ECLI:NL:RBHAA:2012:BW1136

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
538809 VV EXPL 11-315
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing loonvordering en onterecht ontslag op staande voet in kort geding

In deze zaak heeft eiser, een distributiechauffeur, Zonneveld Transport gedagvaard na een ontslag op staande voet dat op 4 november 2011 werd gegeven. Eiser was sinds 19 juli 2010 in dienst en ontving een salaris van € 1.920,82 bruto per maand. Zonneveld Transport had eiser eerder gewaarschuwd dat te laat komen zou leiden tot ontslag. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 januari 2012, waarbij beide partijen hun standpunten en bewijsstukken presenteerden. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet onverwijld was gegeven, waardoor de arbeidsovereenkomst op dat moment niet rechtsgeldig was beëindigd. Eiser had recht op doorbetaling van zijn salaris tot het einde van de arbeidsovereenkomst op 31 december 2011. De kantonrechter wees de vordering van eiser tot betaling van het salaris toe, maar wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten af, omdat niet was aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt. De proceskosten werden aan Zonneveld Transport opgelegd, omdat zij grotendeels in het ongelijk waren gesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 538809 / VV EXPL 11-315
datum uitspraak: 12 januari 2012
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. M. Kluft
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C.G. ZONNEVELD B.V.
te Beverwijk
gedaagde
hierna te noemen Zonneveld Transport
gemachtigde mr. S. el Bouzrouti
De procedure
[eiser] heeft Zonneveld Transport gedagvaard op 15 december 2011. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 januari 2012. De gemachtigde van Zonneveld Transport heeft een pleitnotitie overgelegd. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
De feiten
[eiser] is sinds 19 juli 2010 in dienst bij Zonneveld Transport in de functie van distributiechauffeur binnenland. Het salaris bedroeg (laatstelijk) € 1.920,82 bruto per maand exclusief emolumenten.
De derde arbeidsovereenkomst van 23 mei 2011 eindigt van rechtswege op 31 december 2011.
Bij brief van 27 mei 2011 heeft Zonneveld Transport, voor zover van belang, het volgende aan [eiser] geschreven:
Zoals met u mondeling besproken d.d.27-05-2011, bevestigen wij hierbij schriftelijk, dat wij hebben geconstateerd dat U zich regelmatig niet houdt aan de opgegeven aanvangstijd van uw werkzaamheden. U dient zich strikt te houden aan de door de planning doorgegeven vertrektijden. Als wij wederom constateren dat U te laat aanvangt met uw dienst, zullen wij per direct de arbeidsovereenkomst verbreken.
Op 4 november 2011 is [eiser] op staande voet ontslagen. In de brief van die datum aan [eiser] schrijft Zonneveld Transport onder meer:
Na controle van de uw werkzaamheden, gedurende de afgelopen twee maanden hebben wij opnieuw geconstateerd dat U zich niet houdt aan de door de planning opgegeven aanvangstijden van uw werkzaamheden. Wij hebben U hiervoor op 27 Mei 2011 al een schriftelijke waarschuwing gegeven wat voor ons aanleiding is om per direct de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, (…) te beëindigen.
[eiser] heeft bij brief van 9 november 2011 tegen het ontslag op staande voet geprotesteerd, aanspraak gemaakt op doorbetaling van het loon en zich beschikbaar gehouden om zijn werkzaamheden uit te voeren.
De vordering
[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van Zonneveld Transport tot € 1.920,82 bruto per maand vanaf 4 november 2011 tot en met 31 december 2011 te vermeerderen met de vertragingsrente ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente. Voorts vordert [eiser] veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij zich altijd zoveel mogelijk heeft gehouden aan de opgegeven tijden. Hij bestrijdt dat hij structureel te laat is gekomen. Voorts stelt [eiser] dat hij in die periode geen enkele mondelinge of schriftelijke waarschuwing heeft gekregen. Pas op vrijdag 4 november 2011 na afloop van zijn werk kreeg hij geheel onverwacht te horen dat hij op staande voet is ontslagen omdat hij in de maanden september en oktober 2011 structureel te laat zou zijn verschenen op zijn werk. Er was geen enkele dringende reden voor een ontslag aanwezig. Bovendien is niet voldaan aan het vereiste van onverwijldheid nu het ontslag pas op 4 november 2011 na afloop van zijn werkzaamheden is gegeven, terwijl het verwijt over de voorafgaande twee maanden gaat.
Het verweer
Zonneveld Transport heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil zal worden ingegaan.
De beoordeling
1. De gevorderde voorlopige voorzieningen zijn slechts toewijsbaar als aan de hand van de feiten en omstandigheden in dit geding de verwachting gewettigd is dat in een tussen partijen nog te voeren bodemprocedure soortgelijke vorderingen zullen worden toegewezen.
2. Zonneveld Transport legt aan het ontslag op staande voet ten grondslag dat [eiser] gedurende de afgelopen twee maanden zich niet houdt aan de door de planning opgegeven aanvangstijden van uw werkzaamheden. [eiser] heeft niet gemotiveerd betwist dat hij in de betreffende maanden een aantal malen te laat op
zijn werk is gekomen.
Aldus is voldoende aannemelijk geworden dat [eiser] in september en oktober 2011 structureel te laat op zijn werk is gekomen. Dit blijkt overigens ook uit de door Zonneveld Transport in het geding gebrachte tachograafschijven en dagstaten over de genoemde periode.
3. Het aldus vaststaande feit dat [eiser] in september en oktober 2011 veelvuldig te laat op het werk kwam, kan een dringende reden opleveren die het ontslag op staande voet rechtvaardigt. [eiser] is in mei 2011 duidelijk gewaarschuwd dat opnieuw te laat komen tot directe beëindiging van de arbeidsovereenkomst zal leiden. Dit betekent evenwel dat Zonneveld Transport als werkgever dan ook direct nadat zij constateert dat [eiser] weer te laat op het werk is verschenen, dat aangekondigde ontslag op staande voet onverwijld moet verlenen.
4. Zonneveld Transport had al veel eerder dan op 4 november 2011 kunnen weten dat [eiser] vanaf begin september 2011 structureel te laat kwam. Het enkele feit dat de directeur van Zonneveld Transport pas op 4 november 2011 de aanvangstijden van [eiser] over de voorafgaande maanden door haar loonadministratie in handen gespeeld kreeg, betekent niet dat zij niet eerder van het gedrag van [eiser] had kunnen en moeten weten. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om aan nakoming van de voorgeschreven aanvangstijden de hand te houden. Dit geldt eens te meer voor een werknemer als [eiser] die in het verleden moeite had om zich aan de opgegeven aanvangstijden te houden. Zonneveld Transport mocht er niet op vertrouwen dat [eiser] ook na de zomervakantie zijn verbeterde gedrag wel zou voortzetten, zij draagt als werkgever de verantwoordelijkheid voor naleving van de gestelde aanvangstijd van het werk. Dit wordt niet anders als -zoals Zonneveld Transport aanvoert- de controle op dit punt op praktische bezwaren stuit. Door gedurende twee maanden stil te zitten terwijl [eiser] in die periode stelselmatig te laat is gekomen, is het ontslag op staande voet van 4 november 2011 dan ook niet onverwijld verleend.
5. Aangezien Zonneveld Transport naar het oordeel van de kantonrechter niet heeft voldaan aan het wettelijke vereiste dat het ontslag op staande voet van 4 november 2011 onverwijld aan [eiser] moet zijn gegeven, is de arbeidsovereenkomst op die datum niet rechtsgeldig geëindigd.
[eiser], die zich beschikbaar heeft gehouden om zijn werk -na zijn hersteldverklaring- uit te voeren, heeft dan ook recht op doorbetaling van het salaris tot het einde van de arbeidsovereenkomst op 31 december 2011. De gevraagde voorziening zal in zoverre worden toegewezen.
6. Zonneveld Transport vordert vergoeding van de vertragingsrente als bedoeld in artikel 7:625 BW. De kantonrechter begrijpt dat Zonneveld Transport bedoelt de wettelijke verhoging te vorderen, die als sanctie staat op niet tijdige betaling van het loon.
De wetgever heeft deze verhoging bedoeld als prikkel voor de werkgever om het loon op tijd te betalen. Vanwege het feit dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen inmiddels is geëindigd, ziet de kantonrechter voorlopig geen grond voor toewijzing van de gevorderde verhoging. De wettelijke rente over het achterstallige salaris zal worden toegewezen als steunend op de wet.
7. [eiser] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Zonneveld Transport heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist.
Niet is gesteld of gebleken dat de door [eiser] verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
8. De proceskosten komen voor rekening van Zonneveld Transport omdat deze grotendeels in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Zonneveld Transport bij wijze van voorlopige voorziening binnen 2 dagen na heden aan [eiser] te betalen het salaris vanaf 4 november 2011 tot en met 31 december 2011 ten bedrage van € 1.920,82 bruto per maand (exclusief vaste toeslagen en overige emolumenten) te vermeerderen met de wettelijke rente;
- veroordeelt Zonneveld Transport tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 90,81
griffierecht € 202,00
salaris gemachtigde € 400,00;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Dubois en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.