ECLI:NL:RBHAA:2012:BV7934

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/790013-11 en 15/761072-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van minderjarige verdachte in overvalzaken op juwelier en levensmiddelenwinkel

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 5 maart 2012 uitspraak gedaan in de strafzaken tegen een minderjarige jongen, die werd verdacht van betrokkenheid bij een overval op een juwelier en een levensmiddelenwinkel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er wel aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte, maar dat deze niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. Het wettig en overtuigend bewijs ontbrak, wat leidde tot de vrijspraak.

De eerste zaak betrof een overval op een juwelier in Haarlem op 27 oktober 2010, waarbij de verdachte samen met anderen juwelen had gestolen. De rechtbank concludeerde dat de bewijsvoering, waaronder telefoongesprekken en DNA-analyses, niet voldoende was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank merkte op dat vermoedens en hypotheses niet voldoende zijn voor een veroordeling.

In de tweede zaak werd de verdachte beschuldigd van een overval op een levensmiddelenwinkel in Amsterdam op 8 maart 2008. Ook hier ontbrak het aan wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank stelde vast dat de DNA-match met een bivakmuts niet voldoende was om de verdachte te verbinden aan de overval, aangezien er geen andere concrete feiten waren die zijn betrokkenheid konden aantonen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van de feiten afgewezen en de verdachte vrijgesproken van beide feiten. De benadeelde partij in de tweede zaak werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/790013-11 en 15/761072-11 (gevoegd ter terechtzitting)
Uitspraakdatum: 5 maart 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 7 oktober 2011, 14 oktober 2011, 5 januari 2012, 10 februari 2012 en 20 februari 2012 in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [detentieadres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
(15/790013-11)
hij op of omstreeks 27 oktober 2010 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid (gouden) juwelen (met een gezamenlijk gewicht van (ongeveer) 5600 gram), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam juwelier] (gevestigd aan [a-straat]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die juwelen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (te weten het met (een) hamer(s) en/of (andere) zware en/of harde voorwerp(en) inslaan van één of meer vitrinekast(en) waarin die juwelen zich bevonden), en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of in de [a-straat] aanwezig (winkelend) publiek, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met één of meer van zijn mededader(s), met/op een motorscooter en/of een motor is/zijn gegaan naar die juwelier, waarna verdachte en/of zijn mededader(s):
- met een helm en/of een shawl en/of een pet op/over zijn/hun gezicht en/of hoofd, in elk geval met (deels) bedekt(e) gezicht(en), die juwelier is/zijn binnengegaan, en/of
- daarbij één of meer vuurwapen(s) en/of (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben vastgehouden en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of heeft/hebben geroepen tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] "bukken, bukken", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- met één of meer hamer(s) en/of (andere) zware en/of harde voorwerp(en) meerdere, althans één vitrine(s) heeft/hebben ingeslagen, en/of - (buiten in de [a-straat]) één of meer vuurwapen(s) en/of (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) zichtbaar voor het aldaar aanwezige (winkelend) publiek heeft/hebben vastgehouden en/of in de lucht gehouden, en/of
- dat/die vuurwapen(s) en/of op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4], en/of
- op die motorscooter en/of die motor is/zijn gestapt en met (zeer) hoge snelheid is/zijn gaan rijden en/of daarbij die [slachtoffer 5] (die één van de overvallers vasthield) heeft/hebben meegesleept (waardoor/waarbij die [slachtoffer 5] ten val is gekomen);
Feit 2
(15/761072-11)
hij op of omstreeks 8 maart 2008 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (in totaal) ongeveer E 100,-, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, terwijl hij/zij zijn/hun gezicht/gelaat had/hadden bedekt met een bivakmuts
- de levensmiddelenwinkel van die [slachtoffer 6] is/zijn binnen gegaan en/of (vervolgens)
- heeft/hebben geroepen/geschreeuwd "Geld, geld, geld" en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 6] met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd
heeft/hebben geslagen.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de gevoegde zaken, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte met betrekking tot feit 1, onder toepassing van het meerderjarigenstrafrecht ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met betrekking tot feit 2, onder toepassing van het minderjarigenstrafrecht, tot één jaar jeugddetentie. Daarnaast vordert hij ter zake van feit 2 toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor een bedrag van € 2.380,- en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte met betrekking tot beide feiten ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Ten aanzien van feit 1
Aan verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij tezamen met anderen juwelierszaak [naam juwelier] te Haarlem op 27 oktober 2010 heeft overvallen.
Op basis van CIE informatie met betrekking tot deze overval is telefoonnummer [telefoonnummer 2] van een zekere [A.] naar voren gekomen.
Enkele maanden eerder, op 18 juni 2010, werd een overval gepleegd op de juwelierszaak [naam juwelier 2] aan de [c-straat] te Amsterdam. In dat kader heeft van 6 oktober 2010 tot en met 3 november 2010 een telefoontap gelopen op het telefoonnummer [telefoonnummer 1], dat bij medeverdachte [medeverdachte 1] in gebruik zou zijn. Er is toestemming verleend deze gegevens ook in het onderhavige onderzoek te gebruiken. Vervolgens zijn de getapte telefoongesprekken in het kader van het onderhavige onderzoek opnieuw uitgeluisterd.
De telefoon van [medeverdachte 1] straalt op 29 oktober 2009, twee dagen na de overval op juwelier [naam juwelier], tussen 14:26 uur en 16:29 uur zendmasten in 's-Hertogenbosch aan.
Tussen 16:00 uur en 16:53 uur heeft [medeverdachte 1] een aantal maal telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte 2]. Tijdens deze gesprekken zegt [medeverdachte 1] dat er "56" wordt betaald. Hiermee wordt meer dan vermoedelijk € 56.000,- bedoeld, wat zou corresponderen met het bedrag dat door juwelier [naam juwelier 3] te 's-Hertogenbosch is betaald voor de bij de overval buitgemaakte sieraden. Tevens zegt [medeverdachte 2], tegen [medeverdachte 1] dat hij gewoon iedereen "zijn veertien" moet geven. Op de door verbalisanten uitgelezen camerabeelden van voornoemde overval is te zien dat de overval door vier personen is gepleegd.
Om 16:53 uur belt [medeverdachte 2] weer naar [medeverdachte 1], het gesprek gaat weer over de verdeling van geld en [medeverdachte 2] vraagt op een gegeven moment naar een zekere [A.]. Deze [A.] neemt het toestel over en in dit gesprek wordt wederom gesproken over de verdeling van geld. [Medeverdachte 2] zegt daarbij onder meer tegen [A.] dat hij een kop van hem en een kop van [R] aan snor moet geven.
De stem van [A.] is vergeleken met de stem die in onderhavig onderzoek hoorbaar is op de tapgesprekken van telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Door de politie is op basis daarvan geconcludeerd dat de gebruiker van [telefoonnummer 2] meer dan vermoedelijk dezelfde persoon is als in de gevoerde gesprekken door ene [A.] via het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (zie pagina 801/802, zaaksdossier 2).
Het overnemen van de telefoon door een zekere [voornaam] vindt ook plaats tijdens een telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 29 oktober 2010 om 16:24 uur. Het stemgeluid van [voornaam] in dit gesprek is vergeleken met de audio-opnames van het verhoor van verdachte. Wederom is geconcludeerd dat de stemmen grote gelijkenis met elkaar vertonen en dat de stem op de tap en de stem op de audio-opnames herkenbaar zijn als de stem van verdachte (zie pagina 803/804, zaaksdossier 2). Verdachte is gehoord op 5, 7 en 14 april 2011 en op 9 juni 2011. Overigens is in het proces-verbaal bevindingen hieromtrent niet gerelateerd of de vergelijking al deze verhoren betreft.
Uit de omstandigheid dat degene die het gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] overneemt dezelfde persoon is die te horen is via het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en dus vermoedelijk dezelfde persoon is als verdachte, is geconcludeerd dat het zeer goed mogelijk is dat het verdachte is die het gesprek overneemt, en die blijkbaar voor een kwart deelt in de buit.
Op 11 november 2010 om 14:48 uur wordt de gebruiker van [telefoonnummer 2] tijdens een uitgeluisterd telefoongesprek gebeld door een NN-man die vertelt naar het politiebureau te gaan "voor drie minuutjes met die kankervrouw praten ze komt gisteren naar mijn osso".
Uit de politiesystemen is gebleken dat de politie op 10 november 2010 langs de woning van verdachte is gegaan om hem iets mee te delen. Verdachte was toen niet thuis aangetroffen. Op 11 november is door verdachte naar het bureau Bos en Lommer gebeld met een ander telefoonnummer, op naam van [betrokkene], waarna hij op het bureau is verschenen. Met betrekking tot het uitgeluisterde gesprek van 11 november 2010 is een herstel proces-verbaal opgemaakt. In dit herstel proces-verbaal is gerelateerd dat beller en gebelde in dat gesprek verwisseld zijn. Uit het relaas in dit proces-verbaal is overigens niet eenduidig op te maken wat de strekking van het herstel proces-verbaal is. De vraag blijft of bedoeld is te relateren dat de gebruiker van nummer [telefoonnummer 2] degene is die voor drie minuutjes naar het politiebureau gaat (zie pagina's 796 en 805, zaaksdossier 2).
De telefoon met het nummer [telefoonnummer 2] is tijdens de doorzoeking met betrekking tot de overval op juwelier [naam juwelier] op de slaapkamer van verdachte aangetroffen. Verdachte deelde deze kamer met zijn broers.
Verdachte heeft verklaard dat zijn broer vaste gebruiker is van het nummer [telefoonnummer 2] en dat hij naar zijn weten dit nummer zelf slechts een keer heeft gebruikt. De naam en nadere kenmerken van de stem van deze broer zijn onbekend gebleven.
Hoewel het dossier aldus aanwijzingen bevat voor een bepaalde betrokkenheid van verdachte bij de overval, ontbreekt voor een strafbare betrokkenheid als thans ten laste gelegd het wettig en overtuigend bewijs.
Uit de enkele omstandigheid dat tijdens een telefoongesprek op 29 oktober 2010 tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en een zekere [A.] gesproken wordt over de verdeling van geld, kan niet zonder meer volgen dat verdachte de overval op juwelierszaak [naam juwelier] heeft gepleegd. Nu het dossier voor het overige daartoe geen redengevende, concrete feiten en omstandigheden bevat en vermoedens, aanwijzingen en hypotheses niet voldoende zijn om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, moet verdachte van het hem laste gelegde feit 1 worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2:
Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 ten laste is gelegd. Verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Aan verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij tezamen met anderen op 8 maart 2008 [slachtoffer 6] in zijn winkel te Amsterdam heeft overvallen.
Na de overval op de levensmiddelenwinkel van [slachtoffer 6] is achter de toonbank een zwarte bivakmuts aangetroffen, die volgens deze [slachtoffer 6] afkomstig was van één van de overvallers. Van de bivakmuts is een DNA-spoor bemonsterd waaruit een DNA-profiel is verkregen van een (onbekende) man. Daarnaast zijn in dit DNA-profiel elf additionele, zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar die kunnen duiden op de aanwezigheid van een relatief zeer geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één andere persoon. Deze zwak aanwezige DNA-kenmerken zijn vooralsnog niet onderzocht op reproduceerbaarheid en zijn daarom niet geschikt om te betrekken bij een vergelijkend DNA-onderzoek.
Naar aanleiding van de verdenking jegens verdachte in het onderzoek 12-KM-Paard is bij hem wangslijmvlies afgenomen ter vaststelling van zijn DNA-profiel. Hierbij is een match gevonden met het DNA dat is aangetroffen in de bivakmuts die is gevonden na de overval op de levensmiddelenwinkel.
Naar het oordeel van de rechtbank is de enige objectieve informatie die met de DNA-test is verkregen, dat verdachte de donor kan zijn van het op de bivakmuts aanwezige biologische spoor. Nu het dossier voor het overige geen redengevende, concrete feiten en omstandigheden voor een strafbare betrokkenheid van verdachte bij deze overval bevat, ontbreekt voor het hem onder feit 2 ten laste gelegde feit het wettig en overtuigend bewijs. Verdachte dient derhalve van dit feit te worden vrijgesproken.
5. Benadeelde partij
Nu verdachte ter zake van het hem onder feit 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij niet in zijn vordering worden ontvangen.
6. Beslissing
De rechtbank:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder de feiten 1 en 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Ten aanzien van feit 1
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Ten aanzien van feit 2
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet ontvankelijk in zijn vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. A. Eichperger en mr. K.G. Witteman, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 maart 2012.