RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/760592-11
Uitspraakdatum: 27 maart 2012
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 maart 2012 in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] (Colombia),
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 14 november 2010 te Krommenie, gemeente Zaanstad, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] [geboren op [geboortedatum]1995] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of zich laten pijpen door die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] [bij een arm heeft vastgepakt en] een wc heeft ingetrokken en/of
- de deur van die wc dicht/op slot heeft gedaan en aldus die [slachtoffer] heeft verhinderd weg te gaan en/of
- [op agressieve toon] tegen die [slachtoffer] heeft gezegd:"Je moet me pijpen anders gaan er andere dingen gebeuren!"en/of "Je moet me pijpen tot ik klaargekomen ben!", althans (meermalen) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij hem moest/zou gaan pijpen en/of
- (met kracht, althans stevig) het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en richting zijn (verdachtes) kruis heeft geduwd
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair
hij op of omstreeks 14 november 2010 te Krommenie, gemeente Zaanstad,, met [slachtoffer] [geboren op [geboortedatum] 1995], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of zich laten pijpen door die [slachtoffer].
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van 200 uren te vervangen door 100 dagen hechtenis.
In het door de benadeelde partij ingezonden voegingsformulier is geen bedrag opgenomen, zodat de officier van justitie over die vordering geen oordeel heeft gegeven.
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden[1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 14 november 2010 was [slachtoffer] samen met [getuige 1] in de woning van verdachte te Krommenie, gemeente Zaanstad. [Slachtoffer] en [getuige 1] zaten op de slaapkamer van verdachte, die is gelegen op de eerste verdieping van de woning. Een vriend van verdachte, [getuige 2], was ook in de slaapkamer aanwezig.[2] Verdachte had [getuige 1] eerder die dag via MSN uitgenodigd bij hem thuis langs te komen. Verdachte had gevraagd of zij [slachtoffer] mee wilde nemen.[3]
Op een gegeven moment heeft [slachtoffer] tegen [getuige 1] gezegd dat ze naar huis wilde gaan.[4] [Getuige 1] heeft haar jas aangetrokken en [slachtoffer] is naar de deur gelopen. [Slachtoffer] liep de slaapkamer uit en verdachte liep achter haar aan. Verdachte heeft toen tegen [getuige 2] die zich op dat moment samen met [getuige 1] in de slaapkamer bevond gezegd: "Hou [naam getuige 1] vast" of "Hou haar tegen",[5] waarop [getuige 2] [getuige 1] vervolgens ook heeft vastgepakt.[6] [Slachtoffer] dacht dat het een grapje was. Verdachte heeft [slachtoffer] gevraagd met hem mee te lopen. Ze is met verdachte meegelopen naar de badkamer en in de badkamer begon verdachte haar te zoenen. Daarna hoorden zij dat de buitendeur openging.[7] Verdachte heeft tegen [slachtoffer] gezegd dat zij maar alvast naar beneden moest lopen, waarop [slachtoffer] via de trap naar beneden is gegaan. [Slachtoffer] wilde haar schoenen aantrekken en naar buiten gaan. Op dat moment trok verdachte [slachtoffer] aan haar arm. [Slachtoffer] vroeg wat er was, waarna verdachte harder aan haar arm trok en haar de wc introk.
Verdachte heeft toen tegen [slachtoffer] gezegd: "Je moet me pijpen". [Slachtoffer] wilde dat niet en heeft gezegd dat ze naar huis moest. Verdachte heeft daarop gezegd: "Nee, je gaat me pijpen, anders gaan er andere dingen gebeuren." De deur van de wc had verdachte op slot gedaan.[8] Verdachte stond met zijn rug naar de deur van de wc.[9] Verdachte heeft met twee handen het hoofd van [slachtoffer] naar beneden richting zijn kruis gedrukt. Hij had zijn penis uit zijn broek gehaald. Vervolgens heeft verdachte gezegd: "Je gaat me nu pijpen" en toen [slachtoffer] zei dat ze niet wilde: "Je moet me pijpen tot ik klaargekomen ben". [Slachtoffer] heeft verdachte daarna gepijpt, omdat hij op een agressieve manier tegen haar sprak. [Slachtoffer] was ook bang om door hem geslagen te worden.[10] Verdachte duwde met zijn heupen naar voren, zodat zijn penis dieper in de mond van [slachtoffer] kwam. Tijdens het pijpen heeft verdachte het hoofd van [slachtoffer] vastgepakt en gaf hij haar tikjes op haar hoofd.[11] Nadat verdachte was klaargekomen, deed hij de deur van het slot af en is [slachtoffer] naar terug de slaapkamer gegaan. [Getuige 1] en [getuige 2] waren nog in de slaapkamer.[12] [Getuige 1] zag aan [slachtoffer] dat zij angst in haar ogen had.[13] [Slachtoffer] heeft toen samen met [getuige 1] de woning van verdachte verlaten.[14] [Getuige 2] vroeg aan verdachte wat hij beneden had gedaan, waarop verdachte hem zei: "Ik heb haar laten pijpen".[15]
Op de weg naar huis heeft [slachtoffer] aan [getuige 1] verteld dat zij verdachte onder dwang had moeten pijpen.[16] Toen [slachtoffer] thuis kwam, heeft zij direct aan haar moeder verteld dat er die avond "wat ergs" was gebeurd. [Slachtoffer] vertelde dat ze tegen haar zin verdachte had moeten pijpen in de wc in de woning van verdachte.[17]
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem uit eigen vrije wil heeft gepijpt. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak van het ten laste gelegde dient te volgen nu er onvoldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster [slachtoffer] dat sprake is geweest van enige vorm van dwang. Daarnaast heeft de verdediging de betrouwbaarheid van de aangifte van [slachtoffer] betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen en overweegt hiertoe als volgt.
Nadat [slachtoffer] en [getuige 1] de woning van verdachte hadden verlaten, heeft [slachtoffer] aan [getuige 1] verteld dat zij verdachte onder dwang heeft gepijpt. [Slachtoffer] durfde volgens [getuige 1] niet terug naar de woning van verdachte te gaan, toen bleek dat [getuige 1] haar paraplu en mobiele telefoon daar had laten liggen. Bij thuiskomst heeft [slachtoffer] ook direct aan haar moeder verteld wat er was gebeurd. Volgens de moeder van [slachtoffer] was zij behoorlijk overstuur.
De verklaring van haar moeder over hetgeen [slachtoffer] aan haar had verteld komt in grote lijnen overeen met de aangifte van [slachtoffer]. Daarnaast wordt de aangifte van [slachtoffer] op belangrijke punten ondersteund door de verklaring van [getuige 1]. Zo heeft [getuige 1] - net als het slachtoffer - verklaard over het feit dat verdachte op het moment dat [slachtoffer] de slaapkamer verliet tegen [getuige 2] heeft gezegd dat hij haar vast of tegen moest houden. Ook heeft [getuige 1] aangegeven dat zij zag dat [slachtoffer] angst in haar ogen had toen zij de slaapkamer binnen was gekomen nadat zij - naar later is gebleken - verdachte onder dwang had moeten pijpen. [Slachtoffer] keek volgens [getuige 1] niet zoals zij normaal keek en [getuige 1] had het gevoel dat [slachtoffer] zo snel mogelijk weg wilde. Daarbij komt ten slotte nog dat verdachte het er tegen zijn vriend [getuige 2] vervolgens over heeft dat hij haar, [slachtoffer], heeft laten pijpen. Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, ziet de rechtbank dan ook geen reden aan de betrouwbaarheid van de aangifte van [slachtoffer] te twijfelen. Er is voorts niet gebleken van andere feiten of omstandigheden die maken dat de verklaring van [slachtoffer] als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. De rechtbank gebruikt deze verklaring derhalve voor het bewijs.
Op grond van al het voorgaande en in aanmerking genomen dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde een stukje ouder was dan [slachtoffer] waaruit in dit geval ook een zeker - geestelijk - overwicht voortvloeit, komt de rechtbank tot het oordeel dat de gedragingen van verdachte jegens [slachtoffer] een zodanige psychische druk hebben opgeleverd dat zij daaraan geen weerstand kon bieden en zij zich gedwongen voelde aan verdachtes wensen te voldoen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dan er sprake is geweest van dwang door middel van feitelijkheden.
4.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
Primair
hij op 14 november 2010 te Krommenie, gemeente Zaanstad, door feitelijkheden [slachtoffer] [geboren op [geboortedatum] 1995] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en zich laten pijpen door die [slachtoffer] en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] bij een arm heeft vastgepakt en een wc heeft ingetrokken en
- de deur van die wc op slot heeft gedaan en aldus die [slachtoffer] heeft verhinderd weg te gaan en
- op een agressieve toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd:"Je moet me pijpen anders gaan er andere dingen gebeuren!"en "Je moet me pijpen tot ik klaargekomen ben!" en
- stevig het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en richting zijn (verdachtes) kruis heeft geduwd
en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het sanctierecht voor jeugdigen dient te worden toegepast.
De rechtbank deelt dit standpunt niet en overweegt hiertoe als volgt. Verdachte was ten tijde van het feit achttien jaar oud. In beginsel wordt ten aanzien van achttienjarige daders het sanctierecht voor volwassenen toegepast. Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht voorziet in de mogelijkheid om ten aanzien van (jong) volwassenen het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen, indien de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De rechtbank is van oordeel dat zowel de persoonlijkheid van verdachte als de omstandigheden waaronder het feit is begaan onvoldoende grond vormen om een uitzondering te maken op de hoofdregel en aan dit artikel toepassing te geven.
De raadsvrouw heeft voorts het voorwaardelijk verzoek gedaan, voor het geval de rechtbank onvoldoende aanleiding ziet het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen, een rapportage door een psycholoog te laten opstellen over de noodzaak tot toepassing van het sanctierecht voor jeugdigen. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, komt de rechtbank aan de bespreking van dit verzoek toe. Nu de rechtbank mede in de omstandigheden waaronder het feit is begaan geen grond ziet om het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen, ziet de rechtbank evenmin aanleiding een psychologische rapportage omtrent de persoonlijkheid van verdachte te laten opstellen. Het verzoek wordt derhalve gepasseerd.
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en het aldaar besproken rapport van de reclassering van 23 februari 2012 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van een toentertijd 15-jarig meisje door haar te dwingen hem te pijpen. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten grote schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van minderjarige personen. Blijkens de verklaring van de moeder van het slachtoffer en hetgeen is vermeld op het voegingsformulier van de benadeelde partij heeft het slachtoffer ernstige psychische problemen. Dergelijke problemen had zij reeds voorafgaande aan het bewezen verklaarde feit maar die problemen zijn verergerd door hetgeen haar bij de verkrachting door verdachte is overkomen. Voor de behandeling van deze problemen is zij inmiddels opgenomen in een GGZ-instelling.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de mogelijke gevolgen die deze veroordeling voor de verblijfsstatus van verdachte kan hebben. De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat een voorwaardelijke gevangenisstraf, in tegenstelling tot een (on)voorwaardelijke taakstraf, verdachte niet wordt tegengeworpen in het kader van zijn verblijf. Gelet echter op de jeugdige leeftijd van verdachte, het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor een soortgelijk feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en in aanmerking nemend dat het gaat om een feit dat al enige tijd geleden heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat (alleen) een onvoorwaardelijke taakstraf de meest passende sanctie is. In al deze genoemde omstandigheden ziet de rechtbank mede reden een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
8. Vordering benadeelde partij
De gemachtigde van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Aan de gestelde schade is geen bedrag gekoppeld. De rechtbank kan daarover dus ook geen beslissing nemen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de vordering te begroten en nader te specificeren, in dit geval een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
De rechtbank zal de benadeelde partij derhalve niet in haar vordering ontvangen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
de artikelen 9, 22c, 22d en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van honderdtwintig (120) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door zestig (60) dagen hechtenis.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Hoendervoogt, voorzitter,
mrs. M. Daalmeijer en I.H. Lips, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.M.A. Richelle,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 maart 2012.
Voetnoten:
[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
[2] Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 3 december 2010 (pagina 14).
[3] Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 30 november 2010 (pagina 22).
[4] Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 30 november 2010 (pagina 22).
[5] Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 3 december 2010 (pagina 14); het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 30 november 2010 (pagina 22).
[6] Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 30 november 2010 (pagina 22).
[7] Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 3 december 2010 (pagina 14).
[8] Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 3 december 2010 (pagina 15).
[9] De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 maart 2012.
[10] Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 3 december 2010 (pagina 15).
[11] De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 maart 2012.
[12] Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 3 december 2010 (pagina 16).
[13] Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 30 november 2010 (pagina 23).
[14] Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 3 december 2010 (pagina 16).
[15] Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 11 april 2011 (los opgenomen).
[16] Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 30 november 2010 (pagina 23).
[17] Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 26 januari 2011 (pagina 29).