ECLI:NL:RBHAA:2012:BW0335

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
189389 - FA RK 12-368
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter inzake toevertrouwing minderjarige na verhuizing naar Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 februari 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening betreffende de toevertrouwing van een minderjarige aan de vrouw. De man en de vrouw, beiden met een advocaat, hebben een geschil over de verblijfplaats van hun minderjarige kind, dat op 30 januari 2012 naar Spanje is verhuisd. De man stelt dat de rechtbank bevoegd is, omdat de minderjarige tot dat moment in Nederland woonde en nog ingeschreven staat in Nederland. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de minderjarige sinds 31 januari 2012 in Spanje naar school gaat, er nog geen sprake is van een bestendig verblijf in Spanje, gezien het korte tijdsverloop sinds de verhuizing en de inschrijving in Nederland. De rechtbank is derhalve bevoegd om het verzoek van de man te behandelen.

De man verzoekt om toevertrouwing van de minderjarige aan hem, stellende dat hij goed in staat is voor de minderjarige te zorgen en dat de vrouw zonder overleg met hem naar Spanje is vertrokken. De vrouw verzet zich hiertegen en verzoekt om toevertrouwing aan haar, waarbij zij stelt dat de man haar in het verleden heeft mishandeld en dat zij zich zorgen maakt over de sociale ontwikkeling van de minderjarige als deze bij de man zou verblijven. De rechtbank overweegt dat de vrouw in de huwelijkse periode de meeste zorg voor de minderjarige heeft gedragen en dat de minderjarige inmiddels goed geïntegreerd is in de Spaanse omgeving. De rechtbank wijst het verzoek van de man af en kent de toevertrouwing aan de vrouw toe.

Daarnaast hebben beide partijen verzocht om het paspoort van de minderjarige in hun beheer te krijgen. De rechtbank wijst deze verzoeken af, omdat deze niet onder de voorlopige voorzieningen vallen zoals opgenomen in de wet. De rechtbank bepaalt verder dat de man het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning krijgt, met de verplichting voor de vrouw om deze te verlaten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
voorlopige voorzieningen/tegenspraak
zaak-/rekestnr.: 189389 / FA RK 12-368
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 29 februari 2012
in de zaak van:
[naam man],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M. Bootsma, kantoorhoudende te Haarlem,
tegen
[naam vrouw],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. C.J.H.E. Jeurissen, kantoorhoudende te Breda.
1 Procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlage, van de man van 3 februari 2012, ingekomen op dezelfde datum;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de man van 10 februari 2012;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de man van 13 februari 2012;
- de producties, ingediend door de advocaat van de man op 14 februari 2012;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vrouw van
13 februari 2012, ingekomen op 14 februari 2012.
1.2 De enkelvoudige behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van
15 februari 2012 in aanwezigheid van partijen, de man bijgestaan door mr. M. Bootsma en de vrouw door mr. C.J.H.E. Jeurissen.
1.3 De rechter heeft na afloop van de zitting besloten een meervoudige beschikking te wijzen, gelet op de complexiteit van de zaak.
2 Beoordeling
bevoegdheid
2.1 De vrouw heeft primair aangevoerd dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om te oordelen over het verzoek van de man de minderjarige aan hem toe te vertrouwen, omdat de minderjarige haar gewone verblijfplaats in Spanje heeft. Volgens de vrouw was er al in juni/juli 2011 sprake van een mogelijke verhuizing naar Spanje en is zij uiteindelijk op 30 januari 2012 samen met de minderjarige naar Spanje vertrokken. Op 31 januari 2012 zijn zij ingeschreven in het bevolkingsregister van Spanje, op 1 februari 2012 zijn zij geregistreerd bij een Spaanse zorgverzekeraar en de minderjarige gaat sinds 31 januari 2012 in Spanje naar school. Zowel de vrouw als de minderjarige hebben de Spaanse nationaliteit en spreken vloeiend Spaans. Derhalve was de gewone verblijfplaats van de minderjarige op 3 februari 2012 in Spanje, aldus de vrouw.
2.2 De man heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd en heeft gesteld dat de minderjarige in Nederland naar school en de naschoolse opvang gaat en daarnaast naar gymnastiek en dansles gaat. Tot 30 januari 2012 ging de minderjarige nog in Nederland naar school. De vrouw is vervolgens met de minderjarige van de één op de andere dag naar Spanje vertrokken zonder overleg en toestemming van de man. Volgens de man was het de bedoeling van partijen dat de minderjarige in Nederland zou opgroeien en dus ook dat het hoofdverblijf van de minderjarige in Nederland zou zijn.
2.3 Een beslissing op het verzoek van de man valt aan te merken als een maatregel betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid. Ingevolge artikel 8 lid 1 van de EG-Verordening nr. 2201/2003 van 27 november 2003 zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.
2.4 In het arrest van het EG Hof van Justitie van 2 april 2009 (zaak C-523/07) heeft het hof overwogen dat het begrip “gewone verblijfplaats” aldus moet worden uitgelegd dat deze verblijfplaats de plaats is die een zekere integratie van het kind in een sociale en familiale omgeving tot uitdrukking brengt. Daartoe moet onder meer rekening worden gehouden met de duur, de regelmatigheid, de omstandigheden en de redenen van het verblijf op het grondgebied van een lidstaat en van de verhuizing van het gezin naar die staat, de nationaliteit van het kind, de plaats waar en de omstandigheden waaronder het naar school gaat, de talenkennis en de familiale en sociale banden van het kind in die staat. Het is aan de nationale rechter om de gewone verblijfplaats van het kind te bepalen, rekening houdend met alle feitelijke omstandigheden die eigen zijn aan elke zaak.
2.5 Weliswaar is de vrouw met de minderjarige op 30 januari 2012 naar Spanje verhuisd, gaat de minderjarige sinds 31 januari 2012 in Spanje naar school en verblijft de minderjarige derhalve ten tijde van het indienen van het verzoekschrift niet meer in Nederland, de rechtbank is echter gelet op het zeer geringe tijdsverloop sinds de verhuizing en het feit dat de minderjarige nog steeds staat ingeschreven in Nederland van oordeel dat nog geen sprake is van een bestendig gewoon verblijf van de minderjarige in Spanje, althans niet van zodanige aard dat de rechtsmacht zou zijn overgegaan naar de Spaanse rechter. Dit geldt temeer nu de minderjarige sinds haar geboorte tot 30 januari 2012 in Nederland heeft gewoond. De rechtbank is derhalve bevoegd ter zake het onderhavige verzoek.
toevertrouwing minderjarige
2.6 De man heeft verzocht te bepalen dat de minderjarige aan hem wordt toevertrouwd. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat partijen tijdens het huwelijk de zorg- en opvoedingstaken gelijkelijk hebben verdeeld en dat hij goed in staat is voor de minderjarige te zorgen. De man is vier dagen per week werkzaam bij het [naam werkgever] en heeft de mogelijkheid om deels thuis te werken. Ten aanzien van de overige drie werkdagen kan de moeder van de man de minderjarige opvangen.
De man heeft voorts gesteld dat de vrouw op 30 januari 2012 zonder overleg met of toestemming van de man met de minderjarige naar Spanje is vertrokken met de bedoeling daar te gaan wonen. Sinds dit moment heeft er geen omgang meer met de minderjarige plaatsgevonden.
De man heeft zich op het standpunt gesteld dat hij eerder, in juli 2011, door de vrouw onder druk is gezet om een overeenkomst te tekenen, waarin staat dat de vrouw met de minderjarige naar Spanje mocht vertrekken indien het tussen partijen tot een scheiding zou komen. De man heeft, onder andere doordat hij vermoedelijk lijdt aan het Syndroom van Asperger, de reikwijdte van die overeenkomst niet kunnen overzien. De man heeft daarom buiten rechte de vernietiging van deze overeenkomst door zijn advocaat laten inroepen op grond van dwaling, bedreiging, bedrog dan wel misbruik van omstandigheden.
2.7 De vrouw heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd en heeft op haar beurt verzocht om toevertrouwing van minderjarige. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de situatie tussen partijen in juni 2011 is verslechterd en dat de man de vrouw toen ernstig heeft mishandeld in het bijzijn van de minderjarige. Op 16 juni 2011 zijn partijen vervolgens naar een mediator gegaan en daar hebben zij een overeenkomst op laten stellen, waarin werd vermeld dat de man instemt met een verhuizing naar Spanje in het geval partijen zouden overgaan tot een verbreking van de relatie. Toen de situatie in november 2011 opnieuw escaleerde, heeft de vrouw de man verteld dat zij wenste te scheiden. Tot en met januari 2012 heeft de man aangegeven akkoord te gaan met de verhuizing naar Spanje. De vrouw is hierop op 30 januari 2012 naar Spanje verhuisd.
De vrouw heeft voorts aangegeven dat de man vermoedelijk aan het Syndroom van Asperger lijdt en dat zij zich ernstige zorgen maakt om de sociale ontwikkeling van de minderjarige indien zij aan de man zou worden toevertrouwd. De man is als gevolg van deze stoornis vlug geïrriteerd in geval van drukte, waardoor er vrijwel nooit kinderen werden uitgenodigd voor de minderjarige. De vrouw stelt dat zij altijd degene is geweest die de minderjarige heeft meegenomen naar cursussen, activiteiten en de familie van de man en ook thuisbleef als de minderjarige ziek was. Voorts heeft de vrouw aangegeven dat de minderjarige niet uit haar vertrouwde omgeving is weggerukt, omdat zij bijna dagelijks telefonisch contact had met haar Spaanse familie en meerdere malen per jaar naar Spanje op bezoek ging bij de familie.
De rechtbank overweegt als volgt:
2.8 Gebleken is dat partijen na een ruzie in mei 2011 op 16 juni 2011 naar een mediator zijn gegaan. Op 1 juli 2011 hebben partijen na tussenkomst van de mediator een overeenkomst gesloten, waarin onder andere is opgenomen dat de man in het geval partijen overgaan tot een feitelijke verbreking van de relatie er mee instemt dat de vrouw met de minderjarige naar Spanje migreert.
In het kader van de voorlopige voorzieningen is de rechtbank voorshands niet gebleken van een wilsgebrek bij de man ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, zodat de rechtbank er vooralsnog vanuit gaat dat deze overeenkomst rechtsgeldig is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de overeenkomst tot stand is gekomen na tussenkomst van een advocaat/mediator en dat moet worden aangenomen dat de advocaat/mediator partijen heeft voorgelicht over de strekking van deze overeenkomst, nog daargelaten dat die strekking in de overeenkomst is vermeld. Hoewel de man mogelijk lijdt aan het Syndroom van Asperger, belet hem dit niet om vier dagen per week werkzaam te zijn op het [naam werkgever], zodat hij ook in staat geacht moet worden de overeenkomst te begrijpen. Bovendien heeft de vrouw in november 2011 definitief aangegeven te willen scheiden en heeft de man pas na het vertrek van de vrouw en de minderjarige naar Spanje gesteld dat de overeenkomst niet rechtsgeldig zou zijn.
2.9 De rechtbank is, gelet op het feit dat de vrouw in de huwelijkse periode het grootste deel van de verzorging en opvoeding van de minderjarige voor haar rekening heeft genomen, van oordeel dat de minderjarige aan de vrouw dient te worden toevertrouwd. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat partijen bij de totstandkoming van voornoemde overeenkomst het belang van de minderjarige voor ogen hebben gehad.
Hoewel het de rechtbank ongewenst voorkomt dat de vrouw de minderjarige van de één op de andere dag heeft meegenomen naar Spanje, waarbij zij de band met de man en de sociale omgeving van de minderjarige, zoals de school en vriendinnen, abrupt heeft afgesneden en er geen afscheid heeft plaatsgevonden tussen de vader en de minderjarige, maakt dat de beslissing niet anders. Daarbij is van belang dat de minderjarige bekend is met de familie in Spanje, omdat zij meermalen per jaar bij de familie op bezoek ging en zeer regelmatig telefonisch contact had met de familie. Bovendien heeft de minderjarige de Spaanse nationaliteit, spreekt zij vloeiend Spaans en gaat zij inmiddels in Spanje naar school. Het verzoek van de vrouw tot toevertrouwing van de minderjarige aan haar zal derhalve worden toegewezen, onder afwijzing van het verzoek van de man.
echtelijke woning
2.10 De man heeft tevens verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De vrouw heeft gesteld dat, indien de minderjarige aan haar wordt toevertrouwd en met haar in Spanje mag verblijven, zij akkoord is met te toewijzing van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de man. De rechtbank zal daarom het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de man toekennen.
omgangsregeling
2.11 Hoewel de man geen omgangsregeling heeft verzocht, is dit ter zitting wel uitgebreid besproken. De vrouw heeft, in het geval de minderjarige aan haar wordt toevertrouwd en zij met de minderjarige in Spanje zal verblijven, aangeboden om voor de duur van de voorlopige voorzieningen eenmaal per maand gedurende een week met de minderjarige naar Nederland te komen, zodat de man en de minderjarige omgang met elkaar kunnen hebben. De vrouw heeft daarbij aangegeven dat zij voldoende financiële mogelijkheden heeft om dit te realiseren en dat de minderjarige totdat zij vijf jaar oud is nog niet verplicht naar school hoeft in Spanje. Daarnaast hebben partijen afgesproken dat de man enige malen per week telefonisch contact (al dan niet via Skype) met de minderjarige kan hebben.
paspoort
2.12 Partijen hebben voorts beiden verzocht te bepalen dat het paspoort van de minderjarige in hun beheer komt.
De rechtbank overweegt daartoe dat deze verzoeken in het kader van de voorlopige voorzieningen procedure niet voor toewijzing in aanmerking komen, nu een dergelijke voorziening niet is opgenomen in de limitatieve opsomming van de door de rechter te treffen voorlopige voorzieningen in artikel 822 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank zal deze verzoeken daarom afwijzen.
3 Beslissing
De rechtbank:
3.1 Bepaalt dat de minderjarige [naam]:
- [naam minderjarige], geboren op [datum] 2007 in de gemeente [plaats],
wordt toevertrouwd aan de vrouw, met bevel tot afgifte van de minderjarige, indien deze niet reeds in de macht van de vrouw mocht zijn.
3.2 Bepaalt dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedelgoederen aan de [adres], met bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden.
3.3 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
3.4 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.R. Cox, als voorzitter, en mrs. M.T. Hoogland en M. Flipse, als leden van deze kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Blijleven en in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2012.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.