekte voorschotten en de door haar ontvangen rente volgt. In de overeenkomst is voorts bepaald dat het nader vast te stellen winstaandeel voor Universum Beheer BV zich zal beperken tot de voorschotten ten bedrage van 12 miljoen gulden.155
Op 4 april 2002156, 31 maart 2003157 en 2 april 2004158 zijn voornoemde termijnen van elk
4 miljoen gulden ofwel € 1.815.120,86 op een bankrekening van Universum Beheer BV bijgeschreven. In juni 2005 hebben [betrokkene 9] namens Ceylonstaete BV en verdachte namens Universum Beheer BV te Den Haag respectievelijk Haelen een vaststellingsovereenkomst ondertekend met betrekking tot de reeds aan Universum Beheer BV betaalde voorschotten en de verrekening van de door haar ontvangen rente over die bedragen.159
Van misdrijf afkomstig
Over de rol die Universum Beheer BV bij de transactie tussen Philips Pensioenfonds en Ceylonstaete BV heeft gehad, verklaart [betrokkene 9] dat deze vennootschap door Philips Pensioenfonds als tussenpersoon is aangewezen.160 Aan [betrokkene 9] is meegedeeld dat als hij een pakket onroerend goed van Philips wilde kopen, hij zich bij verdachte diende te melden.161 Ceylonstaete BV is de bewuste overeenkomst vervolgens aangegaan teneinde te bewerkstelligen dat zij de portefeuille onroerend goed van Philips Pensioenfonds kon verwerven.162 Een en ander vindt bevestiging in de verklaring van verdachte die erop neerkomt dat [betrokkene 9] tipgeld aan [medeverdachte 2] moest betalen om onroerend goed van Philips Pensioenfonds te kunnen kopen en Universum Beheer BV voor deze betalingen aan [medeverdachte 2] is gebruikt.163 Universum BV heeft voor de haar betaalde bedragen weinig gedaan.164
Gelet op deze verklaringen acht de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat [betrokkene 9] niet zou hebben geweten dat het geld dat door zijn vennootschap aan Universum Beheer BV is betaald, voor [medeverdachte 2] bestemd was. De op dit punt andersluidende verklaringen van verdachte, [medeverdachte 2] en [betrokkene 9] acht de rechtbank ongeloofwaardig.
De omstandigheid dat [betrokkene 9] eerst met [medeverdachte 2] heeft gesproken voordat hij de overeenkomst met Universum Beheer BV sloot165 duidt op een verband tussen door [betrokkene 9] en [medeverdachte 2] gemaakte afspraken en de inhoud van deze overeenkomst. Zonder de overeenkomst met Universum Beheer BV had [betrokkene 9] het pakket onroerend goed van Philips Pensioenfonds nu eenmaal niet kunnen kopen. Dat [medeverdachte 2] en [betrokkene 9] rond de datum van ondertekening van deze overeenkomst met elkaar hebben gesproken wordt ondersteund door de aantekening "[voornaam medeverdachte 2] Swaen" in de agenda van [betrokkene 9] bij de datum 8 februari 2002166 bezien in samenhang met bij verdachte aangetroffen handgeschreven aantekeningen met daarop de vermelding "8/2 Theaterhotel [betrokkene 9]/[medeverdachte 2]"167 en een detailoverzicht van een Visa-rekening op verdachtes naam gedateerd 4 maart 2002 waarop staat vermeld "8 februari Theater Hotel Oranjerie Roermond" met daarachter de handgeschreven aantekening "[medeverdachte 2]".168 De verdediging heeft betoogd dat verdachte de rol van tipgever heeft vervuld en in de beleving van [betrokkene 9] de schakel is geweest bij het tot stand komen van een koopovereenkomst tussen [betrokkene 9] en Philips Pensioenfonds.
Niet aannemelijk is echter dat [betrokkene 9] als belegger in en ontwikkelaar van vastgoed, zonder de hiervoor genoemde wetenschap dat [medeverdachte 2] achter Universum Beheer BV zat, bereid zou zijn om circa € 5.445.363 ofwel 12 miljoen gulden te betalen aan een tussenpersoon - zijnde verdachte, althans een aan hem te liëren vennootschap - die geen inhoudelijke kennis op het gebied van onroerend goed heeft, terwijl [betrokkene 9] al eerder rechtstreeks met Philips Pensioenfonds zaken had gedaan en naar eigen zeggen altijd contacten met mensen uit de hoek van het onroerend goed bij Philips Pensioenfonds heeft gehad.169 Dit laatste vindt bevestiging in de verklaring van [getuige 18] die zegt dat [betrokkene 9] wist dat Philips Pensioenfonds niet met tussenpersonen werkte en in dit geval een tussenpersoon ook niet nodig was aangezien [betrokkene 9] en Philips Pensioenfonds elkaar al lang kenden. Het was dus niet meer nodig partijen bij elkaar te brengen.170 In het geval Universum Beheer BV daadwerkelijk een rol als tipgever of tussenpersoon in deze transactie zou hebben vervuld, had het bovendien voor de hand gelegen dat men bij Philips Pensioenfonds bekend zou zijn geweest met die verwijzing, hetgeen niet het geval is, terwijl het bij Philips gebruikelijk was om in het geval er met een tussenpersoon werd gewerkt, die samenwerking inclusief de door die tussenpersoon te leveren prestatie(s) en de daarvoor te betalen vergoeding, schriftelijk vast te leggen.171 Daar komt nog bij dat [betrokkene 9] en [medeverdachte 2] al in het voorjaar van 2001 contact lijken te hebben over de verkoop van het onderhavige pakket onroerend goed aan Ceylonstaete BV.172 [medeverdachte 2] stelt in ieder geval op 27 juni 2001 een interne notitie op waarin hij toestemming vraagt om over de verkoop van het onroerend goed met [betrokkene 9] in onderhandeling te mogen treden, terwijl Universum Beheer BV als zodanig pas sinds 2 augustus 2001 bestaat, hetgeen zich in de tijd bezien moeilijk laat rijmen met een rol van verdachte, in zijn hoedanigheid van directeur van deze vennootschap, bij het tot stand komen van de transactie tussen Philips Pensioenfonds en Ceylonstaete BV. Deze volgtijdelijkheid sluit veel eerder aan bij het vinden van een constructie om in het geval de voorgenomen onderhandelingen tussen voornoemde partijen daadwerkelijk tot een transactie zullen leiden geld van [betrokkene 9] naar [medeverdachte 2] te laten gaan.
Op grond van het hiervoor overwogene komt de rechtbank tot de conclusie dat de aan Universum Beheer BV betaalde gelden, betalingen van [betrokkene 9] aan [medeverdachte 2] zijn waardoor [betrokkene 9] in de gelegenheid was het pakket onroerend goed van Philips Pensioenfonds te verwerven en waarbij een en ander in de dienstbetrekking van [medeverdachte 2] bij Philips Pensioenfonds heeft plaatsgevonden. Deze conclusie leidt tevens tot de vaststelling dat deze aan Universum Beheer BV betaalde gelden feitelijk omkopingsgelden en dus van misdrijf afkomstig zijn. Met die vaststelling behoeft de vraag of het onroerend goed is verkocht voor een niet marktconforme prijs evenals de kwestie of [betrokkene 9] ten opzichte van andere potentiële kopers in een voorkeurspositie is gebracht door hem in een vroegtijdig stadium informatie te verschaffen over de te verkopen onroerende goederen, geen verdere bespreking.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat verdachte er vanuit is gegaan dat [betrokkene 9] niet wist dat [medeverdachte 2] achter Universum Beheer BV zat, had verdachte, gelet op de bij hem aanwezige wetenschap dat het geld niet aan hem maar aan [medeverdachte 2] werd betaald en dus wetende dat laatstgenoemde daarmee werd omgekocht, toch in ieder geval voorwaardelijk opzet op het feit dat de gelden die worden betaald, van misdrijf afkomstig zijn.
Witwassen
Vervolgens komt de rechtbank toe aan de beoordeling van het verwijt dat verdachte met betrekking tot project Ceylonstaete wordt gemaakt, namelijk dat hij al dan niet samen met een ander of anderen deze van misdrijf afkomstige gelden heeft witgewassen.
Daaromtrent overweegt de rechtbank het volgende. De hiervoor bedoelde omkopingsgelden ten bedrage van in totaal circa € 5.445.363 die door [medeverdachte 2] als economisch eigenaar van 95,28% van de aandelen van Universum Beheer BV, gevestigd te Haelen, op 4 april 2002, 31 maart 2003 en 2 april 2004 op een ten name van deze vennootschap gestelde bankrekening zijn ontvangen, vinden hun grondslag in de hiervoor reeds genoemde winstdelingsovereenkomst173 en de latere vaststellingsovereenkomst.174 In de considerans van de winstdelingsovereenkomst staat vermeld dat daarin afspraken zullen worden vastgelegd die Ceylonstaete BV en Universum Beheer BV hebben gemaakt inzake de verdeling van het resultaat van een te verwerven onroerend goed-portefeuille van Philips Pensioenfonds, welk resultaat met name door splitsing en verkoop van appartementsrechten en herontwikkeling van delen van de portefeuille zal worden behaald en welk resultaat op een bedrag van 24 miljoen gulden wordt geprognosticeerd en waarbij Universum Beheer BV recht heeft op de helft van dat bedrag. In de in juni 2005 ondertekende vaststellingsovereenkomst is neergelegd dat Ceylonstaete vaststelt dat de winst tenminste een bedrag van 24 miljoen bedraagt met welke vaststelling Universum Beheer zich akkoord verklaart.
Dat beide overeenkomsten als vals kunnen worden aangemerkt volgt uit het feit dat de inhoud daarvan niet overeenstemt met de werkelijkheid. Er is immers sprake van een situatie dat [betrokkene 9] zogeheten tipgeld heeft moeten betalen aan Universum Beheer BV om de in die overeenkomst bedoelde onroerend goed-portefeuille van Philips Pensioenfonds te kunnen kopen, in de wetenschap dat dat geld voor het overgrote deel bestemd was voor [medeverdachte 2].
Van een geprognosticeerde winst die door Ceylonstaete BV met de exploitatie van het nog af te nemen pakket onroerend goed in de toekomst zou worden behaald en welke winst op een later moment zou moeten worden vastgesteld, is dan ook geen sprake geweest. Er is bij Universum Beheer BV en Ceylonstaete BV ook geen enkel stuk aangetroffen dat enige onderbouwing bevat van de winstprognose of het uiteindelijke in de vaststellingsovereenkomst genoemde resultaat. Het in de winstdelingsovereenkomst geprognosticeerde resultaat van 24 miljoen gulden strookt in ieder geval niet met het bij Ceylonstaete BV aangetroffen overzicht gedateerd 9 juli 2001 waaruit een winstprognose van ruim 104 miljoen gulden kan worden afgeleid.175 Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de winstdelings- en vaststellingsovereenkomst vals zijn en zijn opgesteld om de geldstroom die van Ceylonstaete BV via Universum Beheer BV is gegaan, van een ogenschijnlijk legitieme titel te voorzien.
Daarnaast zijn de omkopingsgelden betaald op de bankrekening van een vennootschap waarbij voor derden niet zichtbaar was dat [medeverdachte 2] daarvan voor 95,28% economisch eigenaar was en dus de feitelijke beschikkingsmacht had. Aan de hand van handgeschreven notities176 en diverse bankafschriften die bij verdachte zijn aangetroffen, kan worden vastgesteld dat de inkomsten van Universum Beheer BV in de periode 2002 tot en met 2007 voornamelijk bestaan uit de vanuit Ceylonstaete BV ontvangen gelden177 en dat deze rekening daarnaast nog is gevoed met inkomsten vanuit Koblok Exploitaties BV; het gaat om een bedrag van € 332.500 op 9 juni 2005 betreffende het project Eurocenter178 en twee maal een bedrag van € 50.000 op 30 oktober 2007 respectievelijk 7 november 2007.179 In dit verband is namens verdachte betoogd dat het splitsen van aandelen van Universum Beheer BV in juridische en economische eigendom geen aanwijzing voor witwassen is aangezien de reden daarvoor was gelegen in de dreigende echtscheiding van [medeverdachte 2] en de daaruit voortvloeiende vrees voor beslag op de aandelen van deze vennootschap. Deze namens verdachte aangevoerde reden acht de rechtbank echter weinig aannemelijk nu de echtscheiding van [medeverdachte 2] pas in de tweede helft van oktober 2003 heeft plaatsgevonden en er - zoals hierna nog zal worden vastgesteld - op het moment dat Universum Beheer BV wordt aangekocht en de juridische en economische eigendom van de aandelen in deze vennootschap wordt gesplitst er nog geen vermogen in die vennootschap zit, terwijl er pas daarna met nagenoeg alleen het project Ceylonstaete geld voor [medeverdachte 2] in deze vennootschap is gegenereerd.
Daar komt bij dat verdachte in een OVC-gesprek met [medeverdachte 1] op 9 augustus 2007, waarvan de uitwerking in dossier is opgenomen180 zelf zegt: [voornaam medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 2]), die heeft natuurlijk een B.V. een BV heeft, maar die komt helemaal niet in die B.V. naar voren. (...) Neem nu van mij aan, dat het juridisch afgeschermd is. En het enige contact waarin de bekendheid eh, zit waarbij eh, enigerlei mate bekend is dat [voornaam medeverdachte 2] een aandelenbezit is, is gewoon de economische eigendom van de aandelen, via de belastingaangifte VPB, vennootschapsbelasting. (...) De belasting mag dat niet bekend maken. Even verderop in dit gesprek geeft verdachte aan dat in aandeelhoudersregisters en bij de Kamer van Koophandel je uitkomt bij [vennootschap 19] en in dit verband noemt verdachte ook [betrokkene 9] die dat kennelijk al een paar keer heeft gecheckt. Ook hieruit leidt de rechtbank af dat de constructie rondom Universum Beheer BV is bedacht om [medeverdachte 2] als economisch eigenaar daarvan af te schermen en voor de buitenwereld niet kenbaar te doen zijn.
Ook kan worden vastgesteld dat de door Universum Beheer BV ontvangen omkopingsgelden voor een aanzienlijk deel zijn doorbetaald. Verdachte geeft daartoe, als beheerder van de Universum vennootschappen, opdracht aan de ING Bank te Weert in de persoon van [medeverdachte 11].181 Op 21 maart 2006182, 15 juni 2006183 en 30 oktober 2007184 wordt vanuit Universum Beheer BV door middel van een negental stortingen in totaal € 2.690.000 overgemaakt naar een bankrekening ten name van Universum Holding BV, gevestigd te Haelen. Naast rente en gelden die gedurende de jaren 2002 tot en met 2006 vanuit Universum Vastgoed BV zijn ontvangen, per saldo € 3.521.837 bedragend, zijn dit de belangrijkste ontvangsten in Universum Holding BV.185 Vanaf de bankrekening van Universum Holding BV vinden op 10 maart 2006186, 23 maart 2006187, 20 juni 2006188 en 18 januari 2007189 overboekingen ten bedrage van in totaal € 6.200.000 plaats naar een bankrekening van Universum Holding BV bij de Clariden Bank in Zwitserland. Op 31 juli 2007 bedraagt het saldo op deze Zwitserse bankrekening € 6.458.516.190
Hoewel het overmaken van gelden naar een Zwitserse bankrekening op zichzelf niet als verhullend kan worden aangemerkt, is dat naar het oordeel van de rechtbank in dit geval anders aangezien deze handeling moet worden bezien in samenhang met de hiervoor reeds genoemde handelingen. In aanmerking nemend dat op basis van valse overeenkomsten geldbedragen worden betaald aan een vennootschap waarvan de economisch eigenaar aan wie het vermogen uit die vennootschap toekomt voor de buitenwereld niet zichtbaar is, die gelden vervolgens van de ene vennootschap naar de andere en vervolgens naar een buitenlandse bankrekening van die vennootschap worden overgeboekt, waarbij grote bedragen worden opgedeeld in meerdere stortingen die op dezelfde dag plaatsvinden, zijn deze handelingen er op gericht geweest de werkelijke aard of herkomst van deze gelden te verhullen.
4.2.3 Feiten 4 primair, 5 primair en 6 primair (Eurocenter)
Voorbereidende werkzaamheden (feit 4 primair)
Besprekingen die aan het einde van de vorige eeuw plaatsvinden tussen Philips Pensioenfonds en diverse belangstellende partijen om te komen tot een herontwikkeling van het bezit van Philips Pensioenfonds aan de De Boelelaan in Amsterdam monden medio 1999 uit in schriftelijke contacten tussen [medeverdachte 1] van Bouwfonds en [medeverdachte 2] van Philips Pensioenfonds. Bij brief van 28 juni 1999191 reageert [medeverdachte 2] op een brief van [medeverdachte 1] van 1 juni 1999192 en geeft daarin toestemming voor de uitwerking van het voorstel van [medeverdachte 1] onder een aantal voorwaarden en condities. Met name de voorwaarden aangaande een stevige huurgarantie die eerder door [vennootschap 24] zijn genoemd, worden onder de aandacht gebracht. Een door [medeverdachte 1] voor akkoord ondertekend exemplaar van de brief van [medeverdachte 2] wordt op 12 juli 1999 geretourneerd.193 Daarmee is medio 1999 op papier overeengekomen dat er gebouwd gaat worden aan de De Boelelaan en dat als een gedeelte van het project niet verhuurd zou zijn, er een 10-jarige huurgarantie voor dat niet verhuurde gedeelte heeft te gelden. Gedateerd 10 november 1999 schrijft [medeverdachte 1] een brief aan [medeverdachte 2]194 waarin hij aangeeft dat Bouwfonds bij het bereiken van 70% voorverhuur van de kantoorruimte zal overgaan tot start van de bouw en dat de eventuele onverhuurde kantoorruimte na oplevering van maximaal 30% voor rekening van Philips Pensioenfonds zal zijn met een huurgarantie van Bouwfonds voor het eerste jaar. [medeverdachte 2] reageert met een brief gedateerd 22 december 1999195, waarin hij onder meer schrijft het ontwikkelingsvoorstel als teleurstellend te ervaren en waarin hij vasthoudt aan de voorwaarden omtrent de huurgarantie zoals [vennootschap 24] die hadden geformuleerd. Gedateerd 6 januari 2000 volgt een intern memo van [betrokkene 16], werkzaam bij Bouwfonds, aan [medeverdachte 1], waarin hij [medeverdachte 1] adviseert een afspraak te maken met, alleen, [medeverdachte 2].196 In een handgeschreven verslag197 van een bespreking op 4 februari 2000 waarbij [betrokkene 16] van Bouwfonds, [medeverdachte 8] en [medeverdachte 2] van Philips Pensioenfonds en [getuige 19] van [vennootschap 24] aanwezig waren, staat onder meer: "Bouwfonds moet er wat voor over hebben om op de Zuid As te komen werken".
Eind 1999, begin 2000 raakt [medeverdachte 1] in gesprek met [betrokkene 1], die hem laat weten wel kans te zien bij Philips aan tafel te komen.198 Verdachte ontmoet vlak voor Kerst 1999 [medeverdachte 2], die aan hem wordt voorgesteld door [betrokkene 1] die zei dat hij samen met [medeverdachte 2] projecten in onroerend goed wilde gaan doen.199
Op 3 april 2000 schrijft [medeverdachte 2] een brief aan [medeverdachte 1] waarin hij refereert aan de bijeenkomst van 4 februari 2000 en onder meer schrijft: "Gezien de inspanningen welke Bouwfonds heeft geleverd hechten wij er echter waarde aan een laatste poging te ondernemen om tot een voor beide partijen bevredigend ontwikkelingsvoorstel te komen (...)".200 In de brief wordt voorgesteld dat bij een niet volledige verhuur bij overdracht de huuropbrengst door Bouwfonds zal worden gegarandeerd voor een periode van 3 jaar.
Op 8 mei 2000 wordt de statutaire naam van [vennootschap 1 42] gewijzigd in Universum Holding BV en de statutaire naam van [vennootschap 1 44] wordt op diezelfde datum Universum Vastgoed BV. Op 18 mei 2000 wordt [medeverdachte 2] houder van 399 van de 400 aandelen in Universum Holding BV.201 Een maand later wordt dat aantal bijgesteld tot 396 van de 400 aandelen. Dat is precies 99% van de aandelen in Universum Holding BV. Verdachte wordt per 18 mei 2000 houder van 1 en later 4 aandelen, hetgeen neerkomt op een belang in Universum Holding BV van 1%. Universum Holding BV is op 18 mei 2000 houder geworden van 276 van de 400 aandelen in Universum Vastgoed BV, een belang van 69%. [betrokkene 1] heeft 104 aandelen in Universum Vastgoed BV en verdachte 20.202 Kort daarna is die aandelenverhouding in Universum Vastgoed BV nog iets anders geworden omdat [medeverdachte 11] in totaal 2% van de aandelen kocht. Verdachte en [betrokkene 1] waren beiden bestuurder en tevens directeur van Universum Vastgoed BV.203 [medeverdachte 2] heeft vanaf medio 2000 indirect, via Universum Holding BV, een belang in Universum Vastgoed BV.
Kort na de oprichting van Universum Vastgoed BV, namelijk op 7 juni 2000, stuurt verdachte als directeur van de vennootschap een brief aan Bouwfonds ter attentie van [medeverdachte 1].204 Als bijlage bij de brief is een door [betrokkene 1] ondertekende brief van Universum Vastgoed BV, gedateerd 23 mei 2000, gevoegd. Deze, door verdachte op verzoek van [betrokkene 1]205 opgestelde brief, is gericht aan Bouwfonds Vastgoedontwikkeling CV ter attentie van [medeverdachte 1] en betreft de bevestiging van afspraken die met betrekking tot de herontwikkeling van de De Boelelaan in Amsterdam zijn gemaakt. Op het moment dat de projectwinst is vastgesteld zal Bouwfonds aan Universum Vastgoed BV een vergoeding verschuldigd zijn ter grootte van 25% van de vastgestelde projectwinst, zo is overeengekomen. Gedateerd 8 juni 2000 schrijft verdachte een brief aan [medeverdachte 2], waarin hij de vennootschappelijke structuur qua eigendomsverhoudingen binnen Universum Vastgoed BV en Universum Holding BV uitlegt.206 Bij deze brief stuurt hij onder meer ook afschriften mee van de zojuist bedoelde brieven van 23 mei 2000 en 7 juni 2000, die hij aanduidt als zijn brieven met de aantekening dat de brief van 23 mei 2000 is ondertekend door [voornaam betrokkene 1] (= [betrokkene 1], rb). In verband met de door hem aan Bouwfonds gestuurde brief van 23 mei 2000 aangaande het winstaandeel voor Universum Vastgoed BV, dat gelet op de eigendomsverhoudingen grotendeels aan [medeverdachte 2] zou toekomen verklaart verdachte: ik wist dat [medeverdachte 2] bij Philips Pensioenfonds werkte en dat [betrokkene 1] een onroerend goed mijnheer was. Op dat moment wist ik niet dat [medeverdachte 2] iets met Eurocenter te maken had. Ik wist dat in 2003.207
Ofschoon [medeverdachte 2] op 29 september 2000 nog steeds op het standpunt staat dat de huurgarantie drie jaar moet bedragen208, welk standpunt door [medeverdachte 1] onbesproken wordt gelaten in zijn reactie van 8 november 2000209, heeft hij het in zijn beantwoording per brief van 29 november 2000210 niet meer over de huurgarantie en de voorverhuurnorm.
In een op 26 januari 2001 begonnen notitieboek van [medeverdachte 5] staat onder meer de notitie: "[medeverdachte 1] 16/2 tel - Grond A'dam Holiday Inn (.......) Winstprognose 70 mln waarvan 25% voor H in Universum."211
In de ontwikkelingsovereenkomst tussen Bouwfonds Vastgoedontwikkeling BV en Philips Pensioenfonds van 11 juni 2001212 bevat artikel 24 een passage over de huurgarantie die tot ten hoogste 1 jaar is beperkt.
Het wordt concreter (feit 4 primair)
In de agenda van [medeverdachte 5] voor het jaar 2003 staat voor 12 juni om 12.00 een afspraak genoteerd met [medeverdachte 1].213 In het zojuist genoemde notitieboek van [medeverdachte 5] staat bij de datum 12/6 onder meer: "Boelelaan project naast Holiday Inn (....) [betrokkene 8/[vennootschap 20] (.....) Universum: [verdachte] direkteur, aanbrengfee fl. 6 mln. Over 4 jaar te betalen."214 In datzelfde aantekeningenboek staat bij de datum 7/8 onder meer: "BF heeft zich gecommitteerd voor max 6 maanden huurgarantie na oplevering voor uitsluitend de knt." en: "1) Vastleggen: betaling door BF van euro 2 mln aan Universum bij start bouw (....) Winstrecht komt alsdan te vervallen aan Universum. [betrokkene 16] maakt deze overeenkomst. 2) Overeenkomst tussen aannemer [betrokkene 8]/[vennootschap 20] en Universum maken wij (= [voornaam verdachte] incl). Inhoud voor bemiddeling en inspanningen door Universum, totaal 6 mln gulden (euro 2.721.600). 3 ton guldens bij tekenen aannemers contract. 2,7 mln guldens bij start bouw (....)."215 In de agenda van [medeverdachte 5] staat bij de datum 7 augustus 2003 een afspraak met verdachte genoteerd in het Mövenpick hotel te Den Bosch onder vermelding van "Universum".216 In de agenda van verdachte staat bij de datum 7 augustus 2003 vermeld 'Mövenpick Den Bosch'.217
In de woning van verdachte zijn twee faxberichten aangetroffen. Eén daarvan is op 6 oktober 2003 verstuurd vanaf een fax met een 023-nummer dat toebehoort aan Borchheem BV, een vennootschap die staat ingeschreven als de bestuurder van [medeverdachte 14]. De eerste pagina van dit faxbericht218 houdt in dat [voornaam medeverdachte 5] (= [medeverdachte 5], rb) aan verdachte laat weten, dat het concept tussen Universum en Bouwfonds conform de aantekeningen van verdachte zal worden gewijzigd en zo spoedig mogelijk zal worden toegestuurd. Met betrekking tot het contract tussen Universum en de aannemer wordt een nieuwe versie meegezonden. Deze versie kent als opschrift "concept 6-10-2003" en betreft een overeenkomst tussen een onbekende X en Universum inzake een te vergoeden bedrag met een tegenwaarde in guldens van 6 miljoen. Het zojuist bedoelde faxbericht is verzonden om 16.41 uur, terwijl om 11.00 op de desbetreffende dag in de agenda van [medeverdachte 5] een afspraak met [medeverdachte 1] is genoteerd. In het notitieboek van [medeverdachte 5] zijn ook aantekeningen gemaakt die beginnen met "6/10 [voornaam medeverdachte 1]" en waarin ook Universum wordt genoemd.219 Het concept tussen Universum en Bouwfonds, zoals het in het zojuist bedoelde faxbericht wordt aangeduid, moet wel betrekking hebben op de overeenkomst aangaande de betaling van € 2.000.000 door Bouwfonds aan Universum waaromtrent [medeverdachte 5] in zijn aantekeningen van 12 juni 2003 aangaf dat deze door [betrokkene 16] zou worden gemaakt. In ieder geval schrijft [betrokkene 16] op 30 oktober 2003 namens Bouwfonds aan Universum Vastgoed BV ter attentie van verdachte, dat door de in die brief beschreven gewijzigde situatie de vergoeding van 25% van de projectwinst die Bouwfonds verschuldigd was aan Universum Vastgoed BV komt te vervallen. In plaats daarvan is Bouwfonds aan Universum BV een aanbreng- en verkoopcourtage verschuldigd van € 2.000.000.220 Een nagenoeg gelijkluidend concept van deze overeenkomst, maar ter attentie van [betrokkene 1] gericht aan Universum, is in de computer van [betrokkene 16] aangetroffen met als aanmaakdatum 13 augustus 2003.221 Dit bedrag van € 2.000.000 is op 11 februari 2004 ook daadwerkelijk door Universum Vastgoed BV ontvangen van Bouwfonds.222
Het andere bij verdachte aangetroffen faxbericht is gedateerd 9 oktober 2003, wederom gericht aan verdchte en afkomstig van [voornaam medeverdachte 5] (= [medeverdachte 5], rb).223 Hierin staat vermeld dat op 7 oktober overleg is gepleegd over het concept contract tussen de aannemer en Universum. Het als bijlage meegezonden contract is nu voorzien van de kop "Concept 9-10-2003". Dit bevat enkele wijzigingen ten opzichte van het concept van 6 oktober 2003. Het gaat evenals in het eerste concept om de verplichting die X op zich heeft genomen Universum een bedrag te vergoeden van € 2.722.681 (fl. 6.000.000). Een gedeelte daarvan, te weten een bedrag van € 136.134 (omgerekend 300.000 gulden) zal verschuldigd zijn bij tekening van de ontwikkelingsovereenkomst tussen Bouwfonds en Philips Pensioenfonds, zo is de oorspronkelijke tekst in het handschrift van verdachte224 met pen gewijzigd. Het concept van 9 oktober 2003 bevat tevens de toevoeging dat het bedrag van € 136.134 uiterlijk op 1 november 2003 moet worden voldaan. Bij de start van de bouw van de drie verschillende torens zal telkens een termijn van het aldus resterende bedrag van € 2.586.547 verschuldigd zijn.
In de agenda's van verdachte en [medeverdachte 5] staat op 28 oktober 2003 om 11.00 uur een afspraak met [medeverdachte 1] gepland in het Mövenpick hotel.225 In het aantekeningenboek van [medeverdachte 5] staat bij die datum: "28/10 Universum, betaling doen, tel. betalen per 1/11, overeenkomst Universum versus BF getekend door [betrokkene 16]."226
De overeenkomst van 28 oktober 2003 (feit 4 primair)
Gedateerd op de zojuist genoemde datum van de afspraak, 28 oktober 2003, komen Universum Vastgoed BV en [medeverdachte 14] overeen dat [medeverdachte 14] aan Universum Vastgoed BV een bedrag is verschuldigd van € 136.134 omdat met bemiddeling en inspanning van Universum een overeenkomst tot stand zal komen tussen Schootse Poort/Philips Pensioenfonds en Bouwfonds Vastgoedontwikkeling CV, die voorziet in de bouw van een woontoren en twee kantoortorens waarbij [medeverdachte 14] zich zal inspannen dat de desbetreffende bouwopdracht wordt verstrekt aan een nader door Bouwfonds aan te wijzen aannemer. Bij de totstandkoming van de bouwopdracht zal Universum Vastgoed BV aanspraken kunnen doen gelden op vergoedingen, welke aanspraken alleen maar kunnen worden gerealiseerd door de inspanning en bemiddeling van [medeverdachte 14]. Het verschuldigde bedrag dient te worden voldaan voor 1 november 2003.227
De rechtbank ziet geen grondslag voor het aangaan van een financiële verplichting als honorering van een geleverde prestatie, die overigens door de feitelijk leidinggever van [medeverdachte 14] wordt ontkend228, en houdt het daarom op een vooruitbetaling door [medeverdachte 14] van een deel van de vergoeding die door Bouwfonds aan Universum Vastgoed BV was toegezegd. Daarop wijst ook een opmerking op de achterzijde van pagina 4 van de bij [betrokkene 4] aangetroffen zogenaamde "snijvleesaantekeningen", luidend "136.000 Vooruitbet. [medeverdachte 14]".229 Op 28 oktober 2003 heeft verdachte om 19:00 uur in het Mövenpick hotel een afspraak met [medeverdachte 2] gepland.230 Voor Universum Vastgoed BV is de overeenkomst getekend door zowel [betrokkene 1] als verdachte. Verdachte sluit niet uit, dat hij een hand heeft gehad in de formulering van de overeenkomst en verklaart dat het klopt dat hij er op 28 oktober 2003 ook bij zat.231 Ofschoon op de overeenkomst staat dat deze in Roermond is ondertekend denkt hij dat de ondertekening in 's- Hertogenbosch heeft plaatsgevonden.232 Van de overeenkomst is uiterst voortvarend gebruik gemaakt: gedateerd 21 oktober 2003 wordt door Universum Vastgoed BV een bedrag van € 136.134 gefactureerd233, waarna op 31 oktober 2003 dit bedrag middels een spoedoverboeking is overgeschreven van [medeverdachte 14] naar Universum Vastgoed BV.234
De in het licht van gebruikelijke verhoudingen uitermate bijzondere omstandigheid, dat [medeverdachte 14] een inspanningsverplichting aangaat waarvoor zij - onmiddellijk - dient te betalen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden uitgelegd dan als in strijd met iedere mogelijke werkelijkheid.
De brief van 30 oktober 2003 (feit 6 subsidiair)
Hierboven was al even aan de orde de op 30 oktober 2003 gedateerde brief, die [betrokkene 16] namens Bouwfonds Ontwikkeling BV, gevestigd te Hoevelaken schrijft aan Universum Vastgoed BV in Haelen ter attentie van verdachte en waarin de in de brief van 23 mei 2000235 afgesproken vergoeding van 25% van de projectwinst die Bouwfonds verschuldigd was aan Universum Vastgoed BV in ruil voor de samenwerking en haar inspanningen op het project Eurocenter, wordt vervangen door een aanbreng- en verkoopcourtage van € 2.000.000.236 De in de brief genoemde reden voor deze aanpassing luidt dat inmiddels een nieuwe herontwikkelingsovereenkomst tot stand is gekomen met daarin een andere regeling van het huurrisico. Voor de door haar verrichte bemiddeling en activiteiten op het gebied van deze ontwikkelingsovereenkomst en verhuur heeft Universum Vastgoed recht op het zojuist genoemde bedrag, te betalen bij de start van de bouw, zo wordt meegedeeld. Uit het voorbereidend onderzoek zijn geen gegevens of aanwijzingen voortgekomen op grond waarvan een beeld zou kunnen ontstaan omtrent de aard van de bedoelde activiteiten. [getuige 19], als partner bij [X] Makelaars sedert 1999 in een adviserende rol betrokken bij de mogelijkheden van de locatie die later Eurocenter zou gaan heten, zegt desgevraagd nooit vernomen te hebben van de betrokkenheid van anderen bij de verhuur van de kantoren dan de makelaars die hij in zijn verklaring noemt.237 In zijn verklaring noemt hij niet Universum Vastgoed BV.
In een bij [betrokkene 16] aangetroffen map met aantekeningen (geëtiketteerd als projectoverleg [afkorting naam medeverdachte 1]) bevindt zich een vel met handgeschreven aantekeningen die als weerslag van afspraken inzake Universum onder meer inhouden dat het winstrecht courtage wordt en dat er over en weer brieven geschreven worden238, terwijl in het aantekeningenboek van [medeverdachte 5] bij de datum 7/8 onder meer staat: "BF heeft zich gecommitteerd voor max 6 maanden huurgarantie na oplevering voor uitsluitend de knt." en: "1) Vastleggen: betaling door BF van euro 2 mln aan Universum bij start bouw (....) Winstrecht komt alsdan te vervallen aan Universum. [betrokkene 16] maakt deze overeenkomst.239 In de agenda van verdachte staat bij de datum 7 augustus 2003 vermeld 'Mövenpick Den Bosch'.240 In de agenda van [medeverdachte 5] staat bij de datum 7 augustus 2003 een afspraak met verdachte genoteerd in het Mövenpick hotel te Den Bosch onder vermelding van "Universum" en eveneens op diezelfde dag om 11:30 uur een afspraak met [voornaam medeverdachte 1].241
[betrokkene 16], deel uitmakend van de directie van Commercieel Vastgoed van Bouwfonds, maakt een concept overeenkomstig de zojuist vermelde notities van [medeverdachte 5]: op diens computer op zijn woonadres is een aan Universum Vastgoed BV gerichte brief aangetroffen.242 Deze ter attentie van [betrokkene 1] geadresseerde brief is blijkens de digitaal vastgelegde documenteigenschappen gemaakt op 13 augustus 2003 en bevat grotendeels dezelfde tekst als die uiteindelijk in de brief van 30 oktober 2003 is opgenomen. Die uiteindelijke brief van 30 oktober 2003 wordt evenwel nog voorafgegaan door een ter attentie van verdachte aan Universum Vastgoed BV toegefaxt concept van dezelfde inhoud, door verdachte voorzien van de handgeschreven en te Roermond met datum 21 oktober 2003 ondertekende opmerking: "Met deze tekst kan worden ingestemd".243 Nadere beschouwing van de diverse afdrukken van faxregels leert dat het zojuist bedoelde concept via [medeverdachte 5] op 20 oktober 2003 's avonds per fax bij verdachte terecht komt en de volgende dag nog voor het middaguur wordt teruggefaxt naar [medeverdachte 5] met de zojuist al vermelde opmerking. Gelet op de zojuist besproken betrokkenheid van [betrokkene 16] en [medeverdachte 5] bij de totstandkoming en redactie van het concept, de omstandigheid dat de brief is gericht aan Universum Vastgoed BV ter attentie van verdachte en dat laatstgenoemde zonder nader commentaar zijn instemming betuigt met die tekst, acht de rechtbank niet aannemelijk, dat verdachte hier niet meer doet dan namens [betrokkene 1] akkoord gaan met de tekst, zoals het standpunt van de verdediging luidt. [betrokkene 1] verklaarde ter terechtzitting als getuige bovendien, dat hij niet een man van het papier is.244 Het standpunt van de verdediging gaat ook voorbij aan de inhoud van het bij verdachte aangetroffen faxbericht van 6 oktober 2003245 waarin [voornaam medeverdachte 5] (= [medeverdachte 5], rb) aan verdachte laat weten, dat het concept tussen Universum en Bouwfonds conform de aantekeningen van verdachte zal worden gewijzigd en zo spoedig mogelijk zal worden toegestuurd. Als getuige in de zaak van verdachte verklaarde [medeverdachte 1] bovendien dat [verdachte], als dat nodig was, namens Universum de zaken op papier moest zetten en dus kennis moet hebben gehad van de onderliggende afspraken.246
Overeenkomst van 30 maart/15 april 2004 (feit 4 primair)
In de zojuist besproken brief van [betrokkene 16] van 30 oktober 2003, die hij namens Bouwfonds schrijft aan Universum Vastgoed BV ter attentie van verdachte en waarin de afgesproken vergoeding van 25% van de projectwinst die Bouwfonds verschuldigd was aan Universum Vastgoed BV wordt vervangen door een aanbreng- en verkoopcourtage van € 2.000.000247, is tevens opgenomen, dat na betaling van genoemd bedrag partijen geen verplichting meer jegens elkaar hebben en elkaar finale kwijting verlenen. Desondanks schrijft [betrokkene 16] op 24 december 2003 een brief aan Universum Vastgoed BV waarin hij met referte aan de brief van 30 oktober 2003 en de bespreking van een dag eerder (= 23 december, rb) aangeeft dat Bouwfonds bereid is de nog bij Universum Vastgoed BV met betrekking tot het project Eurocenter in bezit zijnde bouwclaim te respecteren en vervolgens instemt met de betrokkenheid van [medeverdachte 14] bij de verwezenlijking van die aanspraken. De verwijzing in deze brief naar de bespreking van een dag eerder krijgt betekenis in het licht van de vaststelling, dat in de agenda van verdachte op 23 december 2003 om 18:00 uur een afspraak staat genoteerd in het Mövenpick hotel in 's-Hertogenbosch onder de toevoeging: "[voornaam medeverdachte 2] [afkorting naam medeverdachte 2]"248 en dat in de agenda van [medeverdachte 5] met betrekking tot diezelfde datum bij 17:00 uur staat genoteerd: "vrijhouden [betrokkene 16] + [voornaam verdachte] + [voornaam medeverdachte 1]".249 In het notitieboek van [medeverdachte 5] is onder meer vermeld: "23/12 Universum, Start bouw nota € 2 mln Universum aan BF per 14/01/04: Brief d.d. 24/12 referentie gesprek 23/12 van Bouwf naar Universum. [voornaam verdachte] laat teksten nakijken, en mij per fax weten of akk. is A) overeenkomst Bouwcomb./Universum B) Brief [medeverdachte 14] aan aannemer."250
Het onderwerp van de brief van 24 december 2003 lijkt al aan de orde in een door [medeverdachte 5] op 2 december 2003 aan [medeverdachte 1] verstuurd faxbericht waarin hij verwijst naar kennelijk meegestuurde concepten waarvan er één betrekking heeft op een brief van Bouwfonds aan Universum betreffende "aanvulling inzake bouwclaim".251 Maar ook enige maanden eerder zijn er kennelijk al activiteiten die verband houden met aanspraken van Universum Vastgoed BV. Hierboven werden al besproken de concepten van 6 oktober en 9 oktober 2003, waarin het gaat om de verplichting die X op zich heeft genomen aan Universum een bedrag te vergoeden van € 2.722.681. Van nog eerdere datum is de notering in de agenda van [medeverdachte 5] bij de datum 20 augustus 2003 van een afspraak met [medeverdachte 1] alsmede de vermelding omstreeks de datum 20 augustus (2003, rb) in het aantekeningenboek van [medeverdachte 5], dat er contracten met [voornaam verdachte] moeten worden besproken in Den Bosch op 2 september.252 Verdachte had volgens zijn agenda op 2 september 2003 een gesprek met [medeverdachte 1] en mogelijk ook met [medeverdachte 5] ([afkorting voornaam medeverdachte 5]) gepland.253 Verdachte verklaart dat met de aantekening "contract [betrokkene 8]/Universum" op pagina 63 van [medeverdachte 5]'s aantekeningenboek wel de overeenkomst tussen Drentepark VOF en Universum Vastgoed BV bedoeld moet zijn.254
Het - na betaling van € 136.134 aan Universum Vastgoed BV - ten opzichte van het in de hierboven genoemde concepten van 6 respectievelijk 9 oktober 2003 resterende bedrag van € 2.586.547 vormt uiteindelijk de betalingsverplichting die is opgenomen in de overeenkomst tussen Drentepark vof, vertegenwoordigd door haar vennoten [vennootschap 6] en [vennootschap 20], en Universum Vastgoed BV, vertegenwoordigd door haar directeuren [betrokkene 1] en verdachte.255 Deze overeenkomst is van de zijde van Universum Vastgoed BV door [betrokkene 1] en verdachte getekend te Roermond op 30 maart 2004 en van de zijde van Drentepark vof te Tilburg op 15 april 2004. Drentepark vof verplicht zich het zojuist genoemde bedrag te vergoeden aan Universum Vastgoed BV omdat met bemiddeling en inspanning van Universum een ontwikkelovereenkomst tot stand is gekomen tussen Schootse Poort en Bouwfonds Ontwikkeling BV, en Universum Vastgoed BV de in haar bezit zijnde bouwclaim ter zake van het project Eurocenter in Amsterdam, welke bouwclaim voorziet in de bouw van een woontoren en twee kantoortorens, te gelde wenst te maken.
[getuige 20], als financieel directeur van [vennootschap 6], medevennoot van Drentepark vof, betrokken bij de aanbesteding van het project Eurocenter, verklaart dat de contacten met Bouwfonds via [betrokkene 4] liepen en dat de aanneemsom werd verhoogd met in totaal € 6,8 miljoen aan bouwclaims. Hij verklaart dat op enig moment door [betrokkene 4] werd gevraagd een paar bouwclaims administratief af te handelen. Hij zegt met [betrokkene 8] overlegd te hebben of zij dat wel konden doen. Hij vertelt over de aarzelingen die men had, maar ook dat na overleg met de commissarissen en de bedrijfsadvocaat besloten was aan de constructie mee te werken.256 [betrokkene 4] zat continu te pushen en stelde "take it or leave it".257
In december 2003, zo verklaart hij, had hij een zodanig slecht gevoel over de gang van zaken, dat hij [betrokkene 4] een fax heeft gestuurd met de boodschap dat [betrokkene 8] wellicht zou afhaken in verband met het doorbetalen van de bouwclaims welke kwestie hij schreef te willen voorleggen aan de commissarissen. Toen ging [betrokkene 4] helemaal over de zeik en zijn er gesprekken geweest.258 Hij kreeg dat slechte gevoel omdat hij de indruk kreeg dat Bouwfonds niets van de bouwclaims afwist. Hij vroeg zich af waarom Bouwfonds niet rechtstreeks zaken deed met degenen die over de claims beschikten. Er ontbrak ook een onderbouwing van de claims. Hij vroeg zich af of het wel om echte bouwclaims ging.259 Dat had ook te maken met de brief van Bouwfonds aan Universum Vastgoed BV van 24 december 2003260 die zij als aannemer - als onderbouwing van de bouwclaim - als kopie van een kopie van [betrokkene 4] hadden ontvangen en met het feit dat zij alleen door Hans [betrokkene 4] werden geïnformeerd over het bestaan van een bouwclaim.261
Op de computer van [medeverdachte 14] is een brief aangetroffen met de datum 5 april 2004. Deze brief is gericht aan Bouwbedrijf [betrokkene 8] BV, ter attentie van de heer [betrokkene 8]. Met deze brief biedt de afzender drie overeenkomsten aan, waaronder de overeenkomst Drentepark vof met Universum BV. In die brief wordt ook vermeld dat ervan wordt uitgegaan dat de originele overeenkomsten op 9 april 2004 ter ondertekening overgelegd kunnen worden.262 Deze brief, afgedrukt op briefpapier van [medeverdachte 14], met daarbij gevoegd de drie overeenkomsten is tevens in de vorm van een faxbericht aangetroffen bij [vennootschap 6].263 Bijgevoegd is ook een brief van Universum Vastgoed BV aan [vennootschap 6], gedateerd 30 maart 2004 en ondertekend door verdachte en [betrokkene 1], waarin wordt verzocht de bijgevoegde overeenkomst te ondertekenen. In de agenda van [medeverdachte 5] staat bij 9 april 2004 genoteerd "[betrokkene 8] uit, [getuige 20] controller, Kranenberg 1 Tilburg" en [getuige 20] heeft verklaard dat [medeverdachte 5] op Goede Vrijdag in april 2004 met de overeenkomsten in Tilburg bij [vennootschap 6] op kantoor is verschenen met de originele overeenkomst, die al voor [medeverdachte 14] en Universum was ondertekend.264
Van de overeenkomst tussen Drentepark VOF en Universum Vastgoed BV is daadwerkelijk gebruik gemaakt. In de administratie van verdachte zijn drie kopiefacturen aangetroffen, afkomstig van Universum Vastgoed BV en gericht aan Drentepark vof, gedateerd 1 juli 2004265, 15 oktober 2004266 en 15 december 2004267 van respectievelijk € 1.225.207 en twee keer € 680.670, in welke facturen wordt verwezen naar de overeenkomst van 30 maart 2004. In het dossier bevinden zich tevens in beslag genomen bankafschriften waaruit blijkt dat de zojuist genoemde bedragen inclusief BTW door Drentepark vof zijn overgemaakt naar de rekening van Universum Vastgoed BV en daarop zijn bijgeschreven met als rentedata 20 juli 2004, 12 november 2004 en 19 januari 2005.268
Overeenkomst tussen [medeverdachte 14] en Koblok Exploitaties BV, gedateerd 21 december 2004 (feit 4 primair)
Waar Universum Vastgoed BV aanspraken ontleent aan haar bemiddeling en inspanning bij de totstandkoming van een ontwikkelovereenkomst tussen Schootse Poort en Bouwfonds Ontwikkeling BV, en de in haar bezit zijnde bouwclaim ter zake van het project Eurocenter te gelde maakt middels de zojuist beschreven overeenkomst van 30 maart/15 april 2004, ontleent Koblok Exploitaties BV aanspraken aan haar bemiddeling en inspanning die er toe heeft geleid, dat (ook) [medeverdachte 14] een bouwclaim heeft kunnen verzilveren die betrekking heeft op datzelfde project. Voor die bijdrage wordt (onder meer) een bedrag van € 1.050.000 toegezegd.269 De desbetreffende overeenkomst is gedateerd 21 december 2004, maar deze datum valt niet in overeenstemming te brengen met andere onderzoeksgegevens. Het in de overeenkomst als verschuldigd opgenomen bedrag van € 1.050.000 is bij een controleonderzoek bij [medeverdachte 14] in april 2006 aangetroffen in een bijlage waarin de op 31 december 2004 nog openstaande verplichtingen zijn genoemd.270 Deze verplichtingen zijn in de jaarrekening 2004 als nog te betalen advieskosten opgenomen onder de post "overige schulden en overlopende passiva".271 Het bedrag van € 1.050.000 is in zojuist genoemde bijlage evenwel niet opgenomen als schuld aan Koblok, maar als een nog aan Universum Holding BV te betalen bedrag. Onder meer bij dit bedrag staat de opmerking "bij oplevering project". Daar komt bij, dat in het notitieboek van [medeverdachte 5] bij de datum 21/2 (= 21 februari 2006, rb) onder meer de aantekening voorkomt: "Opzetje maken Eurocenter voor [voornaam verdachte] Universum Beheer 1.050.000 nog even niet liquideren".272 Voorts is bij [medeverdachte 14] een handgeschreven concept aangetroffen van de overeenkomst tussen Koblok Exploitaties BV en [medeverdachte 14], voor de laatste pagina waarvan gebruik is gemaakt van papier waarop de - geprinte - datum 29-6-2006 voorkomt.273 Verdachte herkent het handschrift als het zijne en verklaart dat hij dit stuk schreef opdat [medeverdachte 5] het kon uittypen.274 Dat was volgens hem nodig omdat in het aanvankelijke - in 2004 gemaakte - contract ten onrechte Universum Vastgoed BV als contractpartij was opgenomen.275 In het bij [medeverdachte 5] aangetroffen overzicht "Opzetje Project Eurocenter" tenslotte, is genoteerd dat per ultimo 2005 nog betaald dient te worden een bedrag van € 1.050.000 aan Universum H. alsmede een bedrag van € 315.000,- aan Koblok. Bij beide bedragen staat tevens de opmerking "1e kw 07" alsook "nog contract te maken dat geld pas betaald wordt bij oplevering project + 1e kw 2007".276 Ditzelfde overzicht is aangetroffen bij verdachte.277 Deze onderzoeksgegevens leiden de rechtbank tot de conclusie, dat de overeenkomst tussen Koblok Exploitaties BV en [medeverdachte 14] niet is opgemaakt en getekend op 21 december 2004 maar op een later tijdstip, niet eerder dan medio 2006. Aan die conclusie draagt tevens bij hetgeen is vastgesteld omtrent de betalingen aan Koblok en de daarop volgende discussie omtrent de teruggave van betaalde BTW en de blokkering daarvan: in een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek op 29 november 2006 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] stelt laatstgenoemde aan de orde dat het steeds belangrijker is dat er geen aanwijsbare verbinding zit tussen cashflows van A naar B maar dat hij daarvoor eigenlijk niet bij [medeverdachte 1], maar bij Eric (= verdachte, rb) moet zijn.278 Vervolgens vraagt [medeverdachte 2], economisch eigenaar van 99% van de aandelen in Universum Holding BV279, bevestiging aan [medeverdachte 1] dat er nog een betaling in maart komt die naar Koblok zal gaan. Op 15 maart 2007 factureert Koblok Exploitaties BV aan [medeverdachte 14] een bedrag van € 1.390.000, vermeerderd met omzetbelasting ten bedrage van € 264.100.280 Deze facturering betreft de drie bedragen tot de betaling waarvan [medeverdachte 14] zich heeft verplicht bij de hier aan de orde zijnde overeenkomst en waarvan de vergoeding ten bedrage van € 1.050.000 het grootste deel uitmaakt. In het verdere verloop van de maand maart 2007 (rentedata 19, 30 en 31 maart 2007) betaalt [medeverdachte 14] op de bedoelde factuur in totaal € 1.535.000281 waarna [medeverdachte 14] in het kader van haar aangifte omzetbelasting teruggave daarvan verzoekt. Desverzocht stuurt [medeverdachte 5] onder meer een fotokopie van het contract tussen Koblok Exploitaties BV en [medeverdachte 14] naar de Belastingdienst. Naar aanleiding van de blokkering van de terugbetaling van de BTW waaromtrent vervolgens was beschikt, vinden veel gesprekken plaats waarbij behalve [medeverdachte 5] en verdachte ook [medeverdachte 1] betrokken is. Deze gesprekken zijn opgenomen en de uitwerkingen daarvan bevinden zich in het dossier. In een gesprek op 13 juni 2007 reageert [medeverdachte 1] op de weergave van de gebeurtenissen door verdachte met de mededeling dat hij [medeverdachte 5] wel zal betalen als die het bedrag anders zou kwijtraken.282 De gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 5] draaien om de oplossing van het probleem dat geen overeenkomst voorhanden is waaruit een per 21 december 2004 ontstane verplichting van [medeverdachte 14] jegens Koblok Exploitaties BV kan voortvloeien.283 In een telefoongesprek van 14 juni 2007 tussen verdachte en [medeverdachte 5] legt verdachte [medeverdachte 5] uit hoe hij het gerezen probleem wil verklaren aan de Belastingdienst en neemt daarbij de term "naaien" in de mond.284 In een telefoongesprek op 19 juni 2007 geeft verdachte - nadat [medeverdachte 5] hem heeft verteld dat hij alle bestanden heeft geschoond - in overweging dat het wissen wellicht niet genoeg is en dat ze het even over de harde schijf moeten hebben.285
Onder de zojuist weergegeven omstandigheden volgt de rechtbank de raadslieden van verdachte niet in hun stelling dat de valsheid hier een minder strafwaardige valsheid betreft dan de valsheid waarop het strafdossier het oog heeft, nu het hier in wezen een slordigheid betreft die verdachte zich pas realiseerde op het moment dat de fiscus vragen ging stellen naar aanleiding van [medeverdachte 5]'s verzoek tot BTW-teruggave. Verdachte heeft zich immers al veel eerder moeten realiseren dat er iets buitengewoon vreemds aan de hand is als met betrekking tot hetzelfde project (Eurocenter) sprake is van een aan zijn vennootschap Universum Vastgoed BV toekomend winstrecht dat later wordt omgezet in een als algehele kwijting geldende eenmalige vergoeding van € 2.000.000 en daarnaast ook nog van een bouwclaim van € 2.722.681, waarna tenslotte dezelfde dan wel een andere vennootschap waarvan hij directeur is (Koblok Exploitaties BV) voordeel mag genieten uit een bouwclaim die [medeverdachte 14] heeft kunnen verzilveren. Overigens gaat het hier om ogenschijnlijk voordeel: de valsheid van de overeenkomst tussen [medeverdachte 14] en Koblok Exploitaties BV wordt geaccentueerd, doordat nog vóórdat de vergoeding door Koblok is ontvangen, deze per factuur van 16 maart 2007 door Universum Beheer BV wordt geclaimd op grond van het feit, dat Koblok de overeenkomst met [medeverdachte 14] namens Universum Beheer BV - een vennootschap waarvan [medeverdachte 2] via Universum Holding BV grotendeels economisch eigenaar is286 - zou hebben gesloten. Er wordt een bedrag van € 1.000.000 in rekening gebracht bij Koblok287 maar een betaling op deze factuur kon niet worden vastgesteld, terwijl de op dezelfde dag door [vennootschap 19] aan Koblok verzonden factuur van € 50.000 op 13 april 2007 is voldaan.288
De plaats waar de vergoeding aan Koblok zou zijn overeengekomen en getekend, volgens de overeenkomst: Lage Vuursche, kan op grond van de beschikbare onderzoeksgegevens niet exact worden vastgesteld. Mevrouw [getuige 23], werkzaam voor [medeverdachte 5] op het kantoor aan het Kenaupark in Haarlem, heeft verklaard de door haar aan de lay-out herkende overeenkomst tussen [medeverdachte 14] en Koblok Exploitaties BV te hebben uitgetypt.289 De echtgenote van [medeverdachte 5], bestuurder van [medeverdachte 14] en woonachtig te [woonplaats], herkent haar handtekening onder de haar getoonde overeenkomst.290 Verdachte, ondertekenaar namens Koblok en woonachtig in [woonplaats]291, verklaart dat het mogelijk is dat hij [medeverdachte 5] heeft geholpen met het opstellen van de overeenkomst, gezien diens gezondheid. Hij sluit niet uit dat hij zonder de achtergronden te kennen, de overeenkomst heeft opgesteld.292
Op grond van het handgeschreven concept, dat in het dossier is opgenomen onder documentnummer D-1078 en waarvan verdachte verklaart dat het van hem afkomstig is293, gaat de rechtbank ervan uit dat deze tekst is geschreven door verdachte en in de uiteindelijke vorm is gegoten in opdracht van [medeverdachte 5].
Een dergelijke taakverdeling sluit aan bij de verklaring van [medeverdachte 1], dat hij verdachte in 2003 leerde kennen in verband met [betrokkene 1] en dat verdachte degene was die namens [betrokkene 1] de uitwerking van afspraken die betrekking hadden op de geldstroom vanuit de bouwclaim, in overleg met [medeverdachte 5] op papier zette. [medeverdachte 1] sprak verdachte als de uitvoerder van [betrokkene 1]. Verdachte was op de hoogte van het feit dat er een betaling zou plaatsvinden vanuit Drentepark naar Universum Vastgoed BV. Omdat verdachte degene was die namens Universum de zaken op papier zette, moet hij kennis hebben gehad van de onderliggende afspraken, zo geeft [medeverdachte 1] aan.294 De overeenkomst tussen Drentepark vof en Universum noemt hij vervolgens een voorbeeld van een overeenkomst die tot stand is gekomen op de wijze zoals hij zojuist bedoelde. Hoewel [medeverdachte 5] omtrent de totstandkoming van zo'n overeenkomst zijn eerste aanspreekpunt was, sluit hij niet uit dat hij ook bepaalde opmerkingen rechtstreeks aan verdachte maakte.295
Dat van een bemiddeling of andere inspanning van Koblok sprake zou zijn geweest wordt overigens ook niet beweerd door de gezamenlijke aandeelhouders van de BV, verdachte en [medeverdachte 5]. Verdachte geeft aan dat het bedrag van één miljoen naar Universum zou moeten.296 [medeverdachte 5] verklaart, dat Koblok het geld weer diende door te betalen aan Universum.297 Een dergelijke gang van zaken verdraagt zich niet met aanspraken van Koblok zelf.
Witwassen (feit 5 primair)
De overeenkomsten alsmede de brief waarvan hierboven is vastgesteld dat het valse stukken betreft, omdat de inhoud daarvan niet overeenstemt met de werkelijkheid, hebben geleid tot betalingen die grotendeels zijn ontvangen op de rekening van het in Haelen gevestigde Universum Vastgoed BV.
Op de overeenkomst tussen Universum Vastgoed BV en [medeverdachte 14] van 28 oktober 2003298 is gebaseerd een op 21 oktober 2003 gedateerde factuur ad € 136.134 exclusief BTW.299 Dit bedrag, vermeerderd met 19% BTW wordt op 31 oktober 2003 middels een spoedoverboeking overgeschreven van [medeverdachte 14] naar de rekening die Universum Vastgoed BV aanhoudt bij de ING-bank te Roermond.300
Door de brief van 30 oktober 2003 werd wijziging gebracht in afspraken omtrent een winstdeel voor Universum Vastgoed BV die waren vastgelegd in de brief van 23 mei 2000301, en werd dit toegezegde winstdeel vervangen door een aanbreng- en verkoopcourtage van € 2.000.000.302 Dit bedrag is door Universum Vastgoed BV gefactureerd aan Bouwfonds Ontwikkeling BV te Hoevelaken op 16 januari 2004303 en wordt, vermeerderd met 19% BTW op 11 februari 2004 bijgeschreven op de rekening van Universum Vastgoed BV.304 Op 12 februari 2004 wordt (onder meer) een bedrag van € 2.000.000 doorgestort naar de bankrekening van Universum Holding BV.305
Uit de overeenkomst tussen Drentepark vof en Universum Vastgoed BV van 30 maart/15 april 2004 zijn drie facturen voortgevloeid die al eerder aan de orde kwamen. In de administratie van verdachte zijn drie kopiefacturen aangetroffen, door Universum Vastgoed BV onder verwijzing naar punt 1a respectievelijk punt 1b van de overeenkomst van 30 maart/15 april 2004 gericht aan Drentepark vof, gedateerd 1 juli 2004306, 15 oktober 2004307 en 15 december 2004308 van respectievelijk € 1.225.207 en twee keer € 680.670. In het dossier bevinden zich tevens in beslag genomen bankafschriften waaruit blijkt dat de zojuist genoemde bedragen, telkens vermeerderd met 19% BTW, door Drentepark vof zijn overgemaakt naar de rekening van Universum Vastgoed BV en daarop zijn bijgeschreven met als rentedata 20 juli 2004, 12 november 2004 en 19 januari 2005.309
Naast deze zojuist opgesomde, uit de valse overeenkomsten voortvloeiende betalingen is onder feit 5 nog een factuur opgenomen, die heeft geleid tot een betaling welke deel uitmaakt van het totale bedrag ten aanzien waarvan verdachte wordt verweten verhullende handelingen te hebben gepleegd. Dit betreft een op 2 juni 2005 gedateerde factuur van € 332.500, die Universum Beheer BV te Haelen richt aan Koblok Exploitaties BV, gevestigd aan hetzelfde adres. Het gefactureerde bedrag wordt, vermeerderd met 19% BTW, op 9 juni 2005 bijgeschreven op de ING-rekening van Universum Beheer BV.310 In een handgeschreven stuk, inhoudende een verantwoording aangaande Universum Beheer BV, heeft verdachte als op 9 juni 2005 van Koblok Exploitaties ontvangen bedrag genoteerd: € 332.500. Daarbij staat de toevoeging 0,95 x 350.000.311 In het voorbereidend onderzoek gevraagd naar een reactie op die notitie zegt verdachte zich daarvan niets te herinneren.312 Deze gang van zaken valt in verband te brengen met een op 21 december 2004 gedateerde overeenkomst tussen Koblok Exploitaties BV en [medeverdachte 14], waaraan Koblok het recht mag ontlenen voor haar bemiddeling en inspanning ten behoeve van de totstandkoming van het akkoord op 23 mei 2000 tussen Bouwfonds Ontwikkeling BV (dat op zojuist genoemde datum overigens nog niet onder die naam bestond, rb) en Universum Vastgoed BV per 1 mei 2005 een vergoeding in rekening te brengen bij [medeverdachte 14] van € 350.000.313 Verdachte verklaart ter terechtzitting, dat de overeenkomst door hem met de hand is geschreven en waarschijnlijk door [medeverdachte 5] uitgetypt.314 Op 3 mei 2005 factureert Koblok Exploitaties BV genoemd bedrag onder verwijzing naar de overeenkomst van 21 december 2004.315 Ofschoon de hem getoonde overeenkomst tussen Koblok Exploitaties BV en [medeverdachte 14] van 21 december 2004 [medeverdachte 5] niets zegt316 heeft hij de betaling van het desbetreffende bedrag wel opgenomen in zijn aantekeningen met het opschrift "Opzetje Project Eurocenter". Onder betaald in 2005 is opgenomen een betaling in mei aan Koblok van € 350.000.317 Kennelijk heeft verdachte als bestuurder van Koblok Exploitaties BV 5% aan vergoeding in rekening gebracht, hetzelfde wat hij doet als hij als bestuurder van Universum Beheer BV € 1.050.000 in rekening brengt bij Koblok Exploitaties BV uit hoofde van de overeenkomst die Koblok Exploitaties BV op 21 december 2004 zou hebben gesloten met [medeverdachte 14] en op dat bedrag € 50.000 in mindering brengt als afgesproken vergoeding voor [vennootschap 19].318 Daarnaar gevraagd verklaart verdachte dat dit klopt en dat dit bedrag voor Koblok was.319 Overigens is - zoals hierboven al uiteengezet - de zojuist bedoelde overeenkomst geantedateerd en is deze niet eerder dan medio 2006 opgemaakt en ook op andere gronden vals.
Onder de hierboven omschreven omstandigheden, die er samengevat op neerkomen dat de betalingen aan Universum Vastgoed BV en Universum Beheer BV zijn terug te voeren op afspraken die begin 2000 door tussenkomst van [betrokkene 1] zijn gemaakt en die neerkomen op omkoping van [medeverdachte 2] door voor wijziging in zijn aanvankelijke opstelling een beloning in het vooruitzicht te stellen als uitvloeisel waarvan diverse overeenkomsten moesten worden opgemaakt om een niet met de werkelijkheid corresponderende titel voor die beloning te creëren, dienen ook de facturen waarop is betaald, te worden aangemerkt als valselijk opgemaakt. De rechtbank volgt niet de raadslieden van verdachte in hun betoog, dat - waar de bewijsbestemming van een factuur niet ziet op hetgeen in de considerans van een overeenkomst is opgenomen en niet overeenstemt met de werkelijkheid, maar op hetgeen als verplichting is overeengekomen - in casu niet van valselijk opgemaakte facturen kan worden gesproken. Beslissend is immers of aan de - onderliggende - werkelijkheid geweld wordt aangedaan. Een andere zienswijze zou er toe leiden dat ook facturen die zijn gebaseerd op in een nietige overeenkomst vastgelegde afspraken, een rechtens afdwingbare verplichting tot betaling zouden opleveren.
De hierboven genoemde bedragen van in totaal € 5.055.181 worden ontvangen op rekeningen van Universum Vastgoed BV en Universum Beheer BV. Van beide vennootschappen is verdachte bestuurder en [medeverdachte 2] via Universum Holding BV - voor de buitenwacht niet zichtbaar - economisch eigenaar van 69% respectievelijk 96,15% van de aandelen. Bedragen die worden ontvangen op de rekening van Universum Vastgoed BV, worden regelmatig overgeboekt naar de rekening van Universum Holding BV. Per saldo is naar Universum Holding BV overgeboekt een bedrag van € 3.521.837, waar de Holding als aandeelhouder van 69% van de aandelen recht had op een uitkering uit hoofde van liquidatie van Universum Vastgoed BV van € 3.732.413.320 Ook van de rekening van Universum Beheer BV zijn regelmatig bedragen doorgeboekt naar de rekening van de Holding. Vanaf de bankrekeningen van de Holding waarop zojuist bedoelde bedragen werden ontvangen tenslotte vinden in maart en juni 2006 en in januari 2007 overboekingen plaats naar een bankrekening van Universum Holding BV bij de Zwitserse Clariden Bank tot een totaal van € 6.200.000.321 De actieve bijdrage van verdachte aan het opzetten van de zojuist bedoelde constructie alsmede zijn bemoeienis met de totstandkoming van de overeenkomsten die de basis vormden voor de diverse betalingen en tenslotte zijn wetenschap aangaande de onderliggende afspraken, maken dat verdachte wist dat de hierboven besproken bedragen die hij in zijn vennootschappen ontving en weer doorbetaalde, afkomstig waren van misdrijf.
4.2.4 Feit 7 primair (omkoping [medeverdachte 11])
Op 2 april 1999 wordt de vennootschap [betrokkene 1] Vastgoed 44 BV opgericht.322 De naam van deze vennootschap is op 8 mei 2000 gewijzigd in Universum Vastgoed BV.323 Uit een aangetroffen aandeelhoudersregister komt naar voren dat op 18 mei 2000 Universum Holding BV, een vennootschap waarvan [medeverdachte 2] 399 van de 400 aandelen houdt324, 69% van de aandelen in Universum Vastgoed BV bezit. Daarnaast hebben [betrokkene 1] en verdachte respectievelijk 26% en 5% van de aandelen in Universum Vastgoed BV in handen.325
Uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat vanaf 19 mei 2000 [betrokkene 1] en verdachte bestuurders zijn van Universum Vastgoed BV, welke functie zij bekleedden tot 2 januari 2006. Beiden staan geregistreerd als directeur en zijn alleen en zelfstandig bevoegd.326
Bij verdachte is bij een doorzoeking een handgeschreven overeenkomst aangetroffen waaruit blijkt dat op 19 mei 2000 2% van de economische eigendom van de aandelen in Universum Vastgoed BV in handen van [medeverdachte 11] komt doordat hij van zowel verdachte als [betrokkene 1] elk 1% van de aandelen van Universum Vastgoed BV verkrijgt.327
[medeverdachte 11] is van 1979328 tot 2001 werkzaam geweest in dienstverband bij (voorgangers van) de ING-bank te Roermond en nadien overgeplaatst naar de vestiging in Weert. Op 1 maart 2008 is het dienstverband van [medeverdachte 11] bij ING beëindigd.329 Tijdens zijn dienstverband bij ING zijn onder meer verdachte330, [betrokkene 1]331 en [medeverdachte 1]332 alsmede enkele aan deze personen gelieerde vennootschappen als Universum Holding333 en [betrokkene 1] Vastgoed 44 BV334 klant bij de vestiging van ING waar [medeverdachte 11] op dat moment werkzaam is.
[medeverdachte 11] heeft deze aandelen cadeau gekregen van [betrokkene 1] en verdachte, en de in de overeenkomst opgenomen koopprijs heeft [medeverdachte 11] nooit voldaan.335 De stelling van verdachte dat hij de aandelen aan [medeverdachte 11] heeft verkocht acht de rechtbank niet geloofwaardig nu zij niet vermag in te zien waarom [medeverdachte 11] aanvankelijk een voor zichzelf belastende verklaring zou afleggen als die bezijden de waarheid is. Verdachte heeft in een van de van hem afgenomen verhoren deze gang van zaken bovendien bevestigd.336 Daar komt bij dat [medeverdachte 11] eerst een jaar na zijn aanhouding een andersluidende verklaring is gaan afleggen. De rechtbank concludeert dan ook dat de aandelen door verdachte en [betrokkene 1] aan [medeverdachte 11] zijn geschonken.
Op 2 januari 2006 wordt tijdens een aandeelhoudersvergadering besloten tot liquidatie van Universum Vastgoed BV. Verdachte wordt bij die gelegenheid aangewezen als vereffenaar. In de notulen van deze aandeelhoudersvergadering is te lezen hoe de liquidatie-uitkering per aandeelhouder wordt verdeeld. [medeverdachte 11] krijgt een liquidatie-uitkering gebaseerd op een belang van 1,5% van de aandelen.337
De uitbetaling van de liquidatie-uitkering is voor het grootste deel reeds tussen 30 maart 2005 en 14 april 2005 bij voorschot geschied. Op 1 april 2005 ontvangt Universum Holding BV een bedrag van € 78.000 van Universum Vastgoed BV. De omschrijving bij deze overboeking luidt: 'Voorschot liquidatie Universum Vastgoed BV inzake 1,5 procent belang'. Beide vennootschappen hebben een bankrekening bij de ING-bank te Weert, via welke bank de overboekingen feitelijk plaatsvinden.338 Vervolgens betaalt Universum Holding BV dit bedrag door aan [medeverdachte 14] met dezelfde omschrijving.339 Naar aanleiding van het schriftelijk verzoek daartoe van verdachte van 11 april 2005340 wordt het bedrag door [medeverdachte 14] overgemaakt naar [medeverdachte 11].341
Uit de rekening en verantwoording van 6 maart 2006 blijkt dat op die datum een liquidatie-overschot van € 90.217 in Universum Vastgoed BV aanwezig is. Uitkering van dit overschot zal plaatsvinden in evenredigheid tot ieders aandelenbezit.342 Ofschoon [medeverdachte 11] 2% van de aandelen in Universum Vastgoed BV in bezit heeft wordt hij op basis van 1,5% betaald. 1,5% van € 90.217 is € 1.353,25, welk bedrag - afgerond - is opgenomen in de omschrijving van het aan verdachte gemaakte verwijt.
Door de raadsman is betoogd dat het bedrag van € 78.000 geen gift is nu het vermogen van [medeverdachte 11] niet toeneemt en slechts sprake is van het geven van uitvoering aan een recht dat [medeverdachte 11] als aandeelhouder toekomt. De rechtbank volgt de raadsman niet in deze stelling. Immers, [medeverdachte 11] heeft zoals hiervoor uiteengezet een liquidatie-uitkering gekregen die correspondeert met een belang van 1,5% in Universum Vastgoed. In het geval sprake zou zijn van het uitvoering geven aan een recht van [medeverdachte 11], zou de uitkering overeenkomen met een bedrag dat is gebaseerd op 2% van de waarde van de aandelen. [medeverdachte 11] verklaart daar zelf over, dat [betrokkene 1] achteraf vond dat hij - [medeverdachte 11] - met die 0,5% van hem - [betrokkene 1] - wel voldoende had gekregen en kennelijk heeft [medeverdachte 11] daarmee genoegen genomen.343 De geschetste gang van zaken impliceert dat op enig moment, gelegen rond de uitkering van het voorschot op de liquidatie-uitkering door de aandeelhouders, onder wie verdachte, een beslissing is genomen over de hoogte van het bedrag dat - in afwijking van het bedrag waarop [medeverdachte 11] op grond van het hem in 2000 geschonken aandelenbezit recht zou hebben gehad - aan hem uitgekeerd zou gaan worden. Onder die omstandigheden moet deze in het kader van de liquidatie gedane uitkering van een bedrag van € 78.000 naar het oordeel van de rechtbank worden beschouwd als een op dat moment aan [medeverdachte 11] gedane gift.
Door de raadsman is betoogd dat om tot een bewezenverklaring van de in artikel 328ter Sr strafbaar gestelde gedraging te komen, tegenover de eventuele gift van de aandelen aan [medeverdachte 11] een tegenprestatie moet staan die betrekking heeft op de dienstbetrekking van laatstgenoemde, hetgeen in casu niet het geval zou zijn. Hij heeft in dit verband aangevoerd dat [medeverdachte 11] niets anders heeft gedaan dan het verrichten van zijn normale werkzaamheden als bankier, te weten het desgevraagd overboeken van geld naar een tegenrekening in Zwitserland en het uitvoeren van betalingsopdrachten van verdachte. Door [medeverdachte 11] is voor de verkrijging van de aandelen in Universum Vastgoed BV noch voor het bedrag van € 78.000,- een prestatie geleverd die kan worden aangemerkt als een doen of nalaten in de zin van artikel 328ter Sr, aldus de raadsman.
[medeverdachte 11] heeft in zijn functie bij de ING-bank in maart 2006 van verdachte het verzoek gekregen een bedrag van € 4.700.000 over te boeken naar de rekening van Universum Holding BV bij de Claridenbank in Zwitserland.344 Op 23 maart 2006 wordt een bedrag van € 2.000.000,- overgeboekt naar deze rekening.345 Daarnaast vraagt verdachte in juni 2006 middels een faxbericht met daarin instructies aan [medeverdachte 11] € 3.400.000 over te boeken naar de rekening van Universum Holding BV bij de Claridenbank in Zwitserland.346 Korte tijd later wordt de overboeking uitgevoerd overeenkomstig de instructies van verdachte.347 Dit zijn voor iemand die werkzaam is bij een bank mogelijk normale activiteiten. Dat [medeverdachte 11] voor verdachte en [betrokkene 1] echter meer was dan een medewerker van de bank die reguliere bankzaken afhandelt, komt naar voren in de verklaringen die [betrokkene 1] en verdachte hebben afgelegd. Zo verklaart [betrokkene 1] dat hij [medeverdachte 11] aandelen heeft geschonken omdat [medeverdachte 11] altijd voor hem bereikbaar was in zijn functie van accountmanager, dat niets hem te veel was en dat hij altijd voor hem klaar stond.348 Verdachte heeft een verklaring van dezelfde strekking afgelegd. Hij verklaart dat de aandelen voor [medeverdachte 11] waren als erkenning voor bewezen diensten voor het verleden van ruim twintig jaar.349 Deze verklaringen vinden steun in hetgeen [medeverdachte 11] zelf hieromtrent heeft verklaard. [medeverdachte 11] heeft aangegeven dat hij in die tijd dag en nacht klaar stond voor [betrokkene 1] en verdachte om hun bancaire zaken te regelen en dat hij voor hen meer deed dan voor andere klanten.350
Behalve in de zojuist aangehaalde verklaringen komen de door [medeverdachte 11] bewezen diensten naar voren in telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte. Zo bespreken zij op 28 mei 2007 de zorgen die er bestaan over een mogelijk aanstaand vertrek van [medeverdachte 11] bij de ING en spreken zij over het nut van [medeverdachte 11] en de contacten die hij heeft.351 Op 4 juni 2007 spreken zij over een speciale regeling die [medeverdachte 11] heeft gemaakt met betrekking tot deposito's.352 Uit een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn secretaresse komt naar voren dat [medeverdachte 1] graag wil dat de afbouw van een bankgarantie via [medeverdachte 11] loopt. [medeverdachte 1] zegt zijn secretaresse in dit gesprek dat de afbouw van de bankgarantie niet via de ING Amsterdam maar via [medeverdachte 11] van ING Weert moet lopen.353
Het standpunt van de raadsman impliceert dat alleen sprake kan zijn van niet-ambtelijke omkoping wanneer de omgekochte anders handelt dan hij in zijn reguliere werk zou hebben gedaan. Dit is een vereiste dat door de wetgever niet wordt gesteld. Voor een bewezenverklaring van het delict van de niet-ambtelijke omkoping is toereikend dat vastgesteld wordt dat de door de [medeverdachte 11] verleende prestatie aanleiding vormt voor de gift of belofte en dat daarnaast de bedoelde prestatie werkzaamheden in dienstbetrekking betreft. Evenmin is in artikel 328ter Sr als vereiste opgenomen dat een concrete of specifieke prestatie moet staan tegenover de gift of belofte. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de conclusie dat [medeverdachte 11] de bedragen van € 78.000 respectievelijk € 1.353 geschonken heeft gekregen voor zijn jarenlange loyale medewerking met verdachte en [betrokkene 1] en voor de zaken die hij voor [medeverdachte 1] regelde, een en ander in zijn dienstbetrekking. Ten aanzien van het bedrag van € 1.353 heeft de rechtbank - gelet op de hierboven uiteengezette gang van zaken waaronder de vaststelling van een liquidatie-overschot - geen reden te veronderstellen dat [medeverdachte 11] dat niet daadwerkelijk ontvangen zou hebben.
Wil sprake zijn van niet-ambtelijke omkoping, dan is tenslotte vereist dat [medeverdachte 11] de gift heeft verzwegen tegenover zijn werkgever en dat verdachte redelijkerwijs moest aannemen dat [medeverdachte 11] de gift niet zou melden. Door de raadsman is gesteld dat verdachte dit niet hoefde aan te nemen en daarover zelfs in alle openheid heeft gesproken met de directeur van de ING-vestiging waar [medeverdachte 11] werkzaam was.
Binnen de ING-bank bestaat een gedragcode die in 1998 is ingevoerd. In artikel 3 bijlage I van deze code is bepaald dat nooit een verband mag bestaan tussen effectentransacties van medewerkers en van relaties.354 [medeverdachte 11] heeft verklaard dat als hem de aandelen waren geschonken, hij dit had moeten melden volgens de geldende complianceregeling.355 Binnen de bank was bekend dat geen buitensporige cadeaus mochten worden aangenomen, zo verklaart [getuige 1], indertijd directeur van de ING-bank in Roermond.356 In de periode waarin [medeverdachte 11] de aandelen in Universum Vastgoed BV verkreeg en hield, heeft hij nooit een integriteitsmelding gedaan bij [getuige 1], terwijl hij wel had moeten melden dat hij aandelen had in een vennootschap van een klant.357 Ook bij de al genoemde toezichthouder is door [medeverdachte 11] nooit gemeld dat hij de aandelen had.358 Dat verdachte op enig moment tijdens het lopen van een ronde op de golfbaan met [getuige 1] zou hebben gesproken over de aandelen die [medeverdachte 11] in zijn bezit had, vindt zijn weerlegging in de verklaring van [getuige 1] dat hij niet wist van het aandelenbezit van [medeverdachte 11]. Bovendien verklaart deze getuige dat [medeverdachte 11] dit wel had moeten melden.359 Maar zelfs in het geval verdachte hierover mededelingen zou hebben gedaan aan [getuige 1], een informeel gesprek tijdens het golfen, waaraan bovendien niet wordt deelgenomen door de meldingsplichtige, kan niet gezien worden als een melding van een aandelentransactie met een relatie van de bank.
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte wist of moest aannemen dat [medeverdachte 11] de gift van de aandelen en het geldbedrag tegenover zijn werkgever zou verzwijgen betrekt de rechtbank voorts het heimelijke karakter van de feitelijke overboeking van het geldbedrag als voorschot op de liquidatie-uitkering. Dit bedrag is immers niet rechtstreeks door Universum Vastgoed naar [medeverdachte 11] overgeboekt. Deze overboeking is geschied zoals hierboven uiteengezet via Universum Holding BV en [medeverdachte 14] naar een rekening van [medeverdachte 11] bij Fortis. [medeverdachte 11] vond het niet nodig dat mensen bij ING wisten dat hij zoveel geld kreeg. Omdat [medeverdachte 14] anders dan Universum Vastgoed BV en Universum Holding BV, geen rekening bij ING had is gekozen voor een betaling via [medeverdachte 14]. Door zelf een rekening bij Fortis te openen bleef de betaling buiten het zicht van ING.360 De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 11] de gift van de aandelen in Universum Vastgoed BV en de giften van € 78.000 en € 1.353 tegenover zijn werkgever heeft verzwegen. Slechts omdat de gift van de aandelen is gedaan buiten de aan verdachte ten laste gelegde periode, namelijk op 19 mei 2000, spreekt de rechtbank verdachte vrij van dat gedeelte van de tenlastelegging.
4.2.5 Feit 8 (criminele organisatie)
Algemeen
De officier van justitie heeft zich uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat de organisatie hier heeft gegolden als een noodzakelijke voorwaarde: zonder een gestructureerd samenwerkingsverband had het overgrote deel van de afzonderlijk ten laste gelegde strafbare feiten, voor de voltooiing waarvan vele handlangers nodig waren, niet eens gepleegd kunnen worden.361 Dat betekent tevens dat de aan verdachten in de zaken die voortvloeien uit het zogenaamde Klimop-onderzoek ten laste gelegde deelneming aan een of - in een aantal gevallen - twee criminele organisaties, bepaald niet moet worden gezien als een nodeloze toevoeging aan de tevens geformuleerde verdenkingen van betrokkenheid bij het plegen van specifieke delicten. De fraudes konden in zijn opvatting alleen worden gepleegd bij de gratie van het bestaan en de instandhouding van een crimineel samenwerkingsverband. Om die reden is aan alle in aanmerking komende verdachten deelneming aan één of twee criminele organisaties ten laste gelegd, "één die de plundering van Bouwfonds op het oog had en één die zich bezighield met de oplichting van Philips Pensioenfonds en de omkoping van zijn directeuren". De twee onderscheiden criminele organisaties - zo stelt de officier van justitie - maken juist het hart uit van het fraudecomplex, van de verdenkingen en van de verwijtbaarheid.
Het noodzakelijke samenwerkingsverband kreeg een gestructureerd karakter door investeringen in juist die samenwerking waardoor een eigen normen- en waardenkader ontstond. De toegezegde - vaak op termijn te incasseren - beloning voor geleverde prestaties bond de deelnemers aan de organisatie en zorgde voor een eigen dynamiek, omdat uittreding zeer nadelig zou uitpakken. Naar de opvatting van de officier van justitie raken de zojuist genoemde karakteristieken - de noodzaak van een gestructureerd samenwerkingsverband voor het verwezenlijken van de fraude en de eigen dynamiek van dat verband - het wezen van het fraudeproces dat de afronding vormt van het Klimop-onderzoek.
De samenwerking onder de deelnemers van de organisatie werd ingegeven door de bij hen bestaande wetenschap dat het geheel (de organisatie) groter, sterker en corrumperender is dan de som der delen, zo stelt de officier van justitie, daarmee rakend aan de, van de zijde van de verdediging gememoreerde, problematiek van het zogenaamde "dubbelop-karakter" van artikel 140 Sr, waarmee wordt bedoeld dat het gevaar bestaat dat een vervolging ter zake van hetgeen is strafbaar gesteld in artikel 140 Sr niet meer zou zijn dan "een som der delen".
Het zogenaamde "dubbelop-karakter" onderkent de rechtbank inderdaad als een aspect dat aandacht verdient, maar dan toch hoofdzakelijk bij de vraag van de straftoemeting. Het bepaalde in artikel 140 Sr betreft immers de verwoording van een zelfstandig strafbaar feit. Van het begaan van dat strafbare feit kan reeds sprake zijn als (nog) geen (andere) strafbare feiten zijn gepleegd, maar wel het oogmerk daartoe bestaat alsmede collectieve deelneming in de zin van het bepaalde in artikel 140 Sr. Waar sprake is van samenloop met andere strafbare feiten, lossen problemen van overdreven samentelling van straffen zich op in de matigende werking van de zogenaamde samenloopregeling.
Voor bewezenverklaring van het essentiële bestanddeel dat vervuld moet zijn, wil van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr sprake zijn, het oogmerk op het plegen van misdrijven, onderscheidt het openbaar ministerie twee groepen misdrijven: oplichting en verduistering door middel van valse stukken en betalingen dan wel niet-ambtelijke omkoping enerzijds en het witwassen van het daarmee verkregen geld anderzijds. Om ontdekking van de gronddelicten te voorkomen moesten de opbrengsten geruime tijd verborgen blijven totdat zich een gelegenheid voordeed deze te verdelen. Omdat het witwassen er tevens voor zorgde dat geen directe relatie kon worden gelegd met de desbetreffende gronddelicten kan witwassen als een van de doelstellingen van de organisatie worden aangemerkt, aldus de officier van justitie.
Verdachte
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan één van de twee door het openbaar ministerie onderscheiden organisaties. Het betreft in de visie van het openbaar ministerie de organisatie rondom de projecten Eurocenter en 126. De rechtbank zal zich daarom in het kader van de zaak tegen verdachte verder niet uitlaten over de vraag of het gehele feitencomplex, zoals door het openbaar ministerie gepresenteerd door middel van het omvangrijke strafdossier, aanleiding geeft het georganiseerde samenwerkingsverband te onderscheiden in twee verschillende organisaties.
Op zichzelf acht de rechtbank een georganiseerde gang van zaken als gepresenteerd door de officier van justitie en die wordt gekenmerkt door een modus operandi die er op neerkomt dat een geïnvesteerde prestatie veelal een beloning in de toekomst ten deel valt, heel wel denkbaar. Waar het in iedere individuele zaak om gaat is evenwel niet het antwoord op de vraag of van een op dergelijke wijze opererend samenwerkingsverband sprake is geweest, maar om het bewijs dat de individuele verdachte aan een dergelijk verband heeft deelgenomen. Wil sprake kunnen zijn van een organisatie in de zin van artikel 140 Sr, dan moet daarin een gestructureerd samenwerkingsverband aanwijsbaar zijn waarin de deelnemers in een zekere duurzaamheid, met enige continuïteit samenwerken. Ofschoon het plegen van misdrijven niet de enige of voornaamste bestaansgrond hoeft te zijn en het ook niet zo is dat een deelnemer bekend moet zijn (geweest) met alle personen die deel uitmaken van de organisatie, dient men - om deelnemer te zijn - wel te behoren tot de organisatie en een aandeel te hebben in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie dan wel die gedragingen te ondersteunen. Deelneming aan de organisatie is hier de strafbaar gestelde gedraging. Deze vereist niet het meedoen aan door de organisatie beoogde misdrijven, zelfs opzet op die misdrijven is niet vereist. Wel is voor wetenschap van de deelnemer dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, opzet in onvoorwaardelijke zin vereist.
De vraag die beantwoord moet worden is of uit de verzameling van gegevens die als de resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het strafdossier alsmede uit de informatie die het onderzoek ter terechtzitting heeft opgeleverd, in voldoende mate onderbouwd kan worden afgeleid dat sprake is geweest van deelneming door de verdachte aan een samenwerkingverband van een dergelijke aard en duur, dat voldaan wordt aan de hierboven voor het bestaan van een criminele organisatie gestelde voorwaarden.
Door de officier van justitie wordt verdachte, mede gelet op zijn achtergrond als registeraccountant, gezien als het brein achter het moeilijk in kaart te brengen tracé van geldstromen en witwasprocessen. Daarbij voerde verdachte niet alleen opdrachten van anderen uit, maar had hij ook een pro-actieve rol bij het bedenken van mogelijkheden om gelden weg te sluizen; zo wordt verdachte gezien als degene die de constructies bij de Universum-vennootschappen heeft bedacht en ook droeg hij iemand als [betrokkene 20]aan om gelden wit te wassen, aldus de officier van justitie.362
De verdediging heeft - kort samengevat - aangevoerd dat de rol die het openbaar ministerie verdachte als spin in het web van een criminele organisatie toedicht, hem te veel eer aandoet. In de periode van Eurocenter kan verdachte worden gekwalificeerd als administratieve ondersteuner van [medeverdachte 2]; in de aansluitende periode van project 126 is verdachte in zijn rol gegroeid. Dat verdachte in die rol (uitermate) onvoorzichtig heeft gehandeld en daarmee wellicht zelfs willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zich inliet met onoorbaar handelen, wetenschap in de zin van onvoorwaardelijk opzet dat de club mensen waarmee hij zich inliet, zich bezighield met het plegen van strafbare feiten, kan bij verdachte niet worden vastgesteld, aldus nog steeds de verdediging.363
Voor het antwoord op de vraag of sprake is geweest van samenwerking in een als criminele organisatie te kwalificeren verband is van belang dat de resultaten uit het opsporingsonderzoek, die voor het grootste deel reeds aan de orde zijn geweest bij de bespreking van de diverse afzonderlijk ten laste gelegde feiten, geen misverstand laten bestaan over de georganiseerde wijze waarop de werkelijke gang van zaken verhullende activiteiten werden verricht door onder meer verdachte, die - gelet op zijn achtergrond als (voormalig) register-accountant en zijn financiële expertise - een onmisbare rol vervulde bij het doen welslagen van de activiteiten van het samenwerkingsverband. Veelzeggend voor de aard van de activiteiten waarmee de leden van de organisatie zich bezighielden is het ontbreken van een administratie waarin de opbrengsten en de verdeling daarvan werd bijgehouden. Dat die informatie er ook niet moest zijn kan opgemaakt worden uit opgenomen opmerkingen van verdachte en [medeverdachte 1] die erop neerkomen dat aantekeningen niet gemaakt dan wel na het gesprek weer weggegooid worden.364 Ook de uitwerking van een opgenomen telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte 5] waarin gesproken wordt over het wissen van bepaalde bestanden365, in een later gesprek zelfs gevolgd door de suggestie de harde schijf te verdonkeremanen366 zijn illustratief hiervoor.
In het hierboven als inleiding gestelde ligt al grotendeels de beantwoording besloten van de in de zaak van verdachte opgeworpen vraag of hij wel de vereiste wetenschap had, nu hij slechts enkele bij de beweerdelijke criminele organisatie betrokkenen kende en met anderen weinig tot geen contact had. Die bewijsmiddelen die zijn gebruikt bij de beschrijving van de redengevende feiten en omstandigheden voor bewezenverklaring van naast de criminele organisaties ten laste gelegde feiten, doen tevens dienst als bewijs voor die wetenschap.
De rechtbank merkt in dit verband op dat verdachte al in mei 2000 de afspraken op papier zet, die tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] gemaakt zouden zijn omtrent een winstaandeel in de resultaten van het project dat later Eurocenter zou gaan heten en kort daaraan voorafgaand de structuur van Universum Holding BV en Universum Vastgoed BV vorm geeft en deze uitlegt aan de meest daarbij betrokkene [medeverdachte 2], tevens - zoals verdachte weet - directeur van Philips Pensioenfonds en uit dien hoofde nauw betrokken bij besprekingen die zouden leiden tot de herontwikkeling van het Philipsbezit aan de De Boelelaan. Ofschoon verdachte en [betrokkene 1], beiden zelfstandig bevoegd in Universum Vastgoed BV, naar elkaar wijzen als het gaat om de vraag wie de onderhandelingen heeft gevoerd met Bouwfonds - en de rechtbank overigens van oordeel is dat de verklaring van [betrokkene 1] op dat punt als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt - kan het toch niet zo zijn, dat waar de besprekingen met Philips Pensioenfonds over de herontwikkeling van zijn bezit aldaar al enige jaren aan de gang waren, verdachte - die ook zelf aangeeft dat hij in het project Eurocenter aangewezen was op de informatie van [betrokkene 1] teneinde de gemaakte afspraken op papier te kunnen zetten367 - niet begreep dat door de winstdeling op termijn een aanzienlijk bedrag aan [medeverdachte 2] ten goede zou kunnen komen. Hij had bovendien enige maanden tevoren [medeverdachte 2] in het gezelschap van [betrokkene 1] leren kennen en een constructie bedacht waardoor [medeverdachte 2] als economisch eigenaar van verreweg de meeste aandelen in de vennootschap buiten beeld bleef. De tegenwerping van verdachte dat hij zeker niet onmisbaar was voor [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [betrokkene 1], omdat ook anderen hadden kunnen doen wat hij deed, snijdt geen hout, omdat daarmee niet een criterium is gegeven dat in casu relevant is: het gaat niet om de vraag of een bepaalde deelnemer onmisbaar is, maar om de vraag of hij - onmisbaar of niet - een bijdrage heeft geleverd. Het laatste spreekt verdachte niet tegen als hij bij diezelfde gelegenheid wordt geconfronteerd met het uit het dossier oprijzende beeld dat hij tot de kern van de organisatie wordt gerekend en als financieel adviseur en aanspreekpunt wordt gezien en daarop antwoordt dat dat een aanduiding is die wel iets zegt.368 Dat - zoals ook nog wordt opgemerkt bij wege van verweer - onderscheid moet worden gemaakt tussen de rol van verdachte in de beginperiode (bij Eurocenter derhalve) en later bij het project 126, in die zin dat zijn rol aanvankelijk klein was en dat verdachte later in zijn rol is gegroeid, gaat voorbij aan een opmerking van verdachte, geplaatst op een hem door [betrokkene 16] toegefaxt concept van een brief waarin de aanvankelijk tussen Bouwfonds en Universum Vastgoed BV overeengekomen winstdeling wordt omgezet in een aanbreng- en verkoopcourtage van € 2.000.000. Dit concept is afkomstig van [betrokkene 16], op dat moment deel uitmakend van de directie van Commercieel Vastgoed van Bouwfonds, gericht aan Universum Vastgoed BV ter attentie van verdachte en komt via [medeverdachte 5] op 20 oktober 2003 's avonds per fax bij verdachte terecht en wordt de volgende dag nog voor het middaguur teruggefaxt naar [medeverdachte 5] met als bijgevoegde opmerking "met deze tekst kan worden ingestemd". Gelet op de kennelijke betrokkenheid van [betrokkene 16] en [medeverdachte 5] bij de redactie van het concept, de omstandigheid dat de brief is gericht aan Universum Vastgoed BV ter attentie van verdachte en dat laatstgenoemde zonder nader commentaar zijn instemming betuigt met die tekst, deelt de rechtbank niet het standpunt van de verdediging dat verdachte alleen maar deed wat hem door [betrokkene 1] werd gezegd te doen. [betrokkene 1] verklaarde ter terechtzitting als getuige bovendien, dat hij niet een man van het papier is.369 Als getuige in de zaak tegen verdachte verklaarde [medeverdachte 1] bovendien dat verdachte kennis moet hebben gehad van de afspraken die ten grondslag lagen aan mede door hem opgestelde overeenkomsten aangaande de in het project Eurocenter verzilverde bouwclaim.370
Over de periode na Eurocenter verklaart [medeverdachte 1] dat hij in 2005, als hij de eerste stappen in project 126 aan het zetten is, verdachte weer tegenkomt in gesprekken die hij heeft met [medeverdachte 2] in diens hoedanigheid van directeur van PREIM. [medeverdachte 1] verklaart een maatschapovereenkomst met verdachte te hebben gesloten opdat deze daarin de door hem bij [betrokkene 1] opgedane kennis zou inbrengen;371 in werkelijkheid is deze overeenkomst bedoeld om verdachte mee te laten delen in de door [medeverdachte 1] in project 126 behaalde winsten en die inkomsten te voorzien van een titel. De relatie met verdachte was toen van dien aard dat hij hem inzicht verschafte in wat er in zijn boeken gebeurde.372 In het kader van project 126 is verdachte ook aanwezig en betrokken bij de gesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], hij maakt al in een vroeg stadium en ook nadat de transactie op 1 februari 2006 zijn beslag had gekregen, berekeningen van de (verdeling van de) potentiële winst die in dit project door [medeverdachte 1] gerealiseerd kan worden, getuige diverse onder verdachte aangetroffen aantekeningen. Verdachte deelt in het kader van de tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gemaakte afspraken, zoals gezegd, ook zelf mee in die winst. Daarnaast vervult verdachte in project 126 een onmisbare en actieve rol bij het opstellen van overeenkomsten waarmee de van omkoping afkomstige gelden van [medeverdachte 1] op een niet direct zichtbare wijze naar [medeverdachte 2] kunnen worden geleid, waarbij het overigens ook verdachte is die in verband daarmee het voortouw neemt om iemand als [betrokkene 20]te benaderen.
Gezien al het voorstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte tezamen met anderen heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, te weten de organisatie met betrekking tot de projecten Eurocenter en 126, waarbij deze criminele organisatie als oogmerk had valsheid in geschrift, actieve en passieve omkoping en witwassen.
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, in dier voege dat:
Hij in de periode van 24 april 2005 tot en met 13 november 2007 te Haelen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander van voorwerpen, te weten geldbedragen tot een totaal bedrag van circa Euro 3.100.000 (exclusief btw),
de werkelijke aard heeft verhuld
door voor te wenden dat die geldbedragen waren verkregen op basis van een valse maatschapovereenkomst tussen Landquest NV en [vennootschap 19] (D-1131) en een (daar opvolgende) valse ontbindingsovereenkomst tussen Landquest NV en [vennootschap 19] (D-0780) en een valse factuur van [vennootschap 19] aan Landquest NV (D-0751),
terwijl hij, verdachte en zijn mededader, wisten dat die geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 1 juli 2007 te Hoofddorp en/of Weert en/of Haelen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, van voorwerpen, te weten geldbedragen tot een totaal bedrag van circa Euro 436.250,- excl. BTW,
de werkelijke aard en de herkomst heeft verhuld
door voor te wenden dat die geldbedragen waren verkregen op basis van een valse factuur van [vennootschap 19] aan Coördinatie Bouwwezen BV (D-0545) en een valse factuur van [vennootschap 18] aan Coördinatie Bouwwezen BV (D-0541) en een valse factuur van [vennootschap 18] aan Wertha Vastgoed I BV (D-3212),
terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s) telkens wisten dat die geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hij in de periode van 1 april 2002 tot en met 13 november 2007 te Haelen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen meermalen van voorwerpen, te weten geldbedragen tot een totaal bedrag van circa Euro 5.445.363 (Fl. 12.000.000) (exclusief btw),
de werkelijke aard en de herkomst heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbenden op die geldbedragen waren en wie het voorhanden hadden (te weten hij, verdachte, en medeverdachte [medeverdachte 2])
door voor te wenden dat die geldbedragen waren verkregen op basis van een valse winstdelingsovereenkomst tussen Universum Beheer BV en Ceylonstaete BV (D-0835) en een valse vaststellingsovereenkomst tussen Universum Beheer BV en Ceylonstaete BV (D-0836)
door die geldbedragen te ontvangen op de bankrekening van Universum Beheer BV, van welke vennootschap medeverdachte [medeverdachte 2] door middel van aandelenverhoudingen die voor derden niet zichtbaar waren, (economisch) (mede)eigenaar was
door die geldbedragen, althans delen daarvan, door te storten of door te doen laten storten, via de bankrekening van Universum Holding BV, op een Zwitserse bankrekening (bij de Clariden Bank te Basel),
terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s) wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Universum Vastgoed BV en/of Koblok Exploitaties BV op 15 april 2004 en/of 30 maart 2004 en 28 oktober 2003 en in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 19 juni 2007, te Roermond en/of Tilburg en/of Aerdenhout en/of Haelen en/of Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
A - een overeenkomst tussen enerzijds Drentepark v.o.f. vertegenwoordigd door haar vennoten [vennootschap 6] en [vennootschap 20] en anderzijds Universum Vastgoed BV vertegenwoordigd door haar directeuren [betrokkene 1] en [verdachte], terzake - zakelijk weergegeven - een aan Universum Vastgoed BV te betalen vergoeding van EUR 2.586.547,- voor de bemiddeling en inspanning die Universum Vastgoed BV heeft verricht als gevolg waarvan een ontwikkelovereenkomst tot stand is gekomen tussen Schootse Poort en Bouwfonds Ontwikkeling BV en voor de in het bezit van Universum Vastgoed BV zijnde bouwclaim terzake van het project Eurocenter te Amsterdam, welke bouwclaim voorziet in de bouw van een woontoren en twee kantoortorens (D-0036),en
B - een overeenkomst tussen enerzijds [medeverdachte 14] en anderzijds Universum Vastgoed BV, terzake - zakelijk weergegeven - een te betalen vergoeding van EUR 136.134,- voor de bemiddeling en inspanning die Universum Vastgoed BV zal verrichten als gevolg waarvan een ontwikkelingsovereenkomst tot stand zal komen tussen Schootse Poort/Philips Pensioenfonds en Bouwfonds Vastgoedontwikkeling CV (D-0860), en
C - een overeenkomst tussen enerzijds [medeverdachte 14] en anderzijds Koblok Exploitaties BV, terzake - zakelijk weergegeven - een te betalen vergoeding van onder meer EUR 1.050.000,- excl. btw, voor de bemiddeling en inspanning die Koblok Exploitaties BV heeft verricht als gevolg waarvan [medeverdachte 14] een bouwclaim heeft kunnen verzilveren betrekking hebbende op het project Eurocenter te Amsterdam (D-1060),
zijnde telkens een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of laten opmaken immers hebben Universum Vastgoed BV en/of Koblok Exploitaties BV en/of haar mededader(s)
A - in genoemde overeenkomst onder A opgenomen dat - zakelijk weergegeven -
- Universum Vastgoed BV bemiddeling en inspanning heeft verricht als gevolg waarvan tussen Schootse Poort en Bouwfonds Ontwikkeling BV een ontwikkelovereenkomst is gesloten, terwijl in werkelijkheid Universum Vastgoed BV geen bemiddeling of inspanning heeft verricht bij de totstandkoming van de ontwikkelovereenkomst tussen Schootse Poort en Bouwfonds Ontwikkeling BV
en
- Universum Vastgoed BV een bouwclaim terzake van het project Eurocenter in haar bezit heeft, terwijl in werkelijkheid Universum Vastgoed BV geen (zakelijke) rechten kan doen gelden ten aanzien van het project Eurocenter en ten overstaan van Drentepark v.o.f., althans geen rechten en/of bouwclaim heeft ten waarde van de overeengekomen vergoeding van EUR 2.586.547,-
B - in genoemde overeenkomst onder B opgenomen dat - zakelijk weergegeven -
- Universum Vastgoed BV bemiddeling en inspanning heeft verricht/zal verrichten als gevolg waarvan tussen Schootse Poort/Philips Pensioenfonds en Bouwfonds Vastgoedontwikkeling CV een overeenkomst tot stand zal komen, terwijl in werkelijkheid Universum Vastgoed BV geen bemiddeling of inspanning heeft verricht of zou verrichten bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen Schootse Poort/Philips Pensioenfonds en Bouwfonds Vastgoedontwikkeling CV
en
- [medeverdachte 14] zich zal inspannen dat de bouwopdracht inzake het project Eurocenter wordt verstrekt aan een nader door het Bouwfonds aan te wijzen aannemer en/of aannemercombinatie, terwijl [medeverdachte 14] in werkelijkheid geen inspanningen zou gaan verrichten,
C - in genoemde overeenkomst onder C opgenomen dat - zakelijk weergegeven - [medeverdachte 14] een bouwclaim in haar bezit heeft en Koblok Exploitaties BV bemiddeling en inspanning heeft verricht voor het verzilveren van deze bouwclaim, terwijl in werkelijkheid [medeverdachte 14] geen bouwclaim in haar bezit had en in werkelijkheid Koblok Exploitaties BV geen bemiddeling en inspanning heeft verricht ten behoeve van het verzilveren van deze (gepretendeerde) bouwclaim
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen hij, verdachte en/of zijn mededader(s), feitelijk leiding heeft/hebben gegeven;
Hij in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 13 november 2007 te Hoevelaken en/of Haelen en/of Roermond, in elk geval in Nederland en in Zwitserland, tezamen en in vereniging met anderen van voorwerpen, te weten geldbedragen tot een totaal bedrag van Euro 5.055.181 (exclusief btw),
de werkelijke aard heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op die geldbedragen was/waren en wie ze voorhanden had/hadden (te weten hij, verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 2])
door voor te wenden dat die geldbedragen waren verkregen op basis van een (valse) brief van Bouwfonds Ontwikkeling BV aan Universum Vastgoed BV (D-0620) en
een (valse) brief van Universum Vastgoed BV aan Bouwfonds Ontwikkeling CV (D-1982) en
een (valse) bouwclaimovereenkomst tussen Drente Park VOF en Universum Vastgoed BV (D-0036) en
een (valse) bouwclaimovereenkomst tussen Universum Vastgoed BV en [medeverdachte 14] (D-0860) en
een (valse) factuur van Universum Vastgoed BV aan [medeverdachte 14] (D-2237) en
een (valse) factuur van Universum Vastgoed BV aan Bouwfonds Ontwikkeling BV (D-1992) en
drie (valse) facturen van Universum Vastgoed BV aan Drentepark VOF (D-1636 en D-2076 en D-2078) en
een (valse) factuur van Universum Beheer BV aan Koblok Exploitaties BV (D-1593)
door die geldbedragen te ontvangen op de bankrekening van Universum Vastgoed B.V. en/of Universum Beheer BV, van welke vennootschappen medeverdachte [medeverdachte 2] middels aandelenverhoudingen die voor derden niet zichtbaar waren, economisch (mede)eigenaar was
door delen van die geldbedragen,na de liquidatie van Universum Vastgoed B.V. door te storten of te laten doorstorten via de bankrekening van Universum Holding BV, naar een Zwitserse bankrekening bij de Clariden Bank,
terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s) wist(en), dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Universum Vastgoed B.V. op of omstreeks 30 oktober 2003 te Hoevelaken en/of Haelen en/of Roermond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
een brief van Bouwfonds Ontwikkeling B.V. aan Universum gedateerd 30 oktober 2003 (D-0620),
zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of laten opmaken immers hebben Universum en/of haar mededader(s)
in die brief D-0620 (onder meer) vermeld, althans laten vermelden -zakelijk weergegeven- dat de afspraken die in de brief van 23 mei 2000 (D-0032) afkomstig van Universum Vastgoed BV staan vermeld ten behoeve van de samenwerking voor het project Eurocenter, in ruil voor welke samenwerking en inspanningen Bouwfonds Ontwikkeling B.V. een vergoeding aan Universum Vastgoed BV verschuldigd was van 25% van de vastgestelde projectwinst, welke brief van 23 mei 2000 destijds namens Bouwfonds Ontwikkeling B.V. voor akkoord was getekend en aan Universum Vastgoed was geretourneerd, gezien de gewijzigde situatie opnieuw met elkaar zijn bekeken en dit heeft geresulteerd in de afspraak dat de vergoeding van 25 % van de projectwinst van Bouwfonds
Ontwikkeling B.V. aan Universum Vastgoed BV in zijn geheel vervalt en Bouwfonds Ontwikkeling B.V. een aanbreng- en verkoopcourtage verschuldigd is aan Universum Vastgoed BV voor de door Universum Vastgoed BV verrichte bemiddeling en activiteiten op het gebied van de ontwikkelingsovereenkomst en verhuur, ter hoogte van 2.000.000,- euro exclusief btw,
terwijl die werkzaamheden in werkelijkheid niet door of namens Universum Vastgoed BV zijn verricht,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, aan welke bovenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
Universum Vastgoed BV in de periode van 30 oktober 2003 tot en met 1 maart 2008 te Weert, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander [medeverdachte 11], die anders dan als ambtenaar werkzaam was in dienstbetrekking, immers als relatiebeheerder in dienstbetrekking bij de ING-Groep in de regio Zuid, Rayonkantoor Weert, naar aanleiding van hetgeen die [medeverdachte 11] voornoemd in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, telkens een gift heeft gedaan van die aard en onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moest aannemen dat die [medeverdachte 11] voornoemd die giften in strijd met de goede trouw zou verzwijgen tegenover zijn werkgever,
welke giften bestonden uit
- een bedrag van 78.000,- euro,en een bedrag van 1.353 euro in de vorm van een liquidatie-uitkering in verband met de liquidatie van Universum Vastgoed BV respectievelijk als voorschot op deze liquidatie-uitkering,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen hij, verdachte, telkens feitelijk leiding heeft gegeven.
PROJECTEN EUROCENTER EN 126:
Hij in de periode van 1 januari 1998 tot en met 13 november 2007 te Eindhoven en/of Hoevelaken en/of Hoofddorp en/of Heemstede en/of Weert en/of Haelen en/of Roermond en/of Tilburg en/of Aerdenhout en/of 's Hertogenbosch en/of Den Haag en/of Bilthoven en/of Haarlem en/of Capelle aan den IJssel en/of IJsselstein, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie,
te weten een organisatieverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, bestaande uit hem, verdachte en [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 14] en/of [medeverdachte 2] en/of [betrokkene 16] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 5] en/of [betrokkene 4] en/of [medeverdachte 3] en/of [betrokkene 7] en/of Landquest NV en/of Kanaalcentrum Utrecht BV en/of Europalaan Utrecht BV en/of Idlewild Consultants BV en/of Universum Holding BV en/of Universum Beheer BV en/of [medeverdachte 13] en/of [medeverdachte 14] en/of [vennootschap 4] en/of [vennootschap 5] en/of een of meer andere (rechts)personen, welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, namelijk onder meer:
- valsheid in geschriften
- actieve en/of passieve niet-ambtelijke omkoping
- witwassen
bestaande die deelneming onder meer uit:
het bedenken en/of plannen en/of voorbereiden van vorenbedoelde misdrijven
en/of
het uitdenken en/of vastleggen van constructies waarop de met vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden worden verdeeld en/of aan het zicht worden onttrokken van derden
en/of
het ten behoeve van vorenbedoelde misdrijven oprichten van vennootschappen en/of aangaan van samenwerkingsverbanden en/of inrichten van de (eigendoms)verhoudingen binnen vennootschappen
en/of
het ten behoeve van vorenbedoelde misdrijven doen van giften en/of beloften aan andere deelnemers van die organisatie en/of aan anderen in ruil voor medewerking
en/of
het verzwijgen tegenover de werkgever (Stichting Philips Pensioenfonds en/of Philips Real Estate Investment Management BV en/of Schootse Poort Onroerend Goed Beheer BV) van giften en/of beloften
en/of
het aanwenden en/of gebruik maken van de positie en/of specifieke kennis en/of vaardigheden van andere deelnemers van de organisatie en/of van anderen
en/of
het voor rekening van en/of op naam van de werkgever (doen of laten) aangaan van valse overeenkomsten
en/of
het ten behoeve van het aangaan van valse overeenkomsten overleggen van valse KBA's en/of notities en/of andere stukken
en/of
het (doen of laten) verrichten van (frauduleuze) betalingen aan de contractspartijen ter uitvoering van valse overeenkomsten
en/of
het (doen of laten) verstrekken van geheime of vertrouwelijke informatie aan andere deelnemers van de organisatie en/of aan anderen
en/of
het (doen of laten) opnemen van valse of overeenkomsten en/of facturen en/of brieven in bedrijfsadministraties (van de werkgever)
en/of
het (doen of laten) opmaken en/of samenstellen van valse facturen en/of overeenkomsten en/of brieven ten behoeve van de verdere doorgeleiding van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen (frauduleuze) gelden
en/of
het doen of laten beheren van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden door andere deelnemers van de organisatie en/of het beheren van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden voor andere deelnemers van de organisatie
en/of
het (doen of laten) beheren van de door middel van vorenbedoelde misdrijven verkregen gelden middels (een) buitenlandse bankrekening(en)
en/of
het beleggen of bijwonen van bijeenkomsten en/of vergaderingen met de andere deelnemers van de organisatie, zulks ten behoeve van besluitvorming over vorenbedoelde misdrijven
en/of
het feitelijk leiding geven aan vorenbedoelde misdrijven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair: medeplegen van witwassen.
Feit 2 primair: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Feit 3 primair: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Feit 4 primair: medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan de gedraging feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Feit 5 primair: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Feit 6 primair: medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan de gedraging feitelijk leiding heeft gegeven.
Feit 7 primair: het aan iemand, die anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift doen van die aard en onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze de gift in strijd met de goede trouw zal verzwijgen tegenover zijn werkgever.
Feit 8: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is niet ongevoelig gebleken voor de verlokkingen om op een gemakkelijke manier geld te verdienen en heeft daartoe meegewerkt aan de vervaardiging van overeenkomsten en daarop gebaseerde facturen waarvan de inhoud in strijd was met de achterliggende werkelijkheid. Bij de totstandkoming van die overeenkomsten is verdachte nauw betrokken geweest. Daardoor heeft hij eraan meegewerkt dat geldstromen van een juridisch kader werden voorzien met de bedoeling de werkelijke aard van die geldstromen te verhullen.
Verdachte is ingezet om door anderen in dit verband gemaakte afspraken formeel vast te leggen. Binnen het schimmenspel waarin door middel van valse overeenkomsten, valse facturen, diverse vennootschappen en verzonnen werkzaamheden enorme bedragen werden onttrokken aan de grote financiële ruimte die zich in het project Eurocenter bevond tussen de stichtingskosten van het project en het bedrag waarvoor het kon worden verkocht, vervulde verdachte een faciliterende rol voor zijn mededaders. Hij bemoeide zich daarbij ook actief met de wijze waarop een en ander ingekleed diende te worden. Die (actieve) rol zet verdachte voort in het van latere datum daterende project 126, in welk project er ook miljoenen richting verdachte zelf gaan. Als schakel in een samenwerkingsverband dat door de duurzaamheid en gestructureerde vorm daarvan door de rechtbank als een criminele organisatie wordt gekwalificeerd, fungeerde verdachte als klankbord van [medeverdachte 1] en heeft hij zich aan een aantal valsheidsdelicten schuldig gemaakt. Dergelijke delicten kunnen nadeel teweeg brengen en leiden tot schending van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer gesteld moet kunnen worden in de juistheid van bepaalde geschriften. Grote geldbedragen die op basis van de valse overeenkomsten beschikbaar kwamen heeft verdachte - samen met anderen - witgewassen waardoor de werkelijke aard van de desbetreffende betalingen werd verhuld en deze betalingen aan het zicht van de autoriteiten werden onttrokken. In het kader van voornoemde criminele activiteiten heeft verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan de omkoping van een bankmedewerker.
Ook al heet het, dat hebzucht goed is, als die ten toon wordt gespreid door iemand wie het naar objectieve maatstaven aan niets ontbreekt en die voor de bevrediging daarvan bereid is zijn toevlucht te zoeken tot valsheid in geschrift en witwassen, is er weinig reden voor die instelling begrip op te brengen.
Van de zijde van het openbaar ministerie is in dit verband opgemerkt, dat juist geprivilegieerde mensen, mensen met macht, geld en positie, zich aan de wet moeten houden en dat de bereidheid - ondanks een uitstekende positie en een bevoorrecht leven - normen en waarden aan de laars te lappen, tot strafverzwaring dient te leiden. Bestaande mores in de vastgoedmarkt maken de strafwaardigheid van een en ander niet anders, heeft het openbaar ministerie daaraan toegevoegd, evenmin als de media-aandacht van overwegende invloed mag zijn op de strafmaat, aangezien hoge bomen nu eenmaal veel wind vangen.
Ook zonder dat uitgangspunt te verwerpen wil de rechtbank toch steeds in individuele zaken oog hebben voor alle aspecten die van belang geacht kunnen worden voor de bepaling van de strafsoort en de strafmaat.
De verdediging voert als één van de factoren waarmee in strafmatigende zin rekening gehouden zou moeten worden aan dat nog altijd niet duidelijk is wanneer in het Klimop-onderzoek een verdenking ter zake van het plegen van een commuun delict is ontstaan.
Het is eveneens onduidelijk wat er is gebeurd met alle informatie die is verkregen uit derdenonderzoeken, waaronder die informatie die afhankelijk is van de wil van betrokkenen, zodat wegens deze onduidelijkheid niet kan worden verzocht bepaalde stukken van het bewijs uit te sluiten. De verdediging stelt voorts dat vormverzuimen in het kader van het nemo tenetur beginsel met betrekking tot de sfeerovergang onbestraft blijven doordat een effectieve controle op de gang van zaken met betrekking tot die sfeerovergang niet mogelijk is. Deze gang van zaken, waaronder de verdediging ook de gebrekkige verbalisering noemt, moet volgens haar in matigende zin meewegen in de strafmaat.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in de zaak tegen verdachte de sfeercumulatie geen rol speelt. Voordat het derdenonderzoek bij Universum werd ingesteld (12 december 2005 en 5 januari 2006) kwam verdachte in het onderzoek van de Belastingdienst helemaal niet voor. Het resultaat van het derdenonderzoek is neergelegd in een rapport van de Belastingdienst van 1 februari 2006373 en uit dat rapport blijkt niet van toen tegen verdachte bestaande verdenkingen. Het enige dat verdachte tijdens het controle-onderzoek heeft gedaan is de handgeschreven administratie van de Universum vennootschappen aan de Belastingdienst ter hand stellen. De Belastingdienst heeft aldus geen enkel recht van verdachte geschonden, aldus de officier van justitie. Voor zover de verdediging zich meent te kunnen beroepen op misbruik van controlebevoegdheden door controle-ambtenaren van de Belastingdienst, zoals dat door de raadsman van medeverdachte [medeverdachte 1] is gesteld, wijst de officier van justitie erop dat daarvan voorshands niet is gebleken. Bovendien heeft de rechtbank eerder overwogen374 dat, mocht er al sprake zijn van enig misbruik door deze controle-ambtenaren, dit het openbaar ministerie niet regardeert. De officier van justitie wijst er voorts op, onder verwijzing naar de relativiteitseis (Schutznorm), dat ook al zou de Belastingdienst misbruik hebben gemaakt van haar controlebevoegdheden in de zaak van [medeverdachte 1], dat niet van belang is in de zaak van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat de kwestie van beweerdelijk misbruik van controlebevoegdheden door ambtenaren van de Belastingdienst alsmede de door de verdediging gestelde gebrekkige verslaglegging in het vooronderzoek door de verdediging reeds meermalen onder de aandacht van de rechtbank is gebracht. De rechtbank heeft hierop gereageerd bij haar beslissingen ter terechtzitting van 1 december 2010 (betreffende onderzoekswensen) en 28 februari 2011 (betreffende gevoerde preliminaire verweren en onderzoekswensen). Ook op 22 september 2011 heeft de rechtbank zich, in het kader van verzoeken gedaan door de raadsman van medeverdachte [medeverdachte 1], onder aanhaling van haar eerdere beslissing van 28 februari 2011, nog over deze kwesties uitgelaten. Zij heeft toen overwogen dat zij voor de - andermaal - veronderstelde nauwe samenwerking tussen controle-ambtenaren en FIOD-ambtenaren geen aanwijzingen ziet en dat zij evenmin aanwijzingen heeft te veronderstellen dat omtrent in het kader van de opsporing gedane verrichtingen en bevindingen niet telkens proces-verbaal is opgemaakt. Evenmin heeft de rechtbank reden, zo luidde deze beslissing, om te denken dat de officier van justitie stukken die van belang kunnen zijn voor het bewijs niet aan het dossier heeft toegevoegd. Nu de verdediging op deze punten geen (nieuwe) feiten of andere omstandigheden noch argumenten heeft aangevoerd die nopen tot heroverweging van die beslissingen zal de rechtbank het verzoek tot strafvermindering op deze grond niet honoreren.
De verdediging heeft betoogd dat de berechting van verdachte niet voldoet aan de eisen die artikel 6 EVRM daaraan stelt. De beweerdelijke inbreuken op het recht op een fair trial, die volgens de verdediging zijn gelegen in het wrakingsincident, de beslissingen van de rechtbank omtrent het afspelen van beeld- en geluidsopnames tijdens de inhoudelijke behandeling en de inbreuk op de onschuldpresumptie doordat sprake is geweest van een zogeheten 'trial by media', moeten worden verdisconteerd in de strafmaat.
Met betrekking tot de vermeende vooringenomenheid van de rechtbank geldt dat in de daarvoor geëigende procedure door een wrakingskamer van deze rechtbank reeds is beslist dat voor die beweerdelijke vooringenomenheid bij verdachte geen objectief gerechtvaardigde vrees heeft kunnen bestaan. Het moge zo zijn dat de verdediging het met die beslissing oneens is, op grond daarvan kan niet gezegd worden dat verdachtes recht op een behandeling van zijn zaak door een onpartijdig gerecht op enigerlei wijze in het geding is.
De in de zittingszaal aanwezige apparatuur waarmee stukken uit het procesdossier zijn getoond en een enkele keer beeld- en of geluidsopnamen van in het procesdossier opgenomen en uitgewerkte afgeluisterde (telefoon)gesprekken ten gehore zijn gebracht, is niet meer dan een efficiënt gebleken hulpmiddel geweest waarvan het zowel de rechtbank, de officier van justitie alsook de verdediging steeds vrij heeft gestaan om daarvan gebruik te maken. Bij aanvang van de inhoudelijke behandeling van verdachtes zaak heeft de rechtbank dit ook met zoveel woorden aangegeven. Via de dataroom is de verdediging in de gelegenheid geweest om de opnames te beluisteren. Indien daarbij de indruk zou zijn ontstaan dat de opname van een gesprek een ander beeld geeft dan de schriftelijke uitwerking daarvan, had de verdediging om voeging van die opname aan het dossier kunnen verzoeken.
Niet valt in te zien dat met het afspelen van deze beeld- en geluidsopnamen op enigerlei wijze verdachtes recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM zou zijn geschonden.
De niet onaanzienlijke media-aandacht die ook in de zaak van verdachte speelt, is een ander aspect dat volgens de verdediging dient mee te wegen in de strafmaat. De rechtbank acht aannemelijk dat de media-aandacht en de daarin reeds verwerkte oordelen een zware wissel hebben getrokken op verdachte en zijn privéleven. Zij ziet deze media-aandacht evenwel als een kennelijk onvermijdelijk en bovendien van een eigen dynamiek voorzien fenomeen dat zich bij uitstek in zaken met een zekere impact voordoet. In dit geval is de positie die verdachte in het maatschappelijk leven heeft bekleed, niet geheel onbegrijpelijk een aandachttrekkend aspect.
Het gaat de rechtbank te ver om aan te nemen dat een deel van de negatieve publiciteit waaraan verdachte is blootgesteld, is veroorzaakt door het openbaar ministerie doordat deze het volledige dossier, zonder daaraan enige voorwaarde(n) te verbinden, aan de benadeelde partijen ter beschikking heeft gesteld, zoals door de verdediging is betoogd. Immers, het openbaar ministerie heeft ingevolge een op hem rustende wettelijke verplichting - overigens eerst nadat de raadkamer van deze rechtbank daartoe had bevolen - stukken uit het strafdossier verstrekt aan een benadeelde partij. Het openbaar ministerie kan, ook als het aan die verstrekking geen voorwaarden heeft willen verbinden of daarover afspraken met de benadeelde partij heeft willen maken, hetgeen in de visie van de rechtbank mogelijk was geweest, niet verantwoordelijk worden gehouden voor hetgeen die benadeelde partij vervolgens met de haar verstrekte stukken doet.
Een in dit verband nog door de verdediging opgeworpen kwestie betreft de opstelling van de benadeelde partijen in dit strafproces. Bouwfonds kan volgens de verdediging worden verweten haar positie als benadeelde partij op een grove manier te hebben misbruikt. Door het lekken van stukken naar de pers heeft Bouwfonds actief bijgedragen aan een 'trial by media'. Voor Philips Pensioenfonds heeft te gelden dat binnen die organisatie geen functionerend systeem bestond dat potentieel misbruik moest voorkomen; daarnaast heeft Philips met betrekking tot het na de start van het strafrechtelijk onderzoek ingestelde interne onderzoek naar de gang van zaken bij het Pensioenfonds ervoor gekozen een doofpotstrategie te volgen onder meer door dit interne onderzoek onder gezag van advocaten te laten plaatsvinden, waardoor de resultaten van dat onderzoek onder het verschoningsrecht kunnen worden geplaatst. Aldus heeft Philips een situatie gecreëerd waarin het potentieel voor haar belastende maar voor de betrokken verdachten ontlastende interne onderzoek buiten het strafdossier is gebleven, aldus de verdediging.
De wijze waarop benadeelde partijen zich tijdens het verloop van deze strafprocedure hebben opgesteld, heeft zich grotendeels aan het zicht van de rechtbank onttrokken. Nu de rechtbank niet is gebleken dat door de benadeelde partijen daadwerkelijk voor verdachte ontlastende informatie is achtergehouden, onthoudt de rechtbank zich van een oordeel over de door de verdediging geschetste opstelling van die benadeelde partijen.
Ten aanzien van de door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat door de Minister van Veiligheid en Justitie in het openbaar uitlatingen zijn gedaan die - naar de rechtbank begrijpt - betrekking hadden op een door het openbaar ministerie getroffen schikking met een - niet terechtstaande - medeverdachte is de rechtbank van oordeel dat daarin geen aanwijzingen kunnen worden gevonden voor een gerichte poging om het beslissingsproces van de rechter te beïnvloeden, waarbij overigens geldt dat gedane publieke uitlatingen altijd bezien moeten worden in de context waarin ze zijn gedaan. Daarbij komt dat de uitlatingen van de Minister geen betrekking hebben op de zaak of de persoon van verdachte maar op door het openbaar ministerie gesloten transacties in zaken die weliswaar deel uitmaken van het grotere onderzoek Klimop, maar die niet ter beoordeling aan de rechter zijn voorgelegd en over welke schikkingen de Minister in bepaalde gevallen overigens formeel ook iets te zeggen heeft.
Van de zijde van de verdediging is er daarnaast op gewezen dat bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden dient te worden met de lange duur die de vervolging in eerste aanleg heeft geduurd. Ook de rechtbank heeft ambtshalve onder ogen gezien of er wellicht bij het bepalen van de strafmaat in matigende zin rekening gehouden dient te worden met de omstandigheid dat de ruim vier jaar die de vervolging in eerste aanleg heeft geduurd, een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) inhoudt. Zij overweegt daartoe het volgende.
Vooropgesteld moet worden dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Als omstandigheden waarvan de redelijkheid van de duur van een zaak afhankelijk is hebben onder meer te gelden de ingewikkeldheid van een zaak, waartoe ook de omvang van het verrichte onderzoek en de gelijktijdige berechting van zaken tegen medeverdachten wordt gerekend, de invloed van verdachte en zijn raadsman op het procesverloop alsmede de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Ervan uitgaande dat bedoelde termijn een aanvang heeft genomen op het moment dat verdachte in verzekering is gesteld, te weten 13 november 2007, kan met de verdediging worden vastgesteld dat op het moment dat in eerste aanleg vonnis wordt gewezen, de vervolging van verdachte meer dan vier jaar in beslag heeft genomen. Anders dan de verdediging heeft betoogd, acht de rechtbank deze duur onwenselijk maar niet onredelijk lang, in aanmerking nemend de omvang van het door de FIOD-ECD verrichte onderzoek dat ook nog na 13 november 2007 heeft plaatsgevonden, de enorme omvang en de complexiteit van het Klimop-dossier, het uitgebreide onderzoek dat mede op verzoek van de verdediging in de zaak van verdachte en in de zaken van medeverdachten in het kabinet van de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden alsook de tijd die de behandeling van verdachtes zaak ter terechtzitting als gevolg van de gelijktijdige berechting van diverse in dit megaproces terechtstaande verdachten, in beslag heeft genomen. De rechtbank zal aan de hiervoor gedane vaststelling omtrent de lange duur van de vervolging dan ook geen consequenties verbinden die van invloed zijn op de strafmaat.
De rechtbank stelt vast dat verdachte inmiddels een schikking met de benadeelde partijen heeft getroffen op grond waarvan het wederrechtelijk door hem, althans zijn vennootschappen, verkregen voordeel zal worden terugbetaald. Hoewel met het terugbetalen van hetgeen wederrechtelijk is toegeëigend een einde wordt gemaakt aan het voortduren van een onrechtmatige situatie, heeft anderzijds te gelden dat die schikking eerst na zijn aanhouding en ook pas in een zeer laat stadium - na dagvaarding van de betrokken vennootschappen - tot stand is gekomen. Anders dan het openbaar ministerie ziet de rechtbank in deze omstandigheid wel aanleiding de aan verdachte op te leggen straf te matigen, zij het in zeer beperkte mate.
De van de zijde van de verdediging opgeworpen kwestie, dat de verantwoording over de omgang met geheimhouderstukken gebrekkig is in die zin dat vernietigingsprocessen-verbaal van geheimhoudersgesprekken achterwege zijn gebleven, merkt de rechtbank niet aan als een omstandigheid die van invloed zou dienen te zijn op de hoogte van de straf. Weliswaar is niet duidelijk geworden wanneer die gesprekken precies zijn vernietigd, maar niet aannemelijk is geworden dat dit op enigerlei wijze concreet nadeel voor verdachte heeft opgeleverd of dat informatie uit die geheimhoudersgesprekken op enige wijze als sturingsinformatie in het onderzoek is gebruikt.
Een andere aangevoerde omstandigheid waarvan volgens de verdediging een matigende werking moet uitgaan, betreft de wijze van optreden van de verbalisanten van de FIOD/ECD tijdens de verhoren van verdachte die in de visie van de verdediging gekwalificeerd moet worden als een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Het proces-verbaal van bevindingen, dat in het dossier onder AH-307 is opgenomen, bevat een relaas van de bij de verhoren van verdachte betrokken verbalisanten van de FIOD/ECD over de gang van zaken tijdens die verhoren. Noch uit dit proces-verbaal noch uit de processen-verbaal van de verhoren zelf valt naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat er niet adequaat op signalen van verdachte, inhoudende dat het fysiek dan wel psychisch niet goed met hem ging is gereageerd of dat hem op enig moment medische zorg is onthouden. Verdachte is meerdere keren onderzocht door artsen die richting de verhorend verbalisanten hebben aangegeven dat het voortzetten van een verhoor geen problemen zou opleveren. Op de aan verdachte in zijn 14e, 15e en 16e verhoor gestelde vragen valt naar het oordeel van de rechtbank wel wat aan te merken en deze wijze van verhoren verdient in moreel opzicht geen schoonheidsprijs. Van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv is echter geen sprake.
Bij de beslissing over de op te leggen straf heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met de ad informandum gevoegde zaak met het parketnummer 15/993000-11. Verdachte heeft erkend zich aan dat feit te hebben schuldig gemaakt en de officier van justitie heeft ter terechtzitting medegedeeld dat hij verdachte niet (meer) zal vervolgen voor deze feiten.
De rechtbank acht, alles afwegende, geen andere straf passend dan een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
de artikelen 47, 51, 57, 140, 225, eerste en tweede lid, 328ter en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaar en 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Verpalen, voorzitter,
mr. M. Daalmeijer en mr. M. Hoendervoogt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L. Wessels en mr. A.P. de Klerk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 januari 2012.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De genoemde bewijsmiddelen zijn in de voetnoten verkort aangegeven. Door verdachten afgelegde verklaringen zijn aangeduid met de letter "V", door getuigen afgelegde verklaringen met de letter "G", processen-verbaal van ambtshandeling met de letters "AH" en andere schriftelijke bescheiden met de letter "D".
2 D-818
3 AH-783, p. 2 (boven).
4 V15-01, p. 3
5 D-2837.
6 AH-701, p. 3.
7 G53-02, p. 4 (onder).
8 G53-02, p. 4 (onder).
9 AH-783, p. 9 (midden).
10 D-3014, D-3015, D-3017, D-3019, D-3020, D-3021 en D-3022.
11 D-1880.
12 V99-03 p. 6 (onder) en G16-01, p. 4 (onder) en p. 5 (boven).
13 D-0915
14 D-0037.
15 D-0038.
16 D-175.
17 D-174.
18 D-0039.
19 D-0040.
20 D-0076.
21 D-0535
22 D-0364.
23 D-0355.
24 AH-974, p. 5.
25 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 24 juni 2011, proces-verbaal trz, p. 9 (bovenste helft).
26 D-2986, D-0234, D-0235 en D-0237 en V30-09, p. 2 (boven).
27 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 24 juni 2011, proces-verbaal trz, p. 9.
28 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 6 juli 2011, proces-verbaal trz, p. 3 (onder).
29 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 6 juli 2011, proces-verbaal trz, p. 6 (onderste helft).
30 D-1367-4.
31 D-1366.
32 V39-12, p. 6 (boven) en p. 7 (onder).
33 V39-13, p. 2 (midden).
34 V39-12, p. 7 (onder).
35 V34-08, p. 3 (boven).
36 V34-07, p. 13 (midden).
37 G18-01, p 4 (onderaan) en p. 5 (bovenaan)
38 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 6 juli 2011, proces-verbaal trz, p. 2 (onder).
39 D-1117 en D-2262.
40 D-2291.
41 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 24 juni 2011, proces-verbaal trz, p. 9 (onder).
42 D-1367-3.
43 D-0312 en D-0313.
44 G27-01, p. 3 (boven).
45 V46-01, p. 1 (onder), p. 2 (boven)
46 D-2322.
47 D-2273
48 V46-01, p. 2.
49 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 6 juli 2011, proces-verbaal trz, p. 2 (onder).
50 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 6 juli 2011, proces-verbaal trz, p. 3 (midden).
51 D-2270.
52 AH-0083.
53 D-2941.
54 D-2760.
55 D-2763.
56 V38-22, p. 5
57 D-0892, p. 88.
58 D-0558.
59 D-2996, D02997, D-2998, D-2999 en D-3000.
60 D-0303.
61 D-0997, p. 11.
62 D-1023, p. 2.
63 D-1023, p. 3.
64 D-1029.
65 D-0557.
66 D-0784.
67 D-0751.
68 D-0582.
69 D-0409.
70 D-0788
71 D-0630.
72 D-0780.
73 D-0786.
74 D-1525.
75 D-0783.
76 D-0782.
77 AH-0008, p. 20 (onder).
78 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 6 juli 2011, proces-verbaal trz, p. 7 (onder).
79 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 6 juli 2011, proces-verbaal trz. p. 2.
80 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 6 juli 2011, proces-verbaal trz, p. 3 (midden).
81 D-0630.
82 D-0998.
83 D-0797.
84 AH-0095, p. 11 (eerste deel).
85 D-0788.
86 V15-01, p. 3 (boven).
87 AH-783, p. 7-9 en G30-05, p. 8 (midden).
88 D-0214.
89 D-2869.
90 G30-05 p. 9 (boven).
91 D-0571 en G30-5, p. 2.
92 G53-07, p. 9 (midden).
93 D-1454.
94 D-2724.
95 AH-951, p.2.
96 V36-08, p.1.
97 V48-02, p. 2 (boven) en p. 3 (boven).
98 V48-01, p. 2 (boven).
99 D-1454.
100 D-0543.
101 D-1450.
102 D-0541
103 D-0215.
104 AH-960, p. 2 (onderaan).
105 D-0541.
106 D-1446.
107 D-1448.
108 D-2323.
109 D-0821.
110 D-0545.
111 AH-961.
112 D-2983.
113 D-3212.
114 D-3246 en D-3612.
115 D-0410.
116 D-3213.
117 D-0777.
118 D-3211.
119 V36-03, p 2 (midden).
120 V36-04, p. 8 (midden).
121 V36-04, p. 9 (midden).
122 V48-02, p. 2 (midden).
123 V36-04, p. 10.
124 V36-04, p. 11.
125 D-542.
126 V36-04, p. 11 (onder).
127 G43-01, p. 2 (onder) en p. 3 (boven).
128 V36-04, p. 11 (onder)
129 V36-03, p. 2 (onder) en p. 3 (boven).
130 V36-04, p. 13.
131 D-1023, p. 18 (boven).
132 D-1023, p. 12 en p. 15.
133 AH-0055, p. 14.
134 AH-0055, p. 17-18.
135 AH-0053, p. 5 (onderaan) en p. 7 (onderaan).
136 AH-0008, p. 20 (onderaan) en p. 21 (boven).
137 Proces-verbaal van getuigenverhoor [betrokkene 20] d.d. 19 mei 2010, p. 2 (2e alinea).
138 D-4325.
139 D-4208, p. 1.
140 D-4208.
141 D-0062, D-0098, D-0099, D-0100, D-0101.
142 D-3247.
143 D-4254.
144 D-0425.
145 D-0183.
146 D-3509.
147 D-0425.
148 D-2278, p. 16.
149 D-2284.
150 D-2285.
151 D-0182 en D-0183.
152 D-4202.
153 D-4201.
154 D-4373.
155 D-835-1.
156 D-837.
157 D-838.
158 D-2113.
159 D-836.
160 V25-01, p. 2 (onder).
161 V25-02, p. 7 (boven).
162 V25-01, p. 4 (onder).
163 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2011, proces-verbaal trz, p. 9.
164 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2011, proces-verbaal trz, p. 9 (onder).
165 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2011, proces-verbaal trz, p. 15 (boven).
166 D-4181.
167 D-2241-1/2.
168 D-2242-1/2.
169 V25-01, p. 2 (onder).
170 G24-05, p. 9.
171 G102-01, p. 6.
172 D-4197.
173 D-0835-1.
174 D-0836.
175 D-4245.
176 D-841 en D-3557.
177 AH-1146, p. 18 (boven).
178 D-1594.
179 D-3558 en D-3559.
180 AH-0055, p. 8.
181 D-1596 en D-1597.
182 D-2351.
183 D-2353.
184 D-3566.
185 AH-1146, p. 23 (onder) en p. 24 (boven).
186 D-2916/D-2992.
187 D-2352/D-2993.
188 D-2354/D-2991.
189 D-3607/D-3608.
190 D-3567.
191 D-1580-2.
192 D-2092.
193 D-1558-2/D-1558-1.
194 D-2374.
195 D-1630.
196 D-2015.
197 D-3582.
198 Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting van 6 juli 2011: proces-verbaal trz, p. 12 (boven).
199 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2011: proces-verbaal trz, p. 14 (boven).
200 D-2415.
201 D-2278.
202 D-2211.
203 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2011: proces-verbaal trz, p. 20 (midden).
204 D-1982.
205 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2011: proces-verbaal trz, p. 21 (boven).
206 D-0749.
207 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 mei 2011: proces-verbaal trz, p. 18 (onder).
208 D-2416.
209 D-3235.
210 D-3236.
211 D-0892, p. 2.
212 D-2369.
213 D-0873.
214 D-0892, p. 58.
215 D-0892, p. 61/62.
216 D-0873.
217 D-2289.
218 D-0626.
219 D-0892, p. 65.
220 D-0620.
221 D-2402.
222 D-0746.
223 D-0645.
224 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 mei 2011: proces-verbaal trz, p. 5 (midden).
225 D-2289 resp. D-0873
226 D-0892, p. 65.
227 D-0860.
228 V38-15, p. 3 (onder).
229 D-0832.
230 D-2289.
231 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2011: proces-verbaal trz, p. 24 (midden).
232 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2011: proces-verbaal trz, p. 25 (onder).
233 D-2237.
234 D-2238.
235 D-0620.
236 D-0620.
237 G116-01, p. 3 (boven).
238 D-2379, p. 8.
239 D-0892, p. 61.
240 D-2289.
241 D-0873.
242 D-2402.
243 D-0691.
244 Proces-verbaal van de terechtzitting van 8 juni 2011, p. 4 (onder).
245 D-0626.
246 Proces-verbaal van de terechtzitting van 24 juni 2011, p. 6 (boven).
247 D-0620.
248 D-2289.
249 D-0873.
250 D-0892, p. 69.
251 D-1863.
252 D-0892, p. 63.
253 D-2289.
254 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2011: proces-verbaal trz, p. 26 (onder).
255 D-0036.
256 G041-01, p. 2 (onder)/3 (boven).
257 G041-04, p. 10 (midden).
258 G041-02, p. 6 (onder).
259 G041-04, p. 3 (midden/onder).
260 D-0620.
261 G041-05, p. 3 (boven).
262 D-0754.
263 D-3463.
264 G041-06, p. 5 (midden/onder).
265 D-1636.
266 D-2076.
267 D-2078.
268 D-0745, D-2077 en D-2079.
269 D-1060.
270 D-1054.
271 D-0090.
272 D-0997, p. 7 (boven).
273 D-1078.
274 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 mei 2011: proces-verbaal trz, p. 9 (onder).
275 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 mei 2011: proces-verbaal trz, p. 6 (midden).
276 D-3222.
277 D-1027.
278 Schriftelijke uitwerking van een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek op 29 november 2006 (gespreksnummer 260080994), p. 8 (onder)/9 (boven).
279 AH-0083, p. 3.
280 D-0129.
281 Proces-verbaal inzake onderzoek geldstromen binnen [medeverdachte 14] (codenr. SFO-F2-AH-0013), p. 6.
282 AH-0053, p. 7 (boven).
283 Schriftelijke uitwerkingen van een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek op 12 juni 2007, gespreksnummer 270056409, en van een telefoongesprek van 13 juni 2007, gespreksnummer 270055389.
284 Schriftelijke uitwerking van een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek op 14 juni 2007, gespreksnummer 270056922, p. 6.
285 Schriftelijke uitwerking van een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek op 19 juni 2007, gespreksnummer 270060761, p. 2.
286 AH-0084, p. 3/4.
287 D-1739.
288 D-3257.
289 G076-02, p. 7 (boven).
290 V32-01, p. 4 (onder).
291 V16-01, p. 1.
292 V16-11, p. 5 (boven).
293 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 mei 2011: proces-verbaal trz, p. 9 (onder).
294 [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting: proces-verbaal trz van 24 juni 2011, p. 5 (onder)/6 (boven).
295 [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting: proces-verbaal trz van 24 juni 2011, p. 6 (midden).
296 V16-11, p. 4 (onder).
297 V38-17, p. 4 (boven).
298 D-0860.
299 D-2237.
300 D-2238.
301 D-1982.
302 D-0620.
303 D-1992.
304 D-0746.
305 D-2313.
306 D-1636.
307 D-2076.
308 D-2078.
309 D-0745, D-2077 en D-2079.
310 D-1594.
311 D-0841, p. 7.
312 V16-12, p. 2 (midden).
313 D-1016.
314 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 mei 2011: proces-verbaal trz, p. 12 (midden).
315 D-1042.
316 V38-25, p. 7 (midden).
317 D-1027.
318 D-1739.
319 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 mei 2011: proces-verbaal trz, p. 12 (onder).
320 D-0748; D0747.
321 D-2916/D-2992; D-2352/D-2993; D-2354/D-2991; D-3607/D-3608.
322 AH-0016.
323 D-0390.
324 D-2278.
325 D-2211.
326 D-0184.
327 D-0627.
328 V45-01, p. 2 (midden).
329 AH-0983, p. 35.
330 V45-02, p. 3.
331 V45-06, p. 2 (boven).
332 V45-02, p. 4 (onder) en p. 5 (midden).
333 D-2353 en D-1597.
334 D-0389.
335 V45-05, p. 9 (midden).
336 V16-05, p. 3 (onder).
337 D-0748.
338 D-0934.
339 D-0929-1.
340 D-0929-3.
341 D-0929-2.
342 D-0396.
343 V45-05, p. 9 (onder).
344 D-1596.
345 D-2352.
346 D-1597.
347 D-2353 en D-2354.
348 V17-01, p. 11 (boven).
349 V16-05, p. 3 (onder).
350 V45-06, p 3 (onder).
351 Schriftelijke weergave van een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek op 28 mei 2007, gespreksnummer 270043216, p. 9.
352 Schriftelijke weergave van een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek op 4 juni 2007, gespreksnummer 270051073, p. 6.
353 Schriftelijke weergave van een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek op 14 juni 2007, gespreksnummer 270058034, p. 4.
354 D-2830.
355 V45-07, p. 4 (midden).
356 G152-01, p. 2 (midden).
357 G152-01, p. 2-3.
358 G143-01, p. 4 (boven).
359 G152-01, p. 3 (boven)
360 V45-03, p. 8-9
361 Requisitoir (behorend bij het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 september 2011), p. 240.
362 Requisitoir, p. 268.
363 Pleinotities, p. 134.
364 Zie bijvoorbeeld AH-0055, p. 17.
365 Schriftelijke weergave opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek dd 13 juni 2007, gespreksnummer 270056518, p. 2.
366 Schriftelijke weergave opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek dd 19 juni 2007, gespreksnummer 270060761, p. 2.
367 Proces-verbaal van de terechtzitting van 30 mei 2011, p. 15 (boven).
368 Proces-verbaal van de terechtzitting van 30 mei 2011, p. 15 (onder).
369 Proces-verbaal van de terechtzitting van 8 juni 2011, p. 4 (onder).
370 Proces-verbaal van de terechtzitting van 24 juni 2011, p. 6 (boven).
371 Proces-verbaal van de terechtzitting van 24 juni 2011, p. 10 (boven).
372 Proces-verbaal van de terechtzitting van 6 juli 2011, p. 6 (boven).
373 D-0011
374 Proces-verbaal trz. 28 februari 2011