ECLI:NL:RBHAA:2012:BW1005

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
3 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
548178
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens reorganisatie en ziekte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 3 april 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerster] door ABN AMRO BANK N.V. De bank verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege een reorganisatie, waarbij de functie van [verweerster] was komen te vervallen. [Verweerster] was sinds 1 december 2009 arbeidsongeschikt door ernstige rugklachten en had een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV had de bank een loonsanctie opgelegd tot 27 november 2012, omdat de bank niet aan haar re-integratieverplichtingen had voldaan. De kantonrechter moest beoordelen of het verzoek tot ontbinding verband hield met het opzegverbod tijdens ziekte.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 maart 2012 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De bank stelde dat het verzoek niet verband hield met de arbeidsongeschiktheid van [verweerster], maar met de reorganisatie. [Verweerster] voerde echter aan dat het verzoek wel degelijk verband hield met haar ziekte en de loonsanctie. De kantonrechter oordeelde dat niet kon worden uitgesloten dat het ontbindingsverzoek verband hield met de ziekte van [verweerster] en de opgelegde loonsanctie. De bank had nagelaten om re-integratie-inspanningen te verrichten, ondanks dat het UWV had vastgesteld dat [verweerster] arbeidsmogelijkheden had.

De kantonrechter concludeerde dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moest worden afgewezen, omdat het afbreuk zou doen aan de verplichtingen van de bank tot re-integratie en aan de loonsanctie die door het UWV was opgelegd. De beslissing hield in dat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. F.M. Visser en is uitgesproken op de openbare terechtzitting op 3 april 2012.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Zaandam
zaak/rep.nr.: 548178 / AO VERZ 12-48
datum uitspraak: 3 april 2012
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
inzake
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.
te Amsterdam
verzoekster
hierna te noemen: de bank
gemachtigde: mr. drs. A. van den Akker
tegen
[verweerster]
te [woonplaats]
verweerster
hierna te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. H.N. Tol
De procedure
Op 29 februari 2012 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van de bank. [verweerster] heeft een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 20 maart 2012. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigde van de bank heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
De feiten
a. [Verweerster], 41 jaar oud, is op 1 september 1990 bij de bank in dienst getreden als medewerker Beleggingsdesk tegen een salaris van € 41.074,00 bruto per jaar exclusief emolumenten.
b. Op de arbeidsovereenkomst is de ISP-CAO van toepassing. De ISP-CAO is een sociaal plan en is in het kader van diverse reorganisaties door de bank met de vakbonden overeengekomen.
c. In de ISP-CAO is onder meer bepaald dat een medewerker voor wie door een reorganisatie geen (tijdelijke) passende functie beschikbaar is, aansluitend in de mobiliteitsorganisatie van de bank, het Redeployment Centre, wordt geplaatst. De plaatsing in het Redeployment Centre geldt voor maximaal 12 maanden en is gericht op het vinden van een passende functie binnen of buiten de bank. De Geschillencommissie kan de termijn van 12 maanden opschorten als naar haar oordeel het niet opschorten, gezien de individuele omstandigheden van de betrokken medewerker, voor de medewerker apert onaanvaardbare gevolgen zal hebben. Een medewerker kan ook kiezen voor een vrijwillig vertrek met een stimuleringspremie.
d. Vanwege ernstige rugklachten is [verweerster] op 1 december 2009 arbeidsongeschikt geworden.
e. Bij brief van 1 juni 2010 heeft de bank [verweerster] aangekondigd dat haar huidige functie per 17 augustus 2010 is komen te vervallen. [Verweerster] is aansluitend, op haar eigen verzoek, geplaatst in het Redeployment Center.
f. Bij brief van 24 april 2011 heeft [verweerster] de Geschillencommissie verzocht om de periode in het Redeployment Centre met negen maanden te verlengen. Op 29 juni 2011 heeft de Geschillencommissie mondeling uitspraak gedaan en de termijn van [verweerster] in het Redeployment Centre met drie maanden opgeschort.
g. Op 6 juni 2011 en 14 juli 2011 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat [verweerster] geen arbeidsmogelijkheden heeft.
h. Op 13 september 2011 heeft [verweerster] een WIA-uitkering bij het UWV aangevraagd. Het UWV heeft bij beslissing van 13 oktober 2011 de aanvraag van [verweerster] opgeschort en een loonsanctie aan de bank opgelegd. Het UWV schrijft aan [verweerster] voor zover van belang: “U heeft bij ons op 13 september 2011 een WIA-uitkering aangevraagd. Wij hebben in de eerste plaats beoordeeld of uw werkgever alle verplichtingen is nagekomen met betrekking op uw re-integratie. Naar ons oordeel is dat niet het geval. Daarom hebben wij de periode waarin u tijdens ziekte recht heeft op loon, verlengd tot 27 november 2012. (…). Door onze beslissing heeft uw werkgever tot 27 november 2012 een opzegverbod. U mag dus niet zomaar ontslagen worden. (…).
i. Per 17 november 2011 is de termijn van [verweerster] in het Redeployment Centre verstreken.
1. Partijen zijn in onderhandeling getreden over een minnelijke regeling tot beëindiging van de arbeidsrelatie, hetgeen niet tot een resultaat heeft geleid.
Het verzoek
De bank verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden onder toekenning van een vergoeding van € 66.949,45 bruto.
De bank stelt - samengevat - dat zij in haar onderneming een reorganisatie heeft doorgevoerd waardoor de arbeidsplaats van [verweerster] is komen te vervallen. Per 17 november 2011 is de maximale plaatsingstermijn van [verweerster] in het Redeployment Centre verstreken zonder dat voor [verweerster] een passende, alternatieve functie in of buiten de bank is gevonden. Het Redeployment Centre heeft [verweerster], vanwege haar arbeidsongeschiktheid, niet kunnen begeleiden. Nu binnen de daarvoor gestelde termijn geen andere passende baan is gevonden, dient de arbeidsovereenkomst op grond van de ISP-CAO te worden ontbonden onder toekenning van de door de bank aangeboden vergoeding.
Het verweer
[Verweerster] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. Zij voert daartoe aan dat het verzoek verband houdt met het opzegverbod tijdens ziekte. Immers, het UWV heeft bij beslissing van 13 oktober 2011 de bank een loonsanctie tot 27 november 2012 opgelegd en tot voornoemde datum heeft de bank een opzegverbod. Toewijzing van het verzoekschrift leidt ertoe dat de bank onder de loonsanctie uitkomt, terwijl het UWV deze sanctie juist heeft opgelegd omdat de bank niet aan haar verplichtingen in het kader van de re-integratie heeft voldaan.
Subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerster] om toekenning van een vergoeding van € 104.079,94. Dit bedrag bestaat uit de door de bank aangeboden vergoeding van € 66.949,45 bruto alsmede het bruto maandsalaris inclusief emolumenten over de periode maart 2012 tot en met november 2012 ten bedrage van in totaal € 37.130,49 bruto.
De beoordeling
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
[Verweerster] heeft een beroep gedaan op (de reflexwerking van) het opzegverbod tijdens ziekte.
De kantonrechter dient te controleren of het verzoek verband houdt met dit opzegverbod. Wanneer dit het geval is, zal het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moeten worden afgewezen, tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen die een gewichtige reden voor ontbinding vormen.
De kantonrechter is van oordeel dat het beroep van [verweerster] op (de reflexwerking van) het opzegverbod slaagt en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is gesteld, is vast komen te staan dat de bank geen bezwaar heeft gemaakt tegen de beslissing van het UWV van 13 oktober 2011, waardoor voornoemde beslissing onherroepelijk is geworden. De bank dient derhalve gedurende 52 weken, te weten tot 27 november 2012, het loon van [verweerster] door te betalen omdat de bank -volgens de beslissing van het UWV- onvoldoende inspanningen heeft verricht om [verweerster] te re-integreren. Gelet op artikel 7:670 lid 10 sub c BW brengt de door het UWV opgelegde loonsanctie mee dat het opzegverbod tijdens ziekte is verlengd tot 27 november 2012.
De bank heeft in dit verband gesteld dat het onderhavige verzoek niet is ingediend vanwege de arbeidsongeschiktheid van [verweerster]. Volgens haar is de oorzaak van het verzoek gelegen in het feit dat [verweerster] haar functie bij de reorganisatie heeft verloren en de maximale termijn in het Redeployment Centre is verstreken. Deze redenen staan geheel los van de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] en de door het UWV opgelegde loonsanctie, aldus de bank.
Anders dan de bank, is de kantonrechter van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat het ontbindingsverzoek verband houdt met de ziekte van [verweerster] en de opgelegde loonsanctie. Vast staat dat de bank geen pogingen heeft gedaan om [verweerster] te re-integreren. Weliswaar heeft de bank aangevoerd dat zij geen inspanningen heeft verricht omdat [verweerster] daar niet toe in staat was, maar uit de beslissing van het UWV van 13 oktober 2011 blijkt dat [verweerster] wel arbeidsmogelijkheden heeft, zodat het op de weg van de bank had gelegen om in ieder geval na 13 oktober 2011 enige re-integratie-inspanningen te verrichten. De bank heeft dit evenwel nagelaten. Als de bank pogingen had ondernomen om [verweerster] te re-integreren, had [verweerster] misschien kunnen profiteren van de begeleiding van het Redeployment Centre. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder deze omstandigheden afbreuk zal doen aan de verplichting van de bank tot re-integratie van [verweerster] en aan de door het UWV aan de bank opgelegde loonsanctie, zonder dat daarvoor voldoende grond bestaat. Het verzoek van de bank tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt daarom afgewezen.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking, omdat dat niet tot een andere beslissing leidt.
Vanwege de aard van deze procedure draagt iedere partij de eigen kosten.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.M. Visser en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.