ECLI:NL:RBHAA:2012:BV9752

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
180265 - HA ZA 11-474
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid huurder voor illegale elektriciteitsafname ten behoeve van hennepkwekerij

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem, staat de aansprakelijkheid van de gedaagde huurder centraal. De eiser, Liander N.V., heeft de gedaagde aangesproken op zijn zorgplicht uit hoofde van de met hen gesloten overeenkomst, nadat in de loods van de gedaagde een hennepkwekerij werd aangetroffen. De feiten van de zaak zijn als volgt: de gedaagde was huurder van een perceel grond met woning en loods, waar op 29 juli 2008 door de politie een inval werd gedaan. Tijdens deze inval werd een hennepplantage ontdekt, en uit onderzoek van Liander bleek dat de elektriciteit voor deze plantage illegaal werd afgenomen. Liander heeft de gedaagde aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden door deze illegale afname van elektriciteit, en vorderde betaling van een bedrag van € 52.803,49, vermeerderd met rente en kosten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn zorgplicht. De gedaagde voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de hennepplantage en dat hij geen illegale elektriciteit afnam. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de gedaagde als contractant verantwoordelijk was voor de aansluiting en de meetinrichting. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet had aangetoond dat hij aan zijn zorgplicht had voldaan en dat hij niet had gereageerd op de vordering van Liander. De rechtbank heeft de vordering van Liander toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

In reconventie heeft de gedaagde een vordering ingesteld tegen Liander, maar deze werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat Liander niet onrechtmatig had gehandeld en dat de gedaagde niet had aangetoond dat hij schade had geleden door het handelen van Liander. De rechtbank heeft de gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 180265 / HA ZA 11-474
Vonnis van 8 februari 2012
in de zaak van
de naamloze vennootschap LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. G.H. Fijma.
Partijen zullen hierna Liander en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 oktober 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 24 november 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [Gedaagde] was huurder van een perceel grond met woning (hierna: de woning) en loods (hierna: de loods), staande en gelegen aan de [adres] te [plaats]. Liander heeft per 1 februari 2007 [gedaagde] op dit adres als klant geregistreerd.
2.2. Op 29 juli 2008 doet de politie een inval op het adres van [gedaagde] en treft in de loods een hennepplantage aan. Uit het daaropvolgende onderzoek van de fraudespecialist van Liander is naar voren gekomen dat de voor deze hennepplantage verbruikte elektriciteit niet door de elektriciteitsmeter ter plaatse is geregistreerd en dat de zegels van de hoofdaansluitkast en de daarboven gemonteerde railkast vervalst waren en voorts dat in de railkast een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Aan de hand van dit onderzoek is een factuur opgesteld en aan [gedaagde] verzonden.
2.3. In de Algemene Voorwaarden 2006 van Liander is, onder meer, het volgende bepaald:
Artikel 4.2
De contractant is gehouden, voor zover zulks redelijkerwijs nodig is, aan de netbeheerder zijn medewerking te verlenen bij de toepassing en uitvoering van het in de aansluit- en transportovereenkomst bepaalde en de controle op de naleving daarvan, en wel in het bijzonder door:
a. de netbeheerder zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen van door hem waargenomen of vermoede schade, gebreken of onregelmatigheden in het in het perceel aanwezige gedeelte van de aansluiting en/of de meetinrichting, verbreking van de verzegeling daaronder begrepen;
b. (…)
Artikel 4.3
De contractant is gehouden het redelijkerwijs mogelijke te doen om schade aan het in het perceel aanwezige gedeelte van de aansluiting en/of de meetinrichting te voorkomen.
Artikel 4.7
Indien de contractant toerekenbaar in strijd heeft gehandeld met een in dit artikel bedoelde verplichting, kan de netbeheerder hem indien er (mede) sprake is van niet door de meetinrichting geregistreerde energie een boete opleggen als is bepaald in het tarievenblad en in andere gevallen een boete van ten hoogste euro 135,- (…) per strijdige handeling.
In plaats van een boete kan de netbeheerder betaling van de kosten van transport vorderen en/of de kosten van de geschatte feitelijke levering in rekening brengen en/of schadevergoeding verlangen.
Het voorgaande laat het recht van de netbeheerder op het geheel of gedeeltelijk wegnemen van de aansluiting en/of het de-activeren van de aansluiting onverlet.
2.4. In de Netcode Electriciteit, vastgesteld door de NMa, is, onder meer, het volgende bepaald:
Artikel 2.1.2.3
Verzegelingen die door of vanwege de netbeheerder zijn aangebracht op de meetinrichting of
op delen van de aansluiting worden niet geschonden of verbroken tenzij de netbeheerder
uitdrukkelijk toestemming geeft tot het verbreken van de verzegeling.
Artikel 2.1.2.4
De aangeslotene is gehouden alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem verwacht
kunnen worden om schade aan het in het perceel aanwezige gedeelte van de aansluiting te
voorkomen.
Artikel 2.1.3.1
Tenzij op grond van deze regeling anders is bepaald, heeft aangeslotene de plicht heeft te zorgen voor comptabele meting bij het overdrachtspunt van de netaansluiting, met in achtneming van de Meetcode Elektriciteit.
2.5. In antwoord op een brief van de advocaat van [gedaagde] van 13 augustus 2008 reageert Liander bij brief van 9 september 2008, waarin een toelichting wordt verstrekt en Liander [gedaagde] aansprakelijk stelt voor de door Liander als gevolg van de illegaal afgenomen elektriciteit geleden schade voor een bedrag van € 62.836,13 (€ 47.023,54 + kosten onderzoek € 5.779,95, vermeerderd met BTW). Liander sommeert [gedaagde] binnen veertien dagen het verschuldigde bedrag te voldoen.
2.6. Door beide partijen is vervolgens uitvoerig (ook confraterneel) gecorrespondeerd.
2.7. [Gedaagde] heeft geen betalingen aan Liander verricht.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Liander vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 52.803,49, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [Gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. [Gedaagde] vordert samengevat - veroordeling van Liander tot betaling van € 6.726,56, vermeerderd met rente en kosten.
3.5. Liander voert verweer.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Liander legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] als contractuele wederpartij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst, meer in het bijzonder de artikelen 4.2, 4.3, 4.6 en 4.7 van de toepasselijke algemene voorwaarden en de tussen Liander als netbeheerder en [gedaagde] als afnemer geldende Netcode onder de artikelen 2.1.3.1, 2.1.2.3 en 2.1.2.4. Liander stelt dat [gedaagde] de zorgplicht draagt voor de aansluiting en meetinrichting en wijst op de constateringen in het frauderapport. Als contractant, aldus Liander, is [gedaagde] op grond van artikel 4.7 gehouden de gefactureerde transportkosten (€ 8.595,31), de kosten van de feitelijk geleverde elektriciteit (€ 34.152,38), energiebelasting (€ 4.275,85) en de onderzoeks- en af/aansluitkosten (€ 5.779,95) te vergoeden. Liander vordert primair nakoming van deze verplichtingen en subsidiair vergoeding van alle geleden schade op grond van artikel 6:74 BW. Meer subsidiair stelt Liander dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld.
4.2. [Gedaagde] betwist dat hij aansprakelijk kan worden gehouden voor schade die Liander stelt te hebben geleden als gevolg van de afname van illegale elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage op het door hem gehuurde perceel. [Gedaagde] betwist niet dat hij de contractant van Liander was, maar voert aan dat de loods waarin de hennepplantage is aangetroffen weliswaar tot hem door hem gehuurde perceel behoort, maar dat hij deze loods nimmer heeft gebruikt en geen wetenschap had van een daarin gevestigde hennepplantage. Deze loods, aldus [gedaagde], is in gebruik gebleven bij de eigenaar van het perceel. [Gedaagde] voert aan dat hij de hem normaal in rekening gebrachte stroom betaalde en stelt derhalve niet te hebben kunnen weten, aan de hand van die elektrarekeningen, dat er illegaal elektriciteit van zijn aansluiting werd afgetapt.
[Gedaagde] betwist dat op de overeenkomst met Liander algemene voorwaarden van toepassing zijn, nu deze voorwaarden nimmer aan hem ter hand zijn gesteld. Voor zover die algemene voorwaarden een beding bevatten waarin [gedaagde] aansprakelijk kan worden gehouden voor schade die voortvloeit uit een onrechtmatige daad door derden gepleegd, is een dergelijk beding, aldus [gedaagde], onredelijk bezwarend en daarmee vernietigbaar dan wel van rechtswege nietig.
Voorts voert [gedaagde] aan dat Liander, ondanks diverse verzoeken zijnerzijds, niet voldoet aan haar substantiëringsplicht en weigert in te gaan op zijn weren. [Gedaagde] heeft ter zake een reconventionele vordering ingesteld.
4.3. De rechtbank is, anders dan [gedaagde], van oordeel dat Liander aan haar substantiëringsplicht heeft voldaan. In de bij conclusie van antwoord overgelegde brief van 9 september 2008 is Liander uitvoerig ingegaan op de wijze waarop de berekening van het op de factuur vermelde bedragen tot stand is gekomen en een beroep gedaan op vergoeding daarvan op grond van een toerekenbare tekortkoming. Ook in de navolgende correspondentie – voor zover in het geding gebracht – is dit standpunt door Liander ingenomen, waarbij in de overgelegde brief van 13 juli 2009 een uiteenzetting is gegeven over de artikelen in de algemene voorwaarden en de toepasselijkheid daarvan. Vervolgens heeft Liander in de dagvaarding in een 30-tal pagina’s uiteengezet welke verplichtingen een netbeheerder en een contractant hebben en welke gevolgen dat heeft, onder vermelding van de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften en wettelijke bepalingen, op grond waarvan de algemene voorwaarden toepasselijk zijn, een en ander met verwijzing naar de jurisprudentie. Daarbij heeft Liander gespecificeerd op welke wijze zij de door [gedaagde] te vergoeden kosten heeft berekend en de grondslag van haar vordering nader gespecificeerd. De dagvaarding voldoet aan de in artikel 111 Rv gestelde eisen.
4.4. De eerste vraag die moet worden beantwoord is of de algemene voorwaarden en de Netcode op de onderhavige overeenkomst van toepassing zijn. [gedaagde] erkent dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, maar betwist de toepasselijkheid van de door Liander gehanteerde algemene voorwaarden en voert daartoe aan dat deze voorwaarden niet vooraf aan hem ter hand zijn gesteld en hij daarvan redelijkerwijs geen kennis heeft kunnen nemen. Dit verweer wordt verworpen. Liander heeft bij dagvaarding uitvoerig uiteengezet op welke wijze de overeenkomsten met de afnemers tot stand komen, namelijk via de stroomleverancier, zodat met de afnemers afzonderlijk geen schriftelijke overeenkomsten worden aangegaan en in dat kader ook geen ter hand stelling van haar voorwaarden geschiedt aan de individuele afnemers. Voorts heeft Liander uiteengezet op welke wijze haar voorwaarden bekend gemaakt worden (via verschillende media), dat deze voorwaarden eenvoudig via haar website zijn te raadplegen, en dat deze voorwaarden gelijkluidend zijn aan die van de andere netbeheerders in Nederland. Tevens wijst Liander erop dat zij een dienstverrichter is zoals bedoeld in artikel 6:230a BW en ingevolge artikel 6:230b onder 8 juncto artikel 6:230c onder 3 BW haar algemene voorwaarden elektronisch toegankelijk mag maken. [Gedaagde] heeft deze stellingen onweersproken gelaten.
Met Liander is de rechtbank van oordeel dat – gelet op de wijze van totstandkoming van de overeenkomst met afnemers zoals [gedaagde] – het in het onderhavige geval redelijkerwijs niet mogelijk is voor of bij het sluiten van de overeenkomst de algemene voorwaarden ter hand te stellen. Daarbij heeft te gelden dat Liander heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 6:234 BW en [gedaagde] een redelijke mogelijkheid heeft geboden tijdig van haar algemene voorwaarden kennis te nemen. Voor vernietiging van de door Liander ingeroepen bedingen is op deze grond geen plaats.
4.5. Ter zake van de algemene voorwaarden heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat voor zover er een beding is dat hem aansprakelijk houdt voor schade door onrechtmatig handelen door derden, dit beding nietig is dan wel vernietigbaar. [gedaagde] heeft zijn stelling niet nader onderbouwd en verzuimt aan te geven op welk beding hij precies doelt.
Liander beroept zich op de onder 2.3 vermelde artikelen uit de algemene voorwaarden, als ook uit de aard van de overeenkomst tussen partijen, waar uit voortvloeit dat op [gedaagde], als afnemer en contractant, de verplichting rust zorg te dragen en toe te zien op een correct gebruik van de aansluiting en de meetinrichting, welke zich ook in de macht van [gedaagde] bevinden. Gesteld noch gebleken is dat een dergelijk toezicht op de aansluiting en meetinrichting voor [gedaagde] onmogelijk was. [gedaagde] verzuimt aan te geven op grond waarvan dit onredelijk bezwarend zou zijn, in die zin dat een betreffend beding nietig is, dan wel moet worden vernietigd. Dit verweer faalt.
4.6. [Gedaagde] voert nog aan dat hij niet bekend was met een hennepplantage en ook niet wist dat er van zijn aansluiting illegaal elektriciteit werd afgetapt. Voor zover [gedaagde] hiermee bedoeld een beroep op overmacht te doen, faalt ook dit verweer. Het feit dat [gedaagde] de loods door een ander laat gebruiken, doet niet af aan de zorgplicht van [gedaagde] ten aanzien van de aansluiting en/of de meetinrichting, zoals vastgelegd in de algemene voorwaarden. De gevolgen van die keuze komen voor rekening van [gedaagde]. Voorts heeft het volgende te gelden. [gedaagde] heeft zelf een proces-verbaal overgelegd waarin zijn buurvrouw [A], onder meer, verklaart dat zij en haar man wisten dat er een hennepkwekerij was op het perceel van [gedaagde] en dat er “om de zoveel tijd een klein wit bestelautootje het terrein van [gedaagde] opreed” en dat haar man dan zei: “Kijk daar zijn de knippers weer”. Nu [gedaagde] zelf op het perceel woonachtig was, is niet aannemelijk geworden dat hem – anders dan zijn buren – redelijkerwijs helemaal niets zou zijn opgevallen. [Gedaagde] heeft hiervoor ook geen verklaring gegeven.
4.7. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van zijn zorgplicht uit hoofde van de met Liander gesloten overeenkomst. Op grond daarvan is Liander gerechtigd nakoming te vorderen van de in deze overeenkomst c.q. de in de algemene voorwaarden geregelde gevolgen van deze tekortkoming.
4.8. Liander heeft zowel in de correspondentie (o.a. de brief van 9 september 2008) als in de dagvaarding uiteengezet hoe de gevorderde hoofdsom ad € 52.803,49 (€ 47.023,54 aan verbruikte elektriciteit en € 5.779,95 aan gemaakte kosten ex artikel 10 van de algemene voorwaarden) is berekend.
[Gedaagde] betwist de omvang van het gevorderde bedrag en wijst daarbij op hetgeen daaromtrent in de confraternele correspondentie is aangevoerd. Het staat vast dat deze confraternele correspondentie geen deel uitmaakt van het onderhavige procesdossier. De rechtbank heeft van de gestelde inhoudelijke betwisting dan ook geen kennis kunnen nemen. Ter gelegenheid van de comparitie heeft de raadsman van [gedaagde] desgevraagd bevestigd dat een inhoudelijke betwisting van het gevorderde bedrag niet is terug te vinden in de conclusie van antwoord. Het lag op de weg van [gedaagde] om – tegenover het overgelegde rapport van de fraude-expert van Liander en de nadien gegeven toelichtingen daarop – middels een met redenen omklede conclusie van antwoord (zie artikel 128 lid 3 Rv) de (omvang van de) door Liander gevorderde hoofdsom gemotiveerd te betwisten, hetgeen hij heeft nagelaten. Voorafgaand aan de comparitie heeft [gedaagde] nog een brief van [B] van Neveships (1 pagina) in de procedure gebracht. Echter, deze brief leidt niet tot een ander oordeel. [B] zelf geeft in deze brief aan dat hij de complete stukken nog niet heeft bestudeerd, dat hij met zijn boerenverstand denkt en geen verstand heeft van kweken [rechtbank: van hennepplanten]. Voorts concludeert [B] dat hij eerst wat duidelijkheid omtrent alle berekeningen en gegevens nodig heeft voordat hij een goed oordeel kan geven.
[Gedaagde] heeft voorts nog gewezen op stukken in het strafdossier waar een ander beeld uit naar voren zou komen. Ook hier heeft te gelden dat die stukken geen deel uitmaken van het onderhavige procesdossier en derhalve niet in de beoordeling kunnen worden betrokken.
De conclusie is dat volstrekt onduidelijk is gebleven wat de weren van [gedaagde] tegen de gevorderde hoofdsom betreffen. Nu van een gemotiveerde betwisting van de stellingen en vordering van Liander geen sprake is, kan het gevorderde bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 januari 2010.
4.9. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Liander worden begroot op:
- dagvaarding € 93,79
- griffierecht 1.181,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.062,79
in reconventie
4.10. [Gedaagde] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Liander misbruik van procesrecht maakt en onrechtmatig handelt door onnodig en buitenproportioneel procesgedrag, als gevolg waarvan hij schade heeft geleden. Liander weigert, aldus [gedaagde], stelselmatig te specificeren waarop zij haar vordering grondt en weigert voorts op zijn argumenten in te gaan. [Gedaagde] stelt ook dat Liander zich in de strafprocedure had dienen te voegen. De door [gedaagde] gestelde schade bestaat uit de door zijn advocaten in rekening gebrachte kosten (€ 2.994,56 + € 2.975,00) en de eigen bijdrage voor een toevoeging in de onderhavige procedure (€ 757,00).
Liander heeft de vordering van [gedaagde] gemotiveerd betwist.
4.11. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat Liander onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld. Alhoewel de rechtbank niet beschikt over de complete correspondentie tussen partijen, valt uit de wel in het procesdossier gevoegde stukken op te maken dat Liander reeds bij brief van 9 september 2008 uitvoerig uiteen heeft gezet hoe de factuur is samengesteld en waarop deze is gebaseerd, waarbij onder het kopje ‘aansprakelijkheid’ is aangegeven op welke grondslag zij [gedaagde] aansprakelijk houdt. Dit is, voor zover dit uit de in het procesdossier aanwezige correspondentie blijkt, herhaald in brieven van 19 januari, 25 mei en13 juli 2009 als ook in een brief van 15 maart 2010.
Het feit dat [gedaagde] het standpunt van Liander niet deelt, kan niet tot de conclusie leiden dat Liander onrechtmatig jegens hem handelt door vast te houden aan het door haar ingenomen standpunt. Liander heeft meerdere malen [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om een betalingsregeling te treffen, ook nog bij brief van 8 juli 2010. Dit heeft niet tot enige betaling door [gedaagde] geleid. Van een rauwelijks dagvaarden of onnodig en buitenproportioneel procesgedrag is bepaald geen sprake. Voorts heeft te gelden dat het, anders dan [gedaagde] kennelijk veronderstelt, Liander vrij staat haar vordering aan de civiele rechter voor te leggen. Er bestaat voor een benadeelde geen verplichting om zich als zodanig in een strafprocedure te voegen. De vordering van [gedaagde] wordt afgewezen.
4.12. [Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Liander worden begroot op:
- salaris advocaat 384,00 (2 punten × factor 0,5 × tarief € 384,00)
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Liander te betalen een bedrag van € 52.803,49 (tweeënvijftig duizendachthonderddrie euro en negenenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 28 januari 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Liander tot op heden begroot op € 3.062,79, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4. verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
5.5. wijst de vorderingen af,
5.6. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Liander tot op heden begroot op € 384,00,
5.7. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2012.?